Pamflet
voor een Nieuwe Energiepolitiek
2) Twee vormen van duurzame energiewinning
Wat betreft duurzame energie zijn er twee opties: directe en indirecte
winning van duurzame energie. De indirecte winning van de energie die
vrij voorhanden is in de natuur, wordt gevormd door het omvormen van
een natuurlijke en materieel waarneembare impuls tot elektriciteit met
behulp van met name zonnecellen, windmolens en waterkrachtcentrales.
Dit noemt het Internationale Energie Agentschap de eerste, tweede en
derde generatie technologieën van de laatste eeuw:
- Eerste
generatie: het sedert de 19e eeuw winnen van energie uit biomassa
verbranding zoals landbouwafval, waterkracht via stuwdammen en energie
uit geothermische kracht ofwel uit direct aan de
oppervlakte beschikbare aardwarmte zoals in IJsland.
- Tweede generatie: het gedurende de twintigste eeuw met meer
ontwikkelde technologie winnen van energie uit zonnehitte met
hittepompen of bijzondere bouwconstructies, zonnecellen, windkracht en
bioethanol.
- Derde generatie: het aan het begin van de 21e eeuw
gebuik maken van veelal nog in ontwikkeling zijnde moderne technieken
als biomassa vergassing, bioraffinage, zonnethermische centrales met spiegels en platen, en diepte-geothermische winning
door z.g. hot-dry-rock centrales met hitte van water gepompt door diep gelegen
rotsige aardlagen, en getijden-centrales
aan zee.
De energie van de natuur moet dus met deze
technieken vanuit de materiële dynamiek van een specifiek
materieel natuurverschijnsel zoals de zonnestraling, de wind, het
water, aardwarmte of biomassa worden opgewekt. Deze impulsen zijn niet
constant aanwezig. De zon is er 's nachts niet, de wind gaat liggen en
de rivieren drogen op of lopen over. Biomassa is afhankelijk van
oogsten en seizoenen en aardwarmte is niet overal even makkelijk te
bereiken. Indirecte winning van duurzame energie vereist dan verder
veel investeren in dure waterwerken, zonnepanelen, diepteboringen en
windmolenparken. Die energie moet, om constant beschikbaar te zijn,
worden opgeslagen in batterijen, waterstofcellen en dergelijke en moet
vervolgens in de vorm van waterstof of electriciteit via het net worden
verhandeld en gedistribueerd. Zo doorloopt de energie dan een heel
circuit van menselijke handelingen waarbij men moet spreken van een
grote collectieve, materiële inspanning die ook weer politieke en
economische gevolgen heeft vanwege al de afhankelijkheid van de burgers
en de burgerbevolkingen in relatie tot de verschillende naties,
landstreken, instellingen en ondernemingen die dan een rol spelen bij
de energieopwekking in kwestie. Dit levert dan weer de nodige sociale,
economische, geopolitieke en ecologische bezwaren op.
Directe
winning van duurzame energie met behulp van wat je dan de vierde
generatie technologie kan noemen die aan het begin van de 21e eeuw
nog niet of nauwelijks commercieel beschikbaar is, houdt in dat men
rechtstreeks de energie omvormt die er in het universum voor
verantwoordelijk is dat er secundair uiteindelijk zonlicht, wind en
waterkracht is. God, als de schepper van het universum dat uit zichzelf
ronddraait op basis van zijn eigen primaire energie, is in feite de
uitvinder van de enige echte perpetuum mobile welke het uitgangspunt, de krachtbron vormt
van de vrije-energiegenerator die voor een directe winning van energie
nodig is. Deze primaire energie kent men natuurkundig aan de hand van
de termen:
1) Zero-point of nulpuntsenergie, de minimale energie die aan de basis ligt
van het kosmisch bestel. Deze hangt samen met de z.g. kosmische
achtergrondstraling, een overblijfsel van de oerknal, en het niet
bevriezen van Helium bij het absolute nulpunt.
2) De vacuümenergie, de energie inherent aan het vacuüm van
de buitenruimte die de grondslag vormt voor de fundamentele
natuurkrachten van de zwakke kracht, de sterke kracht, de
elektromagnetische kracht en de zwaartekracht. Deze energie hangt samen
met de z.g. Casimir kracht van een zekere ruimtedruk die twee platen op
microscopische afstand tegen elkaar drukt.
3) Radiant Energy of stralingsenergie die samenhangt met het elektrisch
potentiaalverschil tussen de hogere lagen van de atmosfeer en de aarde.
