Ongemanifesteerd en Gemanifesteerd

Helena Blavatsky:
Het Heelal wordt van binnen naar buiten bestuurd en geleid. Zoals boven, zo is het ook beneden, zoals in de hemel, zo ook op aarde; en de mens – de microkosmos en het verkleinde evenbeeld van de macrokosmos – is de levende getuige van deze universele wet en van haar manier van werken. (Geheime Leer, Deel I, p. 301)
Teilhard De Chardin: We zijn geen menselijke wezens die een spirituele ervaring hebben, we zijn spirituele wezens die een menselijke ervaring hebben.
Jiddu Krishnamurti: Er is geen sexueel probleem, dat niet door liefde kan worden opgelost.
Carl Jung: Indien er een sexueel probleem is, kan het uitsluitend door liefde worden opgelost.
Carl Jung: Mijn leven is de geschiedenis van een zelfverwerkelijking van het onbewuste.
In de archetypen zijn alle ervaringen gegeven, die sinds de oertijd op deze planeet zijn voorgekomen.
Alleen dat wat iemand werkelijk is heeft helende kracht.
Er is geen licht zonder schaduw en geen psychische heelheid zonder onvolmaaktheid.
Het enige dat er mis is met deze wereld is de mens.
Als we ons niet bewust zijn van iets in onszelf, dan moet de wereld noodgedwongen het conflict naar buiten brengen (boek Aion).
Tot persoonlijkheid kan niemand opvoeden, die dat zelf niet is.
Carl Jung Men kan namelijk geen enkele patiënt verder brengen dan men zelf is.
Wolfgang Pauli vatte de relatie tussen psyche en materie op als een spiegelsymmetrie.
(Engelien Scholtes boek De verborgen dimensie in het werk van Jung en Pauli)
P. Krishna: De wanorde die we om ons heen zien in de maatschappij is een projectie van de wanorde die aanwezig is in het menselijk bewustzijn.

Zevenvoudige samenstelling van de mens ('Zeven zintuigen', 5D-concept, Zelf-bewustzijn, Aions-Aeonen-Eonen)

Johannes 8-12: Jezus dan sprak wederom tot hen lieden, zeggende: Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben.
Jiddu Krishnamurti: In Adyar kan men een God worden of een meelijwekkende zondaar. Het is een wonderbaarlijke plek en het moet in stand gehouden als ware het een heilige tempel. (Radha Burnier Theosophia maart 2013)
Ralph Waldo Trine: Laten we beginnen met te erkennen, dat, wat het fysieke leven betreft, alle leven van binnenuit is. Er is een onveranderlijke wet, die zegt: "Zo binnen, zo buiten; oorzaak, gevolg." Met andere woorden: de gedachtekrachten, de verschillende toestanden en aandoeningen van onze geest hebben alle mettertijd hun uitwerking op het fysieke lichaam.
Ingram Smith: De zoeker het gezochte is, want wat je zoekt is de projectie van de zoeker.
Radha Burnier: Pas wanneer het denkvermogen beseft dat de problemen die het tegenkomt geschapen worden door zichzelf, dan wordt het volkomen vrij.

De Zeven zintuigen zijn de schakel tussen lichaam en geest. Plaatje „Der Körper als Spiegel der Seele“ (tot slot)

The Science of Theosophy: Foundation and Practice
Recommended reading
The Round of Experience, by Hugh Shearman
Life’s Deeper Aspects by N. Sri Ram
Yama & Niyama by S.S. Varma
• HPB’s
Meditation Diagram
Meditation: its Practice and Results by Clara Codd

Praktisch occultisme (p. 355):
Zoals uit brieven in de correspondentie van deze maand blijkt, zijn veel mensen op zoek naar praktisch onderricht in het occultisme. Daarom is het nodig eens en voor altijd vast te stellen:
(a) Wat het essentiële verschil is tussen
theoretisch en praktisch occultisme; of tussen enerzijds wat algemeen bekendstaat als theosofie – en anderzijds de occulte wetenschap.
(b) Wat de moeilijkheden zijn die aan de studie van de
occulte wetenschap zijn verbonden.

Ouderejaars (Gidi Heesakkers de Volkskrant 15 december 2023, p. V10-11):
Naar aanleiding van hun oudejaarsconference Subliem, tien dilemma’s voor cabaretiers
Dolf Jansen (60) en Hans Sibbel (65).
Henk Kamp of Caroline van der Plas?
Lebbis
: ‘Over allebei gaat het, maar ik vind de reflectie van oud-minister Henk Kamp op zijn rol in het Groningen-dossier en het toeslagenschandaal véél erger. Zijn beleid heeft mensen kapot gemaakt. Dát weten, en dan nog steeds je fouten niet toegeven, vind ik verbijsterend.’
Jansen: ‘Uiteindelijk gaat het over mensen kapotmaken voor politieke belangen.’ Lebbis: ‘Of over onverschilligheid.’
Jansen: ‘De planeet kapotmaken voor je economische belangen is hetzelfde verhaal. Het zijn systemen die we aanvaard hebben; we geloven nog steeds in economische groei en in dit soort politiek. Maar feitelijk zijn het failliete systemen zodra ze ten koste gaan van mensen. Daar zit meer slechtheid in dan in denken dat je de agrobelangen overeind moeten houden, tegen alle winden in.’

Radicale veehouders en grote agrobelangen gijzelen ons land (Raf Daenen Docent maatschappelijke ontwikkeling, 5 augustus 2023):
Na de modernisering van de landbouw door
Mansholt is de Nederlandse landbouw snel veel efficiënter geworden. De inzichten en ervaringen hebben gezorgd voor een aanzienlijk betere voedselvoorziening wereldwijd. Later zag Mansholt ook de nadelen van deze werkwijze. De natuur en het landschap kunnen tegen een stootje, maar er is een ecologisch kantelpunt (tipping point) dat niet overschreden mag worden.
Het is duidelijk dat in een nieuw kabinet
een brede en goed doordachte transitie van de landbouw hoog op de agenda moet komen. We mogen hopen dat een nieuwe minister van landbouw zich daar hard voor maakt, en weerwoord heeft voor de grote agro-business belangen. Want nogmaals, de tijd dringt en er staan grote samenlevingsbelangen op het spel.

Vietnam nu ook in Chinees 'clubje' (Marije Vlaskamp de Volkskrant 14 december 2023, p. 9):
China heeft Vietnam aan zich weten te binden door de onderlinge banden een speciale status te laten geven. Zo klimt China recente Vietnamese strategische partnerschappen met twee van zijn geopolitieke rivalen, Japan en de Verenigde Staten voorbij.

Kwelgeest lijkt uit op mislukken van EU-top (Arnout le Clerq de Volkskrant 14 december 2023, p. 6-7):
Op de EU-top in Brussel zijn alle ogen gericht op de Hongaarse premier
Viktor Orbán. Hij dreigt onder meer toetredingsgesprekken voor Oekraïne te blokkeren. Orbán is gemakkelijk af te schilderen als Poetins man in de EU, maar zijn beweegredenen zijn complexer.

Wat is het moeilijkste om te doen? U raadt het al: een tekst lezen, want geen gratis endorfine, maar moeite - steeds meer (Auke Abma de Volkskrant 14 december 2023, p. 28):
Op school is de
leesarmoede niet op te lossen. Kinderen hebben heel goed door dat om mee te doen in deze maatschappij je niet moet kunnen lezen, maar op je telefoon moet zitten.
Kinderen hebben heel goed door dat om mee te doen in deze maatschappij je niet moet kunnen
lezen, maar op je telefoon moet zitten om een podcast te maken of achter een scherm om online te vergaderen. Dat zien ze namelijk dagelijks om zich heen. Bovendien ontdekken ze dat ze de proefwerkstof net zo goed via een filmpje uitgelegd kunnen krijgen als via een tekst. Of beter eigenlijk, want door hun belabberde leesvaardigheid doen ze langer over de tekst en begrijpen ze er minder van dan wanneer ze een van die handige YouTube-filmpjes bekijken die er door docenten op worden gezet. Zo leren ze dat zelfs de docenten audiovisuele communicatie belangrijker vinden dan schriftelijke.

Stop dat miepen en mauwen over onze slecht lezende kinderen, aan de slag! (Jacques Vriends de Volkskrant 14 december 2023, p. 27):
De door
Truijens in haar opsomming genoemde instanties zullen zich zeker moeten (blijven) inspannen om het lezen te bevorderen, maar als we onze kinderen serieus nemen, dan mogen we van hen ook best een inspanning en een eigen verantwoordelijkheid verwachten. We kunnen hun alles voorkauwen, maar als we hen willen laten uitgroeien tot zelfstandige en onafhankelijk denkende burgers, dan mogen we bij hen toch ook wel enige verantwoordelijkheid neerleggen? Het gaat tenslotte om hún lot en hún toekomst.

