Ned /

VedischeFilosofie

De Indiase filosofie begint met de Vedas waar vragen in verband met de natuurwetten, de oorsprong van het heelal en de plaats van de mens daarin worden gesteld. In de beroemde Rig Vedia Hymne van de schepping zegt de dichter:

Waar de hele schepping haar oorsprong heeft,
die het vormde of het niet vormde,
die het al uit de hoogste hemel overziet,
'die weet het - of misschien weet die het niet.''

Modern schilderij van Vyâsa

In de Vedische beschouwingswijze wordt schepping als inherent gezien aan het zelfbewustzijn van het oerwezen Purusha (het mannelijk principe). Dit leidt tot het zoeken naar het ene wezen dat ten grondslag ligt aan de veelheid der empirische fenomenen en aan de oorsprong van alles. Naar de kosmische orde wordt met rta ('rita': gevestigde orde, wet, regel; goddelijke wet, geloof, goddelijke waarheid) gerefereerd en het causale verband heet karma. Dharma is de term voor de rechtschapenheid en religiositeit waarmee de zoeker zijn weg vindt. De natuur (prakriti) heeft drie basishoedanigheden, of geaardheden, (de drie guna's: sattva, rajas, en tamas). In de vedische kennis is er sprake van een fundamentele tweedeling van de geschriften: de s'ruti en de smriti: resp. dat wat rechtstreeks van God werd vernomen en ertoe dient om ritueel met Hem om te gaan en dat wat de herinnering eraan in stand houdt, de manier waarop we eraan moeten denken in beeldspraak. De wijze Vyâsa, ookwel Krishna Dvaipâyana Vyâsadeva of Bâdarâyana genaamd is de belangrijkste auteur van de vedische geschriften (hij schreef de Brahma Sûtra, de Bhâgavata Purâna, de Bhagavad Gîtâ en het langste epische gedicht ter wereld, de Mahâbhârata).

- De s'ruti bestaat uit de boeken met de mantra's, gebeden en gezangen voor de rituelen, die de Veda's worden genoemd en de verhandelingen waarin de kern van de filosofische beginselen uiteen wordt gezet, de Upanishads.
- De smriti bestaat uit de Purâna's, verhalenbundels of bijbels, waarvan er achttien grote en achttien kleine (upa-) bestaan en waarvan de belangrijkste de Bhâgavata Purâna is ofwel het S'rimâd Bhâgavatam, het 'Verhaal van de Fortuinlijke', met name de fortuinlijke in de persoon van de Vishnu-avatar Krishna. Dezen worden ook wel samhita's (tekstverzamelingen) genoemd. Verder behoren tot de smriti de z.g. itihasa's, de individuele geschiedenissen, zoals b.v. de Ramâyana, dat het verhaal van de Vishnu-avatar Râma beschrijft, en de Mahâbhârata die het verhaal van de grote oorlog van India beschrijft die Kali-yuga, het ijzeren of politieke tijdperk van de redetwist inluidde. Weer een onderdeel van dat laatste boek is de Bhagavad Gîtâ.

De orthodoxe Hindoeïstische filosofie, de filosofie van het oude India, bestaat uiteindelijk uit zes basisfilosofieën die men de darshana's, de fundamentele visies, noemt. Die omvatten kort gezegd het persoonlijke (meer religieuze van de Mîmâmsâ en de Vedanta), het onpersoonlijke (het meer wetenschappelijke van de Vais'eshika en de Niyâya) en het spirituele (het meer analytische van de Samkhya en de Yoga-leer) van het geheel van het vedisch denken in India dat de basis vormt voor de filognosie van het Spel van de Orde.

Wat betreft de datering van de vedische cultuur vormen de astronomische verwijzingen in de teksten aanleiding om de tijd van de grote oorlog, het tijdstip waarop de Bhagavad Gîtâ zich afspeelde te dateren op 3102 v.Chr. Archeologische vondsten als de grondvesten van Dvâraka die in zee werden gevonden, en verdere geografische gegevens als de opgedroogde Sarasvatî rivier, vormen daarbij een tweede bron voor een gedeeltelijke wetenschappelijke bevestiging van de claims gedaan in de vedische geschriften.


Zie ook:

Externe Links:

Categorie: Nederlands | Definities


Deze pagina werd sedert 29 juli 2009 keer bekeken.