Het gaat hierbij om vrij in de natuur beschikbare, longitudinale
elektromagnetische golven die zich verplaatsen door het medium van de
buitenruimte dat in oude noties de ether (aether) werd genoemd.
Het etherbegrip werd aan het eind van de negentiende eeuw vergeten door
problemen met het leveren van het wetenschappelijk bewijs ervoor, maar
recentelijk staat het begrip i.v.m. het onderzoek naar de mogelijkheid
van een rechtstreekse winning van hernieuwbare energie weer opnieuw in
de belangstelling (zie ook dit artikel, en vergelijk het met: wikipedia)

Deze termen zijn min of meer uitwisselbaar
met elkaar omdat er geen scherpe scheiding te trekken valt tussen deze
vormen van energie. Ze kunnen allen als afkomstig uit één
en dezelfde bron worden beschouwd, als een functie van het levende
universum, als een functie van de tijd. Het zijn allemaal vormen van
ruimte-energie. Praktisch uitgesplitst in drie verschillende oervormen
of energievelden is die energie ook te omschrijven als a) de (donkere) energie van de expansie van de tijdruimte met zijn kosmische
achtergrondstraling, b) de
energie van de aantrekking rondom zwarte gaten in het midden van sterrenstelsels en c) de energie van het magnetisme en de gravitatie van individuele sterren, manen en
planeten. De op het gebied
van het nieuwe energie-onderzoek internationaal bekende natuurkundige Dr Tom Bearden
stelt dat er in het universum in het vacuüm van de ruimte een
energetische dipool van virtuele energiedeeltjes of energiebelletjes
bestaat. Deze deeltjes, die onzeker als ze zijn in hun waarde een bron
van onbeperkte energie vormen, bevinden zich niet in evenwicht maar
vormen samen wel de stabiele staat van de ruimte. De onevenwichtigheid
bestaat uit de z.g. gebroken symmetrie van de kosmische oerpotentie. Dat wil zeggen
dat ooit de oerkracht in evenwicht was, maar verstoord raakte, uit
evenwicht raakte en zo allerlei effecten en krachten te zien gaf.
Daardoor ontstond er uiteindelijk de materie van de sterrenstelsels en
andere kosmische verschijnselen die we ook wel de schepping noemen.
Door die onevenwichtigheid bubbelt volgens Bearden het universum in het
vacuüm van de ruimte van de virtuele energiedeeltjes die naar zijn
idee in een voortdurende vloed verschijnen en verdwijnen. In de bredere
kring van de kwantummechanica spreekt men ook wel van kwantumschuim. De astrofysicus Tom van Flandern stelt in dit verband dat we onderscheid
moeten maken tussen twee soorten van stabiele staten: een staat van
niet-bewegende onderdelen en een staat van een gelijkheid die van
moment tot moment bestaat, maar die bewegende onderdelen kent die
voortdurend vervangen worden, zoals bij een waterval (zie de docu Energy from the
Vacuüm). Zo is er dan in
de stabiele staat van de ruimte van het kosmisch vacuüm deze vorm
van de primaire energie aanwezig die zich gedraagt als een waterval met
bewegende, virtuele energiedeeltjes. Die dynamische dipool is in zijn
geheel uiteindelijk verantwoordelijk voor de vitaliteit van de
biologische evenwichten op de planeten en het stationair draaien van de
maan om de aarde, de aarde om de zon en de zon om het centrum van de
melkweg.
De deeltjestoestanden van de primaire
energie - d.w.z. van de 1) verstrooiende of dissipatieve oer-expansie
en 2) de samentrekking of contractie van de virtuele belletjes of
energiepakketjes (quanta) -, vormen de oorspronkelijke, kosmische,
energetische dipool waarop de nieuwe technologie van de
vrije-energiewinning gebaseerd is. Ze vormen min of meer de
fundamentele polariteit van wat we de tijd noemen: de lineaire tijd
van de uitdijing van het heelal en de cyclische tijd van de
schepping met de hemellichamen die zich kenmerken door zwaartekracht.