Brief van de dag Marianne van der Pol (de Volkskrant 14 december 2023, p. 29):
Rechten en plichten
Afgelopen weekend werd gevierd dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens 75 jaar bestaat. Wordt het daarom ook geen tijd om na te denken over een verklaring van de ‘plichten van de mens’?
Daarbij graag zoeken naar concrete formuleringen in de trant van: ‘
Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ Uiteraard aangevuld met plichten die bijdragen aan het behoud van onze planeet, voor de mens en alle andere bewoners. Dat geeft handelingsperspectief en is wellicht gemakkelijker uit te voeren dan het wereldwijd handhaven van mensenrechten.

Onderzoek De onderwijsmarkt gijzelt ons leesonderwijs
‘Wie is hier nou de baas?’ (Sylvana van den Braak, Michelle Salomons en Machteld Veen De Groene Amsterdammer 14 december 2023, p. 24-31):
Al jaren is bekend dat de manier waarop kinderen leren lezen niet werkt. Leerkrachten verdwalen in een
woud van lesmethodes, bepaald door de vrije markt van uitgevers en onderwijsadviseurs. ‘We experimenteren op kinderen.
Het basisonderwijs is, dankzij artikel 23 van de grondwet, altijd al vrij voor iedere invulling op basis van godsdienst of levensovertuiging, maar rond de eeuwwisseling ontstaat er ook een vrije ‘onderwijsmarkt’. Vanaf 2006 krijgen basisscholen namelijk een ‘
lumpsumfinanciering’, één grote zak geld per jaar die ze naar eigen inzicht kunnen besteden. Ze zijn zo ‘consumenten’ die worden bediend door de al bestaande grote uitgeverijen en schoolboekenhandelaren, maar kunnen nu ook de diensten inkopen van private adviesdiensten en bedenkers van ‘onderwijsinnovaties’.
Het idee van de
lumpsumfinanciering was dat scholen meer macht en autonomie zouden hebben. Dat is faliekant mislukt. Scholen ontbreekt het aan mogelijkheden om scherp te kunnen kiezen tussen de vele aanbieders; tijd en kennis om de inhoud te beoordelen ontbreekt eveneens. En de overdaad van lesmethodes wordt in werkelijkheid aangeboden door slechts twee tussenhandelaren.
De invoering van de
lumpsumfinanciering en het optuigen van een vrije handel in lespakketten én onderwijsadviezen creëert het schoolvoorbeeld van een imperfecte markt, waar de basisscholen op een zak overheidsgeld zitten, maar bijna compleet afhankelijk zijn van een oligopolie.

Biden kan kan het geweld in Gaza gewoon kunnen stoppen’ (Maral Noshad Sharifi de Volkskrant 13 december 2023, p. 18-19):
Het pro-Israëlbeleid van de Amerikaanse president Joe Biden kan hem duur komen te staan. Als het aan de Arabisch-Amerikaanse gemeenschap ligt, ook de Democraten onder hen, keert hij niet terug in het Witte Huis. Zoals in swing state Michigan. ‘Biden kan het geweld in Gaza met één telefoontje stoppen.’

‘Veel van onze winst in strijd tegen racisme staat plots onder druk’ (Marjolein van de Water interviewt Rabin Baldewsingh de Volkskrant 13 december 2023, p. 18-19):
Een ander baantje zoeken, zoals Geert Wilders suggereert? Rabin Baldewsingh peinst er niet over. Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme presenteerde dinsdag een rapport met nieuwe maatregelen. ‘Het ik-gevoel domineert het wij-gevoel.’

Suus Versteeg ‘Al op de lagere school wist ik dat ik wiskunde wilde gaan studeren’ (Marjon Bolwijn de Volkskrant 11 december 2023, p. 16-17):
Aan een plankje in haar slaapkamer hangen vijf in primaire kleuren geschilderde objecten. ‘Dit zijn
vijf regelmatige veelvlakken, in alle mogelijke vormen die er zijn. Plato had ze al beschreven: vier vlakken, zes, acht, twaalf en twintig. Ik heb ze zelf gemaakt.’ Ze pakt een foto uit een tijdschrift van natuurkundige Robbert Dijkgraaf, met op de vensterbank achter hem dezelfde vijf. Opgetogen: ‘Hij heeft ze dus ook! Ik vond het zo moedig van hem dat hij minister van Onderwijs werd. Van de hemel in Princeton kwam hij in de modderpoel van Den Haag terecht. Ik hoop dat ze aardig voor hem zijn geweest.’

H.P. Blavatsky De sleutel tot de Theosofie:
Hoofdstuk II'
27: Laat ik de meest verstandige en toegewijde voorvechter van het spiritisme, de bekwame redacteur van
Light, citeren om te laten zien wat hij over de spiritisten en hun filosofie zegt. Hier volgt wat ‘M.A. Oxon.’, 1 een van de weinige filosofische'' spiritisten, over hun gebrek aan organisatie en hun verblinde fanatisme schrijft:
Het is de moeite waard dit punt rustig te bespreken, want het is van groot belang. We beschikken over de
ervaring en de kennis die van veel groter belang is dan alle andere kennis. De doorsnee spiritist wordt boos als iemand het waagt tegen zijn stellige kennis van de toekomst en zijn volstrekte zekerheid over het leven na de dood in te gaan. Waar anderen hun zwakke handen hebben uitgestrekt, rondtastend in de duistere toekomst, gaat hij onverschrokken vooruit als iemand die een kaart heeft en de weg weet. Waar andere mensen niet verder zijn gekomen dan een vrome wens of tevreden waren met een geërfd geloof, beroemt hij zich erop dat hij weet wat zij alleen maar geloven, en dat hij uit zijn rijke voorraad het slechts op hoop gebouwde en verblekende geloof kan aanvullen. Etc.
1) Noot vert.: Een pseudoniem van het medium
William Stainton Moses Hoofdstuk VI De zevenvoudige aard van de mens (p. 83,84):
B: Is dat hetzelfde als wat wij geest en ziel en de lichamelijke mens noemen?
Th: Dat is het niet. Dat is de oude platonische indeling. Plato was een ingewijde en kon daarom niet in verboden bijzonderheden afdalen; maar wie met de archaïsche leer bekend is, vindt
de zeven terug in de verschillende combinaties van ziel en geest van Plato. Volgens hem was de mens samengesteld uit twee delen — een eeuwig deel, gevormd uit dezelfde essentie als het Absolute, het andere sterfelijk en vergankelijk, dat zijn samenstellende delen ontleent aan de lagere ”geschapen” goden. Zoals hij aantoont, bestaat de mens uit (1) een sterfelijk lichaam, (2) een onsterfelijk beginsel en (3) een ”afzonderlijke sterfelijke soort ziel”.

De Geheime Leer Deel II, hoofdstuk 18 Over de mythe van de 'gevallen engel' in haar verschillende aspecten (p. 541):
We vinden hetzelfde denkbeeld in de Zohar. Satan was een zoon en een engel van god. Bij alle Semitische volkeren was de geest van de aarde evengoed de schepper op zijn eigen gebied als de geest van de hemelen. Zij waren tweelingbroers en onderling verwisselbaar in hun functies, zoal niet twee in één. Niets van wat wij in Genesis vinden, ontbreekt in de Chaldeeuws-Assyrische religieuze opvattingen, zelfs in het weinige dat tot dusver werd ontcijferd. De grote ‘afgrond’ van Genesis is terug te vinden in de tohu-bohu, ‘diepte’, ‘oerruimte’ of Chaos van de Babyloniërs. Wijsheid (de grote onzichtbare God) – in Genesis hoofdstuk 1 de ‘geest van God’ genoemd – woonde, zowel voor de oudere Babyloniërs als voor de Akkadiërs, in de zee van de Ruimte.
553/554: De Hebreeuwse Elohim, die in de vertalingen ‘God’ worden genoemd, die ‘licht’ scheppen, komen overeen met de Arische Asura’s. Zij staan ook bekend als de ‘zonen van de duisternis’, als een filosofische en logische tegenstelling tot het onveranderlijke en eeuwige licht. De eerste Zoroastriërs geloofden niet dat het kwaad of de duisternis eeuwig gelijktijdig bestond met het goede of het licht, en zij geven dezelfde interpretatie. Ahriman is de gemanifesteerde schaduw van AHURA-MAZDA (Asura-mazda), die zelf voortkwam uit Zeruana Akerne, ‘
grenzeloze (cirkel van de) tijd’ of de onbekende Oorzaak. ‘Haar glorie’, zeggen zij over deze laatste, ‘is te verheven, haar licht te glansrijk dan dat het menselijke intellect of het sterfelijke oog dit kan bevatten of zien’. Haar eerste emanatie is eeuwig licht dat, na eerder in DUISTERNIS verborgen te zijn geweest, werd geroepen zich te manifesteren, en zo werd Ormazd, de ‘koning van het leven’, gevormd. Hij is de ‘eerstgeborene’ in de GRENZELOZE TIJD, maar heeft evenals zijn eigen antitype (de vooraf bestaande geestelijke idee), van alle eeuwigheid in duisternis geleefd.

H.P. Blavatsky boek Isis ontsluierd Deel I:
Hoofdstuk 1 Oude dingen met nieuwe namen (p. 49):
Het oudste Hebreeuwse document over occulte kennis – de
Sifra di Tseniutha – werd eruit samengesteld, en dat in een tijd toen het eerstgenoemde al werd beschouwd als een literair overblijfsel. Een van de illustraties laat zien hoe de goddelijke essentie uit ADAM1 emaneert2 als een lichtende boog, die dan een cirkel vormt; en dan, na het hoogste punt van zijn omtrek te hebben bereikt, buigt deze onuitsprekelijke majesteit weer terug naar de aarde, terwijl ze in haar werveling een hoger type mensheid meevoert. Naarmate ze onze planeet dichter en dichter nadert, krijgt de emanatie steeds meer schaduw, totdat ze bij het aanraken van de grond zo zwart is als de nacht.
1) De naam wordt gebruikt in de betekenis van het Griekse woord a[nqrwpo~.
2) Noot vert.: Meester KH schrijft over Isis ontsluierd: ‘. . . er zijn enkele echte fouten ingeslopen, zoals in deel 1, hoofdstuk 1, waar op bladzijde 1 wordt gezegd dat de goddelijke essentie emaneert uit
Adam in plaats van omgekeerd’ (De Mahatmabrieven aan A.P. Sinnett, blz. 51).
Hoofdstuk 8 Enkele natuurgeheimen (p. 341):
De langzame ontwikkeling uit vroeger bestaande vormen was een lering van de rozenkruiser-illuminati. De tres matres (
drie moeders) toonden Hermes de mysterieuze voortgang van hun werk, vóór ze zich aan de alchemisten van de middeleeuwen openbaarden. Deze drie moeders zijn, in de hermetische taal, het symbool van licht, warmte, en elektriciteit of magnetisme; de laatste twee zijn even omzetbaar als alle krachten of werkingen die een rol spelen bij de moderne ‘wisselwerking van krachten’. Synesius vermeldt stenen boeken die hij in de tempel van Memphis vond, waarop de volgende zin stond gegraveerd: ‘De ene natuur verheugt zich in de andere, de ene natuur zegeviert over de andere, de ene natuur schuift de andere terzijde, en alle tezamen zijn één.’2
2) Toegeschreven aan de zoroastriër
Osthán, of Hostanes.
380: Alleen geest heeft geen vorm, daarom kan men van hem niet zeggen dat hij bestaat. Wanneer de mens (de etherische, innerlijke mens) dat punt bereikt
waarop hij geheel spiritueel, dus vormloos, wordt, dan heeft hij een toestand van volmaakte gelukzaligheid bereikt. DE MENS als objectief wezen wordt vernietigd, maar de spirituele entiteit met haar subjectieve leven zal eeuwig leven, want geest is onvergankelijk en onsterfelijk.
Uit de geest van de leringen van Boeddha en Pythagoras kunnen we gemakkelijk inzien dat hun leer identiek is. De allesdoordringende universele ziel, de anima mundi, is nirvåña, en boeddha als algemene term is de antropomorf voorgestelde monade van Pythagoras.

Dr C A Bartzokas COMPASSION The Spirit of Truth (p. 11-12):
This book is a study of the
IMMUTABLE LAW OF UNIVERSAL SYMPATHY AND LOVE, and Its mutable facets on this, our plane of illusion and ignorance. It does not purport to present new material, not even fresh perspectives on old thoughts. It merely attempts to integrate the Golden Precepts of Archaic Wisdom Religion with their metaphysical roots in H.P. Blavatsky Collected Writings, the Mahatma Letters to AP Sinnett, and selected commentaries by ancient, classic, and modern philosophers. Its keynote echoes Blavatsky’s aspirations as set out in the “Original Programme” Manuscript:
It is esoteric philosophy alone, the spiritual and psychic blending of man with Nature that, by revealing fundamental truths, can bring that much desired mediate state between the two extremes of human Egoism and divine Altruism and finally lead to the alleviation of human suffering.1

G. de Purucker Bron van het Occultisme Een moderne presentatie van de oude universele wijsheid gebaseerd op De Geheime Leer van H.P. Blavatsky
8 Goden – monaden – levensatomen (p. 471):
De volgende passage uit De Mahatma Brieven (blz. 446-7) geeft nog
een sleutel:
. . . de
harmonie van het heelal wordt gevormd door tegenstellingen . . . Zo volgt . . . evenals in de prachtige fuga’s van de onsterfelijke Mozart, het ene deel voortdurend op het andere, in een harmonische disharmonie op het pad van de eeuwige vooruitgang, om samen te komen en zich tenslotte op de drempel van het beoogde doel op te lossen in één harmonisch geheel, de grondtoon in de natuur st. [sat].
Door de poorten van de dood (p. 690):
De vaak mooie en boeiende wereld om ons heen, die echter tegelijk zoveel aspecten heeft die afschuwelijk en
weerzinwekkend van aard zijn, is opgebouwd uit levensatomen van wezens die leven en hebben geleefd, waaronder natuurlijk de levensatomen die door hun eerste oorsprong tot de belichaamde wezens behoren waaruit de verschillende natuurrijken bestaan. Een bepaald levensatoom zou dus tot een giftige slang kunnen worden aangetrokken, door zijn eigen ingewortelde svabhåva en ook door de ‘toevallige’ svabhåva die erop is afgedrukt door het wezen dat het het laatst verliet. Een ander levensatoom kan worden aangetrokken tot een mooie bloem of het kan worden aangetrokken tot het water, of tot een steen, een dier of een mens.