Zodoende kan men met de directe energiewinning dan ook spreken van een
manier van denken en werken die samenhangt met hoe we omgaan met de
orde van de tijd. De door de tijd bepaalde, geconditioneerde,
leefwerelden hebben allen hun bestaan in de onevenwichtige maar
stabiele staat van het dynamisch bewegende bewegende universum. Met de
oerenergieën van de schepping, die met de tijd steeds in beweging
is, is er zo sprake van een waarneembaar energetisch effect, die de
wetenschap de kosmische achtergrondstraling noemt, waarin er een
geringe energie bij het absolute nulpunt van de temperatuur aanwezig
is. Op atomair en subatomair niveau is deze nulpuntsenergie aanwezig,
maar die is niet zomaar aanspreekbaar omdat ze de laagst mogelijke
energie van het systeem vormt. Ze is niet materieeel, ze is massaloos
en kent niet een bepaalde driedimensionale richting. Die energie is
chaotisch, is duister, maar kan worden waargenomen. Niettemin vormt die
energie, zoals gezegd, met de dynamiek van de stabiele of constante
onevenwichtigheid van het universum een vrijwel onbeperkte en oneindige
energiebron, ook al lijkt die op nulpuntsniveau maar gering en
nutteloos. Het is in de dynamische relatie tussen de verschillende
soorten van ruimte-energie dat er een groot vermogen wordt gevonden. Ze
vomt vormt zo'n 40-50 Mw per cm3 ruimte volgens o.a. de
ingenieur Dr. Paul Czysz van de Disclosure Group die we in het volgende
hoofdstuk zullen bespreken. Met die energie hebben we dan wel,
secundair als een afgeleide, als een condensaat, van die
oorspronkelijke primaire, natuurlijke energie van de draaiende motor
die het universum is, met de energie van de zon waaromheen wij draaien,
zonlicht zonder erin te verbranden, met de atmosfeer de wind zonder dat
de atmosfeer wegwaait, met hoogteverschillen en de verdamping op aarde,
waterkracht zonder dat we wegspoelen of droog komen te staan en hebben
we met de aarde aardwarmte zonder meteen in magma te versmelten.

Er bestaat een elektrische lading in de
ruimte. Dit kunnen we afleiden uit b.v. het noorder licht, de zogenaamde aurora, hetgeen het oplichten
van de atmosfeer is veroorzaakt door de stroom van geladen deeltjes die
door de zon worden uitgestoten. Ook zien we dat de stralingsenergie van
de ruimte regelmatig een soort van kortsluiting oplevert in de vorm van
de bliksem. Niettemin weten we niet hoe we onze bekabeling moeten
aansluiten op die elektrische lading van de ruimte, de ruimte die op de
eerste plaats wordt beschreven door de lokale magetische en
zwaartekrachtvelden van wat Einstein de 'gekromde ruimte' noemde. Ten
tweede zijn er dan ook de universele zwaartekrachtvelden tussen de
sterren en planten in die we ook de virtuele, polaire kracht van het
vacuüm noemen, en ten derde is er de 'donkere', intergalactische
energie, de energie van de tijdruimte, de energie van het expanderende
universum. Die energie van de verschillende vormen van de ruimte is
niet zo makkelijk aanspreekbaar omdat die immers chaotisch is. Het
bubbelen van de deeltjes geeft dan geen direct te gebruiken
elektriciteit, omdat het, zoals de uitvinder John Bedini het stelt, negatieve of potentiële energie is die pas
waar te nemen is als het b.v. als een extra tegengesteld 'radiant'
effect met een stroom van elektronen in een circuit terugloopt. De
materie zoekt met dat effect steeds zijn oertoestand van singulariteit.
Die energie moeten we zien af te vangen met een machine die de
tegenwerking door de negatieve energie omvormt in bruikbare overunity
energy of extra surplus stroom en dan hebben we een systeem dat
meer energie oplevert dan we erin stoppen. De reguliere
elektrotechnische wetenschap sluit steeds die terugloop buiten als
zijnde storing en gaat daarbij voorbij aan de druk van de 'bubbelende
werking' van de kosmische dipool van het vacuüm. Normale
elektrotechnische constructie maakt een eind aan de dipool en
creëert daarentegen een vraatzuchtig systeem dat de hele wereld
verorbert en realiseert op die manier nimmer enige overunity in
het opvangen van de vrij in de ruimte beschikbare energie. De energie
van een batterij die in een klok zit kan je gebruiken om een lamp te
laten branden, maar om de energie die de kosmische klok laat draaien
van de planeten en de sterren te isoleren en die voor ons eigen gebruik
in te kunnen zetten is een andere zaak. Waar zit die batterij? Die
batterij is dus virtueel, ofwel, die is er slechts als een potentie,
als een mogelijkheid die we eerst met een kunstgreep aan het werk
moeten zien te zetten. We weten met de klassieke elektrotechnische
aanpak niet precies hoe we rechtstreeks gebruik moeten maken van de gebroken symmetrie van de oerstof, en zo lijkt op het eerste
gezicht de primaire energie van het planetair en solair magnetisme, de
vrije straling en de vacuümenergie in de ruimte en de zwaartekrachtwerking van
zwarte gaten, een vorm van energie te zijn die alleen maar indirect te
winnen is uit waterkrachtwerken, zonnecellen en windmolens e.d.