Mahatmabrieven (Engelse versie):
Inleiding
viii: Sanskriet.'In de Brieven No. l, 4, 132 en 87 komt een zin voor in Sanskriet of oosterse lettertekens onder de handtekeningen.
Fotografische reprodukties van de eerste drie komen voor op blz. xxix terwijl in de laatste brief de zin op de juiste plaats werd ingelast. Op blz. 383 is het Sanskriet equivalent van de woorden “Mahakasha” en op blz. 384 “guna’s” toegevoegd overeenkomstig het origineel en ook een woord op blz. 447. Een fotografische reproduktie van een strookje met K.H.’s handschrift dat in dezelfde envelop zat als Brief No. 92 is opgenomen op blz. xxix. Brief'No.'13.'Antwoorden 4 en 6 kregen een andere plaats overeenkomstig het origineel.
Brief No. 48
304: Maar toch moet ik zeggen, dat van alle Engelse “profeten” van deze tijd W. Oxley de'enige'is die enig idee van de
waarheid heeft; dus ook de enige die geschikt is onze beweging doeltreffend te helpen. Voortdurend gaat en verlaat de man de rechte weg en hij dwaalt er telkens van af als hij een nieuw pad meent te zien; maar als hij merkt in een cul-de-sac te zijn geraakt, keert hij steevast tot de juiste koers terug. Ik moet toegeven dat er hier en daar veel gezonde wijsbegeerte schuilt in wat hij schrijft; en hoewel zijn verhaal over “Busiris” met zijn antropomorfistische voorstelling lachwekkende onzin is, en zijn weergave van Sanskriet namen meestal onjuist is; en hij slechts zeer vage ideeën schijnt te hebben over wat hij de “astro-maçonnieke grondslag van de Bhagavad Gita” en de Mahabharata noemt, die hij blijkbaar aan dezelfde auteur toeschrijft – is hij toch beslist en absoluut de enige, wiens algemene opvattingen omtrent Geest, en de vermogens en functies daarvan na de eerste scheiding die wij de dood noemen, over het geheel genomen, zo niet volkomen juist zijn, dan toch in elk geval de Waarheid zeer dicht naderen.
306: Zonder één enkele uitzondering waren zij door en door
eerlijk, oprecht, en even intelligent als goed ontwikkeld; ja, zelfs geleerd. Elk van hen heeft of had naast deze kwaliteiten een eigen +; een “Beschermer” en Openbaarder'– onder welk “mysterie” en welke “mystieke naam” ook – wiens taak het is – of is geweest om voor zijn geestelijke pupil – een nieuw stelsel uit te spinnen, dat alle bijzonderheden van de wereld van de Geest omvat. Zeg mij eens, mijn vriend, kent U er twee die het met elkaar eens zijn? En, terwijl de waarheid toch één is en we de kwestie van detailverschillen geheel buiten beschouwing laten – waarom zien we niet dat zij het over de belangrijkste problemen eens zijn – problemen die moeten “zijn, of niet-zijn” — en waarvoor geen twee oplossingen kunnen bestaan? Resumerende komt het op het volgende neer: – Alle “Rozenkruisers”, alle middeleeuwse mystici, Swedenborg, P.B. Randolf, Oxley, enz.,enz.: “er zijn geheime Broederschappen van Ingewijden in het Oosten, in het bijzonder in Tibet en Tartarije; alleen daar kan het VERLOREN WOORD (dat geen Woord is) worden gevonden”; en, er zijn Geesten van de Elementen, en Geest-Vlam-men, die (in deze cyclus) nooit incarneren, en onsterfelijkheid is voorwaardelijk.
309: Voor aan de wereld het verschil kan worden duidelijk gemaakt tussen het
“Sutratma” (draadziel) en “Taijasa”, (het stralende of lichtgevende) moet haar eerst de aard van de grovere elementen worden geleerd.
313: De waarheid is dat, tenzij de neofiet de toestand heeft bereikt die nodig is voor die graad van Verlichting waarop hij recht heeft en waarvoor hij geschikt is, de meeste, zo niet alle Geheimen onmededeelbaar zijn. De ontvankelijkheid moet even groot zijn als het verlangen om onderricht te geven.
De verlichting moet van binnenuit komen. Tot op dat ogenblik kunnen geen hocus pocus met toverformules, geen komedie met hulpmiddelen, geen metafysische voordrachten of discussies, en geen zelfopgelegde boetedoeningen haar brengen. Het zijn alle slechts middelen tot een doel, en al wat wij kunnen doen is aanwijzingen geven voor het gebruik van die middelen, waarvan proefondervindelijk en op grond van eeuwenlange ervaring is komen vast te staan, dat zij ertoe bijdragen het beoogde doel te bereiken.
Brief No. 90
461,462: Dat zijn
Jezus en Johannes de Doper voor Edward Maitland; even waarachtig en even eerlijk en oprecht als S.M. (Staiton Moses); hoewel geen van beiden de ander kende, en Johannes de Doper nooit van Jezus had gehoord, die een geestelijke abstractie is en geen levend mens uit die tijd. En ziet E. Maitland Hermes de eerste en tweede niet en Elia, enz.? Is tenslotte mevr. Kingsford er niet even zeker van als S.M. met betrekking tot +, dat ze God zag en met hem sprak!!; en dat ze slechts enkele avonden daarna met de Geest van een hond had gesproken en een geschreven mededeling daarvan ontving? Lees en herlees Maitlands Soul, enz., mijn vriend, zie blz. 180, 194, 239, 240, en 267-8-9, enz. Wie is reiner of waarheidlievender dan die vrouw of Maitland! Een mysterie, mysterie, zult U uitroepen. ONWETENDHEID, antwoorden wij: de schepping van dat, waarin we geloven en wat we willen zien.

Door de interacties ('these + antithese') tussen de 'alfa- en de bètawereld' kan synthese ontstaan. De gammawetenschap is als het ware de schakel tussen de alfa- en bèta-wetenschappen. Het thema 'Egospelletjes en Unificatietheorie' komt in de De Bhagavad Gita uitgebreid aan de orde. Er is niets nieuws onder de zon.

Anna Lemkow boek Het Heelheidprincipe
Hoofdstuk 4 Moderne fysica (p. 105):
Dit brengt ons tot het nauw verwante onzekerheidsbeginsel, dat geformuleerd werd door
Werner Heisenberg (in 1927) in een volgende poging om het tweevoudige karakter van materie en licht te verklaren. Het omschrijft de wiskundige grenzen van de relatie van golf-deeltje en stelt dat, hoewel een bepaalde entiteit zich als deeltje op een bepaalde plaats bevindt, zijn golfkarakter het onmogelijk maakt zijn plaats in een bepaald atoom met zekerheid te bepalen; het blijft een waarschijnlijkheid.
110: Maar in 1887 voltooiden twee Amerikanen,
Albert Abraham Michelson en Edward William Morley, een experiment dat als doel had de snelheid van de aarde te bepalen door dit altijd aanwezige trillende medium heen. De resultaten waren verbijsterend: het experiment slaagde er niet in enige beweging van de ether langs de aarde vast te stellen. De lichtsnelheid werd onder alle omstandigheden constant bevonden.

Opkontje (Sheila Sitalsing Volkskrant 20 mei 2019 p. 2):
Timmermans is verwikkeld in een leuke strijd om de macht met de christendemocraat Manfred Weber; beiden willen graag voorzitter worden van de Europese Commissie. Wie daar de ins en outs van wil weten moet uitwijken naar de Duitse pers. Want hier steken we, in het kader van het opkontje voor Eppink, zendtijd en publiek geld in een nondebat over een Nexit.

‘In mij huist de gedachte: ik hoor er niet bij’ (Fokke Obbema interviewt Etchic Voorn Volkskrant 20 mei 2019 p. 12-13):
Het bloed van twee culturen vloeit door haar aderen. Dubbelbloed, noemt Etchica Voorn het. Het verrijkt haar leven, vertelt ze Fokke Obbema, maar dat ging niet vanzelf.
Wat is de zin van ons leven?
‘Dat is een mooie vraag, maar het voelt hoogmoedig antwoord te geven. Ik kan hooguit zeggen wat de zin van mijn leven is. Op de kleine postzegel waarop ik leef, probeer ik betekenis te geven. Dat kan alleen in relatie tot de ander. Om dat te doen is vooral bewustzijn nodig. Daarmee kan ik de ander dichter naderen, raken. Nabijheid is wat mijn leven zin geeft.’
Valt de ziel dan niet samen met intuïtie?
Intuïtie is ook iets moois onverklaarbaars en een lijntje met een hoger iets, maar de ziel gaat voor mij dieper. Die gaat over generaties heen en is verbonden met mijn voorouders. Dankzij hen ben ik hier. Ook al heb je ze niet gekend, ze hebben een bijdrage geleverd. Het is echt niet zo dat jij op je postzegeltje het allemaal aan het uitvinden bent en je voorouders er niets mee te maken ¬hebben, dat gaat er bij mij niet in. Het is een onbevattelijk iets, maar ik geloof in een wijsheid die over generaties heen gaat.’

Waarheidspijn (Marjan Slob Volkskrant 20 mei 2019 p. 19):
Inmiddels is bevolkingsbreed doorgedrongen dat de waarheid niet bestaat. En nu weten we collectief niet meer wat we moeten geloven. Hoe moet je al die verschillende gezichtspunten waarderen, wat kun je nog voor waar aannemen?
Vraag het geesteswetenschappers. Hun kennis is niet universeel, zoals die van bèta’s, maar soms wil je juist begrijpen waarom een groep mensen denkt, voelt en handelt zoals ze doet.
Het werkelijke vraagstuk is wat het in feite altijd al was:
raakt dit verhaal aan de waarheid en zo ja, hoe dan en hoe weet je dat? %In zekere zin is dit een onmogelijk vraagstuk; de waarheid blijft altijd in het verschiet. Maar al onderzoekende leer je wel degelijk iets belangrijks, iets cruciaals. Namelijk welke verhalen zwak zijn, of zelfs duidelijk onwaar of onzinnig. En dat lijkt me kennis met een enorm praktisch en maatschappelijk nut. Geesteswetenschappers hebben het gereedschap in huis om verhalen in een pluralistische leefwereld op hun waarde te beoordelen. Hoor hoe de samenleving daar om smeekt. Beledig geesteswetenschappers dus niet. Gebruik hen.

Debat (Frank Heinen Volkskrant 20 mei 2019 p. V2):
Een van de bestbekeken (publieke) tv-programma’s springt onmiddellijk in de houding en maakt ruim baan op de avond vóór de verkiezingen, een bewezen electoraal topmoment. Rest van de partijen vakkundig kaltgesteld. Bij het bordje ‘NPO’ rechtsaf en kom maar binnen met je knecht.
Twee kandidaten, uit min of meer dezelfde politieke windrichting, beiden onverkiesbaar, op eigen verzoek met elkaar laten debatteren om een duel te suggereren dat niet bestaat, is een manipulatie van de werkelijkheid. Tom-Jan Meeus schreef vrijdag in NRC Handelsblad over de nieuwe generatie politici:
‘Nooit eerder bespeelden ze de media met zoveel finesse.’
De vraag is hoeveel finesse je nodig hebt om media te bespelen die zich zo graag láten bespelen. Hé: je bent geen instrument. Je bent een talkshow, of een nieuwsprogramma. Je wordt uit publiek geld gefinancierd. Het faciliteren van politieke MMA-gevechtjes op bestelling moet anderen ook wel lukken.

De op- en neergang van het PvdA-verhaal toont de Vlaamse hoogleraar sociologie Mark Elchardus in J. M. Den Uyl-lezing 2011. Een bekende publicatie is zijn boek De Dramademocratie (2002) waarin Elchardus beschrijft hoe de Westerse politiek verworden is tot een theater op het wereldtoneel.
J. M. Den Uyl-lezing 2011:
Een pasklare oplossing heb ik niet. Wel een paar denkpistes, wat we in het Vlaams “probeersels” noemen, pogingen.

Het TV-debat tussen Mark Rutte en Thierry Baudet is theater, een spelletje met woorden.

Het vermoeden 19 mei 2019 NPO2:
‘Reiziger er is geen weg, de weg maak je zelf door te gaan.’
Oud baart nieuw, over dat thema houdt Mechteld Jansen op 18 mei de jaarlijks terugkerende Volzinlezing. Welke nieuwe uitingen van geloof herkent zij in de samenleving? Hoe zijn mensen creatief bezig met de traditie? Een bijzondere ervaring op Goede Vrijdag in een kerkje op Terschelling wierp voor haar nieuw licht op dit thema. Traditie, en in het bijzonder de christelijke, wat is dat nou eigenlijk en wat moeten we ermee? Is het zo dat die zich vanzelf vernieuwt of moeten we daar ons best voor doen? Welke hoopvolle tekenen daarvan ziet Jansen om zich heen? Wat is de waardevolle erfenis die van generatie op generatie is doorgegeven? En wat moeten de mensen die er weinig van hebben meegekregen? Kunnen die ook iets met vernieuwing van de traditie? Mechteld Jansen begon haar eigen carrière als gemeentepredikant, als vrouw in een mannenbolwerk. Ze heeft zich altijd geïnspireerd gevoeld door de feministische theologie, waarin aandacht is voor het perspectief dat vrouwen hebben in het denken over leven, geloof en samenleving. In de Bijbel vindt ze verhalen over sterk vrouwelijk leiderschap die haar inspireren. Nu staat ze zelf als rector aan het roer van de Protestantse Theologische Universiteit, waar ze nieuwe lichtingen theologen klaarstoomt voor een werkzaam leven in de wereld van nu: een samenleving waarin geloven niet vanzelfsprekend is. Wat geeft zij hen mee en welke plek is er voor theologen in het Nederland van vandaag?

Wat is heilig? Rowan Williams op bezoek in Nederland (EO 19 mei 2019 NPO2):
Een befaamd theoloog bekijkt de ontwikkelingen in Europa, waar nationalisme en heimwee, angst en onzekerheid ons doen terugverlangen naar een verleden ‘toen alles nog goed was’.
Welke rol speelt de kerk hierin, die zelf verwikkeld raakt in schandalen maar ook wil zorgen voor verbinding, voor omzien naar elkaar?
De kerk, een gemeenschap van heiligen?
In ‘Wat is heilig?’ beschrijft Rowan Williams de kerk als heilige ruimte, een ruimte niet van ons is. De kerk mag, gezien haar verleden en de schandalen waarin zij in verwikkeld is geraakt, een nieuwe plek aanbieden aan iedereen die een plek zoekt waar je je welkom en gezien voelt.
Een kerk die open staat middenin de tegenwoordige samenleving. Stevo Akkerman wil in het interview laten zien hoe de voormalige bisschop verbinding weet te scheppen in spiritualiteit en religie. Wat ook de taak is van de kerk: een gemeenschap vormen waar mensen een plaats hebben.

G. de Purucker Dialogen Deel 1
KTMG-verslagen 4 Bijeenkomst op 8 januari 1930
Vr. – Wat is de esoterische betekenis van mededogen?
GdeP – De meesters worden meesters van mededogen genoemd omdat ze deel uitmaken van de orde van mededogen. Ik heb u al eerder uitgelegd dat er twee klassen van boeddha’s zijn. De eersten zijn de pratyekaboeddha’s. Pratyeka is een Sanskrietwoord dat ruwweg kan worden vertaald als: ‘ieder voor zichzelf’. Ze zijn geen broeders van de schaduw. Ze richten geen onheil aan; ze doen goed werk. Ze zijn in alle opzichten zeer edele, heilige en zuivere mensen. Hun kennis is veelomvattend en diep. Maar wanneer ze het boeddhaschap bereiken, gaan ze het hemelse licht in en laten de mensheid achter zich, in plaats van de roepstem van almachtige liefde te horen en terug te komen om hen te helpen die minder ver zijn gevorderd. De boeddha’s van mededogen, daarentegen, zijn zij die het boeddhaschap hebben bereikt en zo sterk de werking van medelijden en liefde in hun hart voelen, dat ze zich omkeren, om beeldspraak te gebruiken, en in sommige gevallen zelfs op hun schreden terugkeren om een helpende hand te bieden aan hen die op het evolutiepad achter hen aan komen. Dat is ‘mededogen’ – meeleven met de ander, het gevoel van medeleven, het vol sympathie begrijpen van de problemen van minder ver gevorderden, gepaard gaand met een overweldigende drang om te helpen, te redden. Dat is compassie. Dit woord is van oorsprong een Latijns samengesteld woord met de betekenis ‘meevoelen met’; het Griekse equivalent is sympathie en heeft dezelfde betekenis. Alleen liefde, onpersoonlijke liefde kan dit teweegbrengen.

Voor de theosofie geldt de Bhagavad Gita, het boek van de “kennis van vereniging”, om schijnbare tegenstellingen, de eenheid der tegendelen (paren van tegenstellingen) te verenigen. Maar vindt dat het Boeddhisme de dynamiek tussen mens en kosmos, 'Antropogenese (Hominisatie) en Kosmogenese', 'Mensbeeld en Wereldbeeld', 'Microkosmos en Macrokosmos', 'Binnenwereld en Buitenwereld', 'Open–closed' political spectrum nog beter naar voren brengt.

VPRO boeken 19 mei 2019 NPO1:
Carolina Lo Galbo spreekt met Hanna Bervoets over haar nieuwste roman Welkom in het rijk der zieken
Na een bezoek aan de kinderboerderij met zijn oppaskind wordt Clay ziek. Hij krijgt hoge koorts en vecht voor zijn leven. Wanneer de koorts daalt is hij opgelucht. Even. Want de vermoeidheid blijft en hij krijgt last van vreselijke pijnen. Q-koortsvermoeidheidssyndroom, luidt de diagnose. Clay krijgt te horen dat zijn symptomen misschien nooit meer zullen verdwijnen.

‘Ziek zijn is bijna een soort baan’ (Sara Berkeljon interviewt Hanna Bervoets Volkskrant Magazine 18 mei 2019 p. 12-20):
Haar nieuwe roman gaat over chronisch ziek zijn en daarom moet schrijfster Hanna Bervoets nu ook wel over haar eigen aandoening praten, vindt ze. ‘Anders zou ik moeten liegen, dat is niet te doen.’
‘De Amerikaanse essayiste Susan Sontag schreef dat
we allemaal geboren zijn als burgers van twee rijken: het rijk der gezonden en het rijk der zieken. Dat heb ik als uitgangspunt voor deze roman genomen. De norm in onze maatschappij is gezond zijn, maar wat als je daar niet onder valt? Hoe verhoud je je als inwoner van het rijk der zieken tot het rijk der gezonden? Zelf voel ik me, en dat klinkt misschien gek, loyaal aan alle zieken. Als iemand iets onder de leden heeft, ook al is het griep, dan nog is die persoon op dat moment een inwoner van het rijk der zieken. En ik weet hoe het daar is.’
In
Welkom in het Rijk der zieken draait het om Clay, die na een bezoekje aan de kinderboerderij met zijn oppaskind in contact komt met een geit met Q-koorts.

Peter Logghe ONDERGANG VAN HET AVONDLAND – HET DECADENTIEBEGRIP BIJ SPENGLER EN EVOLA, De doctrine van de 4 tijdperken:
In het tweede deel van zijn Rivolta stelt Julius Evola een “interpretatie van de geschiedenis op traditionele basis” voor (24). De geschiedenis evolueert niet, maar volgt het proces van regressie, van involutie, in de zin van het zich loskoppelen van de suprawereld, van het verbreken van de banden met het transcendente, van het macht van het “slechts menselijke”, van het materiële en het fysieke. Dit juist is het onderwerp van de doctrine van de vier tijdperken. En de moderne wereld past als gegoten in de vorm van het vierde tijdperk, de Kali Yuga, het IJzeren Tijdperk. Reeds Hesiodos beschreef de vier tijdperken als het Gouden Tijdperk (Sat yuga), het Zilveren (Tetra yuga), het Bronzen (Dvâpara yuga) en het IJzeren Tijdperk. Het zelfde thema vinden wij terug in de Hindoetraditie (satya-yuga – tijdperk van het zijn, de waarheid in transcendente zin, tretâ-yuga – tijdperk van de moeder, dvâpara-yuga – tijdperk van de helden, en kali-yuga of het sombere tijdperk) naast zovele andere mythen over zowat de ganse (traditionele) Wereld. Evola heeft deze cyclustheorie van René Guénon, die ze opnieuw in Europa binnenbracht.