De wisselwerking van lokale velden, de interlokale
velden en het tijdruimtelijke kosmische krachtveld - ofwel de
tijdruimtewerkingen in relatie tot de materie zoals Einstein het graag
ziet - is wat uiteindelijk de beweging van de hemellichamen te zien
geeft. De moderne natuurkunde spreekt niet graag meer van etherische
krachtvelden, omdat die kracht, chaotisch als ze is, moeilijk
experimenteel is aan te tonen. Er zijn
alleen maar de indirecte bewijzen van bepaalde tijdruimte-effecten.
Uiteindelijk vormt de tijd in de moderne analyse als een extra dimensie
voor de ruimte een vierde dimensie, een dimensie die we alleen maar
goed kunnen waarnemen met een sterke telescoop. Met het indirecte
bewijs zien we dan in tweede instantie pas de beweging van het water en
het licht (als de ijlste materie van fotonen) op onze planeet. Maar de
onderliggende structuur is zo complex als een kubus van Rubik met een extra dimensie. Wat we zien zijn enkel de
afgeleiden van die oerenergie. En of we daarbij modern dan spreken van
tijdruimtelijke deuken of klassiek van etherische velden is slechts een
taalkwestie. Er zit energie in de schepping. Dat is een feit. Anders
zou er geen beweging, geen tijd zijn. Alle materie en de relaties
ervan, alle tijdfenomenen, zijn manifestaties van de kosmische energie
en het is die energie die we als duurzame energie, met wat inventieve
handigheid zoals we verderop zullen zien, kunnen omzetten in
elektriciteit. Om de dynamische energie van de elektriciteit, of het
mechanische moment, te krijgen die we nodig hebben met de directe
winning van de oorspronkelijke energie in de natuur zijn aldus die
energie-omvormers, generatoren of omzetters (converters) nodig die de
energie omzetten van de 1) op het nulpuntsniveau naarbuiten toe druk
leverende verstrooiende kracht van het driedimensionale bereik van de
aantrekking, 2) de bubbelende interactie van de vacuümpolaire
kracht van het driedimensionale bereik van de aantrekking en 3) de
stralingsenergie van de multidimensionaal integratieve krachtvelden die
aanwezig zijn in de natuur - dus in één woord de energie
transformeren van de 'grote batterij' die om ons heen bestaat. Als we
dan rechtstreeks motoren, zoals de Monopole Magnetic Motor van Bedini
(zie het logo van zijn website), kunnen laten lopen op die energiebron,
zijn we bevrijd van de omslachtige, risicovolle en minder
efficiënte procedures die we moeten volgen met de indirecte
winning van secundaire, duurzame energie. Deze winning van de vrije
energie zonder de tussenkomst van de zon, de wind, het water en andere
media, kunnen we ideaal noemen omdat die, onafhankelijk en voor alle
plaatsen, het meest doelmatig is en de geringste kans biedt op een
verstoring van ons milieu en van de machtsevenwichten in de menselijke
samenleving zoals die er vanuit een emancipatoir oogpunt uiteindelijk
behoren te zijn.
Directe
energiewinning vormt dus een paradigmatisch probleem. We hebben steeds
gedacht dat machines die uit zichzelf lopen zonder een zichbare invoer
van brandstof of een andere krachtbron, ofwel machines die perpetuum
mobile's vormen, niet mogelijk zijn. Nu moeten we chaotische, massaloze
energie als een serieuze mogelijkheid in overweging gaan nemen.
Natuurlijk draait een machine niet zonder input. Maar met zo'n
overwegend onzichtbare bron als die van de ruimte-energie die we
bespraken, moeten we helemaal anders 'buiten de kaders' gaan denken
over oorzaak en gevolg wat betreft de energetische verhoudingen in de
natuur. Het is niet meer een tastbaar, duidelijk aanwijsbaar proces.
Het vereist een verklaring van energetische processen die we vanuit de
methode van de indirecte winning niet zonder meer hebben kunnen
accepteren binnen het wetenschappelijke denkmodel van de 20e eeuw.