Plotinus, de auteur van het boek De Enneaden was net als Origenes, een leerling van Ammonius Saccas.
Plotinus schreef de essays die later de Enneaden werden over een periode van meerdere jaren vanaf ca 253 tot een paar maanden voor zijn dood, zeventien jaar later. Porphyrius wijst er op dat de Enneaden, voordat ze door hemzelf waren samengesteld en geordend, slechts een enorme verzameling van notities en essays waren, die door Plotinus werden gebruikt in zijn colleges en debatten, in plaats van het formele boek dat Porphyrius ervan gemaakt heeft. Plotinus was zelf vanwege een slecht gezichtsvermogen niet in staat om zijn eigen werk te redigeren, terwijl zijn geschriften volgens Porphyrius juist een uitgebreide redactie vereisten: het handschrift van Plotinus was afschuwelijk, ook wist hij zijn woorden niet goed van elkaar te scheiden en hij trok zich ook weinig aan van de subtiliteiten van de toenmalige spellingsregels. Plotinus had een hartgrondige hekel aan het redactionele proces, en liet deze taak graag aan Porphyrius over, die de geschriften van Plotinus bijschaafde en bundelde in de Enneaden.

Robert Bowen Madame Blavatsky over de studie van de Theosofie
H.P.B. schijnt nogal overtuigd te zijn van het belang van de lering (in het "Besluit") over de tijden van de komst van de rassen en de onderrassen. Duidelijker dan gewoonlijk stelde zij dat er in werkelijkheid niet zoiets bestaat als een toekomstig "komen" van rassen. "Er is noch sprake van komen, noch van gaan, maar van eeuwig worden," zegt zij. Het vierde wortelras is nog steeds in leven. Zo is het ook met het derde, tweede en eerste - dat wil zeggen, hun manifestaties op ons huidige stoffelijke gebied zijn aanwezig. Ik weet wat zij bedoelt, denk ik, maar ik ben niet in staat het onder woorden te brengen. Op dezelfde manier is het zesde onderras hier en het zesde wortelras en het zevende en zelfs mensen van de komende ronden. Per slot van rekening is dat heel begrijpelijk. Leerlingen, broeders en adepten kunnen geen mensen zijn van het alledaagse vijfde onderras, want "ras" is een stadium van evolutie.[4]
Maar zij laat er geen enkel misverstand over bestaan dat, voor zover het de mensheid in het algemeen betreft, zij honderden jaren (in tijd en ruimte) verwijderd zijn van zelfs het zesde onderras. Ik had de indruk dat H.P.B. een eigenaardige bezorgdheid toonde in haar nadruk op dit punt. Zij zinspeelde op "gevaren en waandenkbeelden" die voortkomen uit de ideeën dat het nieuwe ras al definitief in de wereld verschenen was. [5] Volgens haar valt de duur van een onderras, voor de mensheid als geheel samen met die van een siderisch jaar (de cirkel die de aardas beschrijft - ongeveer 25000 jaar). Dat houdt in dat het nieuwe ras nog erg ver weg is.
[4] Meer over leerlingen, broeders en adepten onder occultisme. Ik heb dit altijd zo begrepen en ben het ermee eens geweest. Maar omdat we er niet meer vanuit kunnen gaan dat H.P. Blavatsky dit geschreven heeft, moet de bevestiging hiervan dus uit De Geheime Leer zelf komen. Zijn Adepten en genien inderdaad mensen van een komend ras of is ook dit in haar mond gelegd?
[5] Zoals Barry Thompson, die mijn aandacht richtte op de twijfelachtigheid van de bron van dit document, zegt: Het komt nogal goed uit om in 1931 zorgen te hebben over dwaasheden rond misverstanden over de ronden en rassen. Het lijkt dus waarschijnlijk dat Bowen hier zijn huidige zorgen uit Blavatsky's mond laat komen.

G. de Purucker Bron van het Occultisme Een moderne presentatie van de oude universele wijsheidgebaseerd op De Geheime Leer van H.P. Blavatsky
Voorwoord (p. v):
De
Purucker werd op 15 januari 1874 geboren in Suffern, Rockland County, New York, en woonde tot het einde van de jaren tachtig in de Verenigde Staten, toen het gezin naar Genève, Zwitserland, verhuisde. Zijn vader, een dominee in de episcopale kerk, was daar benoemd tot predikant van de Amerikaanse kerk; hij was een geleerd man die zich volledig inzette, en het was zijn diepste wens dat zijn zoon tot geestelijke zou worden gewijd in de Anglicaanse kerkgemeenschap. Daarom leerde hij hem zelf Latijn, Grieks en Hebreeuws, en zorgde ervoor dat hij onderwijs kreeg in de moderne Europese talen, en in de geschiedenis en letterkunde van de bijbelse volkeren en van het oude Griekenland en Rome.
Hoofdstuk 4 Melkwegstelsels en zonnestelsels: hun ontstaan, bouw en bestemming
Het aurische ei: kosmisch en microkosmisch (p. 161):
Wat we het rijk van de zon noemen – dat de hele ruimte omvat binnen het bereik van de goddelijke, spirituele, mentale en zelfs psychomagnetische straling van onze zon – bestaat uit de
planeetketens die tot ons eigen zonnestelsel behoren en tevens uit de interplanetaire gebieden van de ruimte. Al deze planeetketens zijn dus gehuld in de veelsoortige straling van de zon; maar de kracht van de zon is zo geweldig, zelfs in zijn laagste delen, de fysieke bol en de omhulsels daarvan, dat zijn vitaal-astraal-stoffelijke straling zich zelfs tot de fysieke grenzen van zijn rijk* uitstrekt. Zo komt het dat de aura van het aurische ei van iedere entiteit binnen ons zonnestelsel tot elk deel van het zonnedomein reikt: ten volle op de gebieden van de hoogste delen van het aurische ei van de entiteit; minder in de tussenliggende delen; en slechts in geringe mate in de lagere delen van haar aurische uitstraling.
Hoofdstuk 7.
De leer over de sferen
Interplanetair nirvåña en interbol-nirvåña (p. 401):
Wat gebeurt er met de verschillende families van monaden wanneer het einde van een ronde op bol G wordt bereikt en hun nirvåña begint? In feite gaat elke klasse van monaden na het verlaten van elke bol een korte nirvåñische periode van rust en spirituele assimilatie in vóór ze de volgende bol betreedt.*
*) Deze rustperiode wordt vaak losweg een
interplanetair nirvåña genoemd, terwijl het een interbol-nirvåña zou moeten worden genoemd.
Hoofdstuk 10.
De hiërarchie van mededogen
Vijfde- en zesde-ronders
(p. 570):
Iedere ‘ronde’ brengt een nieuwe ontwikkeling en zelfs een volkomen verandering teweeg in de verstandelijke, psychische, spirituele en lichamelijke gesteldheid van de mens, waarbij al deze beginselen trapsgewijs in
opgaande lijn evolueren. Hieruit volgt dat personen die, zoals Confucius en Plato, psychisch, verstandelijk en spiritueel tot de hogere evolutiegebieden behoorden, in onze vierde ronde even ver waren als de gemiddelde mens zal zijn in de vijfde ronde, waarvan de mensheid is bestemd om op deze evolutieladder veel hoger te staan dan onze tegenwoordige mensheid. Op dezelfde manier was Gautama Boeddha – de geïncarneerde wijsheid – nog hoger en groter dan de genoemde mensen, die vijfde-ronders heten, en worden Boeddha en Sankaracharya allegorisch zesde-ronders genoemd. Vandaar de verborgen wijsheid van de destijds ‘ontwijkend’ genoemde uitspraak, ‘dat een paar regendruppels nog geen moesson maken, al kondigen ze die aan’. (De Geheime Leer, Deel 1 p. 191-2)
171: Wanneer in de eerste ronde alle zeven of tien hiërarchieën tenslotte bol G bereiken, verzamelen ze zich allemaal op die bol, die de laatste bol is van de gemanifesteerde zeven, en daar beëindigen ze alle gelijktijdig de eerste ronde vóór het
interplanetaire nirvåña begint.

De ‘Law of One’ heeft op het universele ordeningsprincipe karma, de 2e grondstelling betrekking. Het gaat echter in het kwantumvacuüm (bewustzijnsveld) om twee polen (les 3 polariteit), het aardse en het hemelse, om karma en dharma.

Karma kan ook aan de hand van het Yin/Yang-symbool en de Vijf Fasen worden geïllustreerd. Het symbool brengt drie opties tot uitdrukking, de natuurlijke -, de beheers - en de vernietigende kringloop. Amit Goswami, maakt in zijn boek De kwantum dokter, de nieuwe wetenschap van gezondheid en genezing, op p. 175 van hetzelfde Yin/Yang-symbool gebruik.

Henk Hogeboom van Buggenum (GAMMA jrg. 13 nr. 1 en jgr. 15 nr. 3):
Na de atmosfeer verscheen zo de biosfeer, de levende laag rond onze planeet. Uit deze biosfeer kwam door toeneming van complexiteit-bewustzijn ongeveer 5 miljoen jaar geleden een soort voort met een zeker zelfreflecterend vermogen. Deze australopithecus was het begin van een reeks hominiden of mensachtigen, waaruit zich door toenemende schedelinhoud van 400 tot 1600 cm3 de huidige homo sapiens ontwikkelde. Ook dit proces van cerebra-lisatie wordt gekenmerkt door oprolling. De mens vormt dan zelf weer een nieuwe laag rond onze planeet, die Teilhard de Chardin de noösfeer (Vladimir Vernadski) noemt, de laag van denkende korrels, bewustzijnspartikels, die samen bezig zijn een nieuwe eenheid te vormen, de mensheid.
Voor Teilhard betekent het christendom een cruciaal moment in de antropogenese, onze bewustwording als mens. Dat blijkt wel uit de invloed, die de figuur van Jezus heeft gehad. Zijn levenswandel werd als waardevol erkend, een richting die navolging verdiende. Het was een nieuw omslagpunt in de evolutie. In de mens werd God als het ware geboren, d.w.z. het besef van ieders verbondenheid met de schepper. Als iedereen - of hij nu boeddhist is of jood, christen of moslim - verbonden is met de schepper, is de liefde voor de medemens een uiting van verbondenheid met God.
Wij tappen het bewustzijn af met onze hersenen. Het bewustzijn is alomtegenwoordig en wij zijn er een deel van, dat zichzelf steeds kan verruimen aan de ander. De ander wordt zo tot een noodzakelijke voorwaarde voor onze groei.

H.P. Blavatsky De Geheime Leer Deel II, Conclusies (p. 505):
Zo is de loop van de Natuur onder de heerschappij van de KARMISCHE WET; van de altijd tegenwoordige en altijd wordende Natuur. Want, met de woorden van een wijze, die aan slechts enkele occultisten bekend is:
‘HET HEDEN IS HET KIND VAN HET VERLEDEN; DE TOEKOMST HET PRODUCT VAN HET HEDEN. EN TOCH, O TEGENWOORDIG MOMENT! WEET GIJ NIET DAT GIJ GEEN OUDER HEBT, EN OOK GEEN KIND KUNT HEBBEN; DAT GIJ EEUWIG SLECHTS UZELF VOORTBRENGT? VOORDAT GIJ ZELFS ZIJT BEGONNEN TE ZEGGEN: ‘IK BEN DE NAKOMELING VAN HET VERVLOGEN MOMENT, HET KIND VAN HET VERLEDEN’, ZIJT GIJ DAT VERLEDEN ZELF GEWORDEN. VOORDAT GIJ DE LAATSTE LETTERGREEP UITSPREEKT, ZIE! GIJ ZIJT NIET MEER HET HEDEN MAAR DIE TOEKOMST ZELF. ZO ZIJN HET VERLEDEN, HET HEDEN EN DE TOEKOMST, DE EEUWIGE LEVENDE DRIEËENHEID IN ÉÉN – HET MAHAMAYA VAN HET ABOLUTE IS.’