Patentraden willen niets met onbekende energiebronnen te maken hebben,
want zoiets valt in de categorie van misleiding en bedrog. Overunity,
ofwel meer output dan input is een taboe. We lijken er de natuurwetten
die voor het zichtbare van de wereld gelden mee te schenden als we de
chaotische energie van de ruimte, van de batterij van het universum, op
orde brengen. En
toch, zo beweert Bearden, maken we ons niet schuldig aan het schenden
van natuurwetten en beweren we niet echt iets nieuws. Voorgaande
geleerden hebben dit allemaal al eens beredeneerd. Het is alleen nog
niet effectief geïmplementeerd op zo'n manier dat we begin 21e
eeuw, laten we zeggen 2020 å 2030, deze vrije-energiegeneratoren
in de winkel kunnen kopen of ze samen in energiecentrales aan het werk
kunnen zetten en zo onze duurzame vrije energie rechtsreeks kunnen
opwekken.
Deze wetenschap is weliswaar geboren, er is al
veel ontdekt, maar het kind ligt nog in de wieg, het kan nog niet echt
op eigen commerciële en onderwijskundige benen staan aan het begin
van de 21e eeuw. Het lijkt de normale wetenschap van mensen die mensen
napraten iets onmogelijks. Voor hen is energie winnen uit het
ogenschijnlijke 'niets' naijver met God, Hij is immers de enige echte
uitvinder, de enige echte patenthouder van de zelfdraaiende machine die
het universum is. En dat is niet alleen ketterij, het is in strijd met
de modernste religie van de natuurkunde die vecht voor het behoud van
de wet van behoud van energie! Een batterij van b.v. 'donkere energie'
bestaat niet in zo'n opvatting, die kan je immers niet zien en
vastpakken of die is te ver van ons weg ergens in het centrum van het
universum. De gebruikelijke manier van doen komt op zijn kop te staan
en daar vrezen we dan het ergste bij.
Maar goed, zoals de filosoof Descartes het al zei en zoals we het ook verderop nog zullen
besproken: al het materiële is een omvorming van de ether en de
lege ruimte bestaat niet. Het universele bestaat volgens hem uit
allemaal aaneengesloten en door elkaar heen werkende krachtvelden en
ook Einstein moest in 1920 kort voor zijn lezing hierover in Leiden
zwart op wit toegeven dat hij te radicaal was geweest met zijn
ontkennen van de ether en dat ruimte zonder fysieke eigenschappen iets
ondenkbaars is. Als we de energiekwestie tot een goed einde willen
brengen gaat het erom de energie van die fysieke eigenschap van de
ruimte waar Einstein het over had rechtsreeks aan te spreken. We
stellen daarbij i.v.m. onze 'angsten van behoud', als axioma, nogmaals,
expliciet dat er geen energie met dit soort vrije-energiegeneratoren
wordt tevoorschijn getoverd uit een 'niets', of dat we energie zouden
maken, maar dat er wordt geput uit een bestaande en wetenschappelijk
onderkende, natuurlijke bron als de 'donkere energie', de 'nulpuntsenergie', de 'vacuümenergie' of de 'radiant energy', die samenhangt met de tijdruimte, dan wel
met de dwingende kracht van de tijd in het vacuüm van de stellaire
tussenruimte, dan wel met de polaire elektromagnetische energie van de
hemellichamen, van magneten en van kristallen zelf. De essentie van het geheim van het
winnen van energie uit het vacuüm vat Bearden als volgt
samen: "There is no
problem at all in extracting all the energy one wishes from the active
vacuum, anywhere in the universe, at any time. Just make a dipole. The
problem is in (1) catching some of that freely gushing EM energy in a
circuit containing a load, and (2) dissipating the caught and collected
EM energy in that load to power it, without using half the caught
energy to destroy the source dipole's. That is the ONLY real energy
problem on the planet, and always has been." Daarnaast stelt hij
wat betreft de definities die we noemden voor de duidelijkheid: "Energy
from the Vacuum is NOT zero point energy, since the latter is an
observable state and the vacuum energy is nonobservable." Met zo'n
formulering en het onderscheid van het manifeste tegenover het
niet-manifeste van de natuurlijke energie, bestaat er dan wel de
mogelijkheid van een paradigmaverschuiving die de energieproblemen en
de problemen die eraan verwant zijn kan oplossen waar de mensheid nu
aan het begin van de 21e eeuw mee worstelt.
-

-
|