H.P. Blavatsky: De Geheime Leer Deel I, Stanza 2 Het denkbeeld van differentiatie (p. 91):
5. DE ZEVEN (zonen) WAREN NOG NIET GEBOREN UIT HET WEEFSEL VAN LICHT. DUISTERNIS ALLEEN WAS VADER-MOEDER, SVABHAVAT; EN SVABHAVAT WAS IN DUISTERNIS (a).
(a) In de hier gegeven stanza’s houdt de Geheime Leer zich hoofdzakelijk, zo niet geheel, bezig met ons zonnestelsel en in het bijzonder met onze planeetketen. De ‘zeven zonen’ zijn daarom de scheppers van laatstgenoemde. Deze lering zal hierna uitvoeriger worden verklaard. (Zie Afd. II, ‘De theogonie van de scheppende goden’.)
91/92: Svabhavat, de ‘plastische essentie’ die het Heelal vult, is de wortel van alle dingen. Svabhavat is om zo te zeggen het boeddhistische concrete aspect van de abstractie die in de hindoefilosofie Mulaprakriti wordt genoemd. Het is het lichaam van de ziel en wat ether voor akasa zou zijn, en dit laatste is het bezielende beginsel van het eerstgenoemde.
H.P. Blavatsky: De Geheime Leer Deel I, Stanza 4 De zevenvoudige hiërarchieën:
De zonen van het vuur (p. 117):
Er is een passage in de
Bhagavad Gîtå (8:23-6) waarin Krishña in symbolische en esoterische taal zegt: Ik zal de tijden [de omstandigheden] noemen . . . waarop de toegewijden die [uit dit leven] heengaan, nooit zullen terugkeren [worden wedergeboren], of waarop ze wel terugkomen [om weer te incarneren]. Het vuur, de vlam, de dag, de heldere [gunstige] veertien dagen, de zes maanden dat de zon ten noorden van de evenaar staat – zij die dan heengaan [sterven] en het brahman kennen [de yogì’s], gaan naar brahman. Maar als de toegewijde sterft in de rook, in de nacht, in de donkere [ongunstige] veertien dagen, in de zes maanden dat de zon ten zuiden van de evenaar staat, dan gaat hij naar het maanlicht [of de sfeer van de maan, of het astrale licht], en keert hij terug [wordt hij wedergeboren]. Men zegt dat deze twee paden, het heldere en het donkere, in deze wereld [of grote kalpa, ‘eeuw’] eeuwig zijn. Langs het ene gaat de mens en komt nooit terug; langs het andere komt hij terug.1 Deze benamingen, ‘vuur’, ‘vlam’, ‘dag’, de ‘heldere veertien dagen’, enz., evenals ‘rook’, ‘nacht’, enz., die slechts leiden naar het einde van het pad van de maan, zijn zonder kennis van de esoterie onbegrijpelijk. Het zijn allemaal namen van verschillende godheden die de kosmisch-psychische krachten beheersen. We spreken vaak over de hiërarchie van de ‘vlammen’ (zie deel 2), de ‘zonen van het vuur’, enz. Sankaracharya, de grootste esoterische meester van India, zegt dat vuur een godheid betekent die over de tijd (kala) heerst. De bekwame vertaler van de Bhagavad Gita, Kashinath Trimbak Telang, ma, in Bombay, erkent dat hij ‘geen helder begrip van de betekenis van deze verzen heeft’.2
1) Bhagavad Gìtå, Engelse vert. K.T. Telang, The Sacred Books of the East, uitgegeven door
Max Müller, deel 8, blz. 80-1
2) Op.cit., blz. 81vn.
128:
Beweging (de adem) wordt de wervelwind en brengt hen aan het draaien3.’
3) De
materialistische wetenschap kan het nooit oplossen. ‘Beweging is eeuwig in het ongemanifesteerde, en periodiek in het gemanifesteerde’, zegt een occulte lering. Dit is het geval ‘wanneer warmte, veroorzaakt door het neerdalen van de VLAM in de oerstof, haar deeltjes doet bewegen, en die beweging wordt een wervelwind’. Een druppel vloeistof neemt de bolvorm aan doordat de atomen ervan om zichzelf ronddraaien in hun laatste, onoplosbare en noumenale essentie; onoplosbaar, althans voor de natuurwetenschap.
129: II. DE STEM VAN HET WOORD, SVABHAVAT, DE GETALLEN, WANT HIJ IS EEN EN NEGEN12.
133,134: De ‘adem’ van al de ‘zeven’ heet
bhaskara (licht makend), omdat alle planeten in hun oorsprong kometen en zonnen waren. Zij ontwikkelden zich uit de oorspronkelijke Chaos' (nu het noumenon van de niet oplosbare nevelvlekken) tot manvantarisch leven, door aggregatie en opeenhoping van de eerste differentiaties van de eeuwige stof, volgens de mooie zinswending in de Toelichting: ‘Zo kleedden de zonen van het licht zich in het weefsel van de duisternis.’ Zij worden allegorisch ‘de hemelslakken’ genoemd, omdat hun (voor ons) vormloze INTELLIGENTIES ongezien hun sterre- en planeethuizen bewonen en die als het ware bij hun omloop met zich meedragen, zoals slakken dat doen. De leer van een gemeenschappelijke oorsprong van alle hemellichamen en planeten werd, zoals wij zien, door de archaïsche astronomen onderwezen vóór Kepler, Newton, Leibniz, Kant, Herschel en Laplace. Warmte (de adem), aantrekking en afstoting – de drie grote factoren van beweging – zijn de omstandigheden waaronder alle leden van dit hele oorspronkelijke gezin worden geboren, zich ontwikkelen en sterven, om opnieuw te worden geboren na een ‘nacht van Brahma’, waarin de eeuwige stof periodiek terugkeert tot haar aanvankelijke ongedifferentieerde toestand. De sterkst verdunde gassen kunnen de moderne natuurkundige nog geen idee geven van de aard van die stof. De onzichtbare vonken van oeratomen, in het begin krachtcentra, differentiëren zich tot moleculen, en worden zonnen, die geleidelijk objectief – gasvormig, stralend en kosmisch – worden. Tenslotte geeft de ene ‘wervelwind’ (of beweging) de stoot tot de vorm en tot de eerste beweging, die wordt beheerst en onderhouden door de nooit rustende ademingen – de Dhyan-Chohans.
Stanza 4. Vervolg (p. 134,135)
De
lipi-ka’s, van het woord lipi, ‘geschrift’, betekent letterlijk de ‘schrijvers’1. Deze goddelijke wezens houden op mystieke manier verband met karma, de wet van vergelding, want ze zijn de optekenaars of geschiedschrijvers, die op de (voor ons) onzichtbare tafelen van het astrale licht, ‘de grote beeldengalerij van de eeuwigheid’, een getrouw verslag afdrukken van elke handeling en zelfs gedachte van de mens, van alles wat was, is, of ooit zal zijn, in het heelal van verschijnselen. Zoals in Isis (1:441) werd gezegd, is dit goddelijke en onzichtbare schilderij het BOEK VAN HET LEVEN. Omdat de lipika’s het ideële plan van het heelal – op basis waarvan de ‘bouwers’ na elke pralaya de kosmos weer opbouwen – uit het passieve universele denkvermogen in de objectiviteit projecteren, zijn zij het ook die een parallel vormen met de zeven engelen van de goddelijke tegenwoordigheid; de christenen zien die engelen in de zeven ‘planeetgeesten’ of de ‘geesten van de sterren’.
1) Dit zijn de
vier ‘onsterfelijken’, die in de Atharva-Veda (1:31:1-4) de ‘wachters’ of bewakers van de vier hemelstreken worden genoemd.
De Geheime Leer Deel I, Stanza 5 Fohat: kind van zevenvoudige hiërarchieën (p. 137,138):
De leer zegt dat, om een volledig bewust goddelijk wezen te worden – ja zelfs het hoogste – de oorspronkelijke geestelijke INTELLIGENTIES door het menselijke stadium moeten gaan. En wanneer we zeggen menselijk, dan heeft dit niet alleen betrekking op onze aardse mensheid, maar ook op de stervelingen die elke andere wereld bewonen, d.w.z. op die intelligenties die een geschikt evenwicht tussen stof en geest hebben bereikt, zoals wij nu, sinds het midden van het vierde Wortelras van de vierde Ronde werd gepasseerd. Elk wezen moet door eigen ervaring het recht hebben verkregen om goddelijk te worden. Hegel, de grote Duitse denker, moet deze waarheid hebben gekend of intuïtief hebben aangevoeld, toen hij zei dat het Onbewuste het Heelal slechts ontwikkelde ‘in de hoop een helder zelfbewustzijn te bereiken’, met andere woorden, om MENS te worden; want dit is ook de geheime betekenis van de veel gebruikte zin uit de Purana’s, dat Brahma voortdurend wordt ‘bewogen door de begeerte om te scheppen’. Dit verklaart ook de verborgen kabbalistische betekenis van het gezegde:
‘De adem wordt een steen; de steen een plant; de plant een dier; het dier een mens; de mens een geest; en de geest een god.’ De uit het denkvermogen geboren zonen, de rishi’s, de bouwers, enz. waren in andere werelden en in de voorafgaande manvantara’s allen mensen – van welke vorm en gedaante ook.
Omdat dit onderwerp zo bijzonder mystiek is, is het erg moeilijk het in al zijn details en verbanden uit te leggen, omdat het hele mysterie van de schepping door evolutie erin besloten ligt.
De Geheime Leer Deel I hoofdstuk Enkele vroegere theosofische misvattingen over planeten, ronden en de mens (p. 191):
De eerste verwarringen en misvattingen ontstonden uit de – voor westerlingen tamelijk onbegrijpelijke – leer over de periodieke ‘verduisteringen’ en de opeenvolgende ‘Ronden’ van de bollen langs hun cirkelvormige ketens. Een daarvan heeft betrekking op de
vijfde’- en zelfs de ‘zesde’-ronders. Degenen die wisten dat een Ronde werd voorafgegaan en gevolgd door een langdurige pralaya, een rustpauze die een onoverbrugbare kloof teweegbracht tussen twee Ronden, tot de tijd aanbrak voor een hernieuwde levenscyclus, begrepen niets van de ‘gedachtefout’ om te spreken van ‘vijfde- en zesde-ronders’ in onze vierde Ronde. Gautama Boeddha, zo zei men, was een zesde-ronder, Plato en enkele andere grote filosofen en denkers, ‘vijfde-ronders’. Hoe kon dit? Een van de Meesters leerde en bevestigde, dat er zelfs nu op aarde zulke ‘vijfde-ronders’ waren; en hoewel men had begrepen dat hij zei dat de mensheid nog ‘in de vierde Ronde’ was, scheen hij op een andere plaats te zeggen, dat we in de vijfde waren. Hierop gaf een andere Leraar het ‘apocalyptische’ antwoord: ‘Een paar regendruppels maken nog geen moesson, al kondigen ze die aan.’ . . . ‘Nee, we zijn niet in de vijfde Ronde, maar mensen van de vijfde Ronde komen al een paar duizend jaar aan.’ Dit was nog erger dan het raadsel van de Sfinx! Beoefenaars van het occultisme onderwierpen hun hersenen aan de meest wilde speculaties. Lange tijd probeerden ze Oedipus te overtreffen en de beide beweringen met elkaar in overeenstemming te brengen. En omdat de Meesters bleven zwijgen, evenals de stenen Sfinx zelf, werden zij beschuldigd van inconsequentie, ‘tegenstrijdigheid’ en ‘gebrek aan overeenstemming’. Ze lieten echter eenvoudig de speculaties doorgaan, om het westerse denkvermogen een les te geven die het hard nodig heeft. De oriëntalisten hadden in hun verwaandheid en in hun gewoonte om iedere metafysische opvatting en uitdrukking te verstoffelijken, zonder enige ruimte te laten voor oosterse beeldspraak en allegorie, van de exoterische hindoefilosofie een warboel gemaakt, en nu deden de theosofen hetzelfde met de esoterische leringen. Het is duidelijk dat de laatstgenoemden tot nu toe de betekenis van de uitdrukking ‘vijfde- en zesde-ronders’ volstrekt niet hebben begrepen.
De Geheime Leer Deel I, Stanza 6 Vervolg (p. 226):
In Deel II van Isis (blz. 183 e.v., Engelse uitgave) worden de filosofische stelsels van de gnostici en de oorspronkelijke joodse christenen, de Nazareners en de Ebionieten, uitvoerig beschouwd. Er blijkt uit, welke opvattingen in die dagen buiten de kring van de mozaïsche joden over Jehova werden gehuldigd. Hij werd door alle gnostici eerder met het kwade dan met het goede beginsel vereenzelvigd. Voor hen was hij Ilda-Baoth, ‘de zoon van de duisternis’, en zijn moeder, Sophia Achamoth, was de dochter van Sophia, de goddelijke wijsheid (de vrouwelijke heilige geest van de vroege christenen) – akasa15; terwijl Sophia Achamoth het lagere astrale licht of de ether verpersoonlijkt. Ilda-Baoth16 of Jehova is eenvoudig een van de Elohim, de zeven scheppende geesten, en een van de lagere sephiroth.
15) Het astrale licht staat in dezelfde betrekking tot akasa en anima mundi, als satan tot de godheid. Ze zijn een en hetzelfde, gezien vanuit twee standpunten: het geestelijke en het psychische – de bovenetherische of verbindende schakel tussen stof en zuivere geest – en het stoffelijke. Zie voor het verschil tussen nous, de
hogere goddelijke wijsheid, en psyche, de lagere en aardse (Jacobus, iii, v. 15-17). Zie ook ‘Demon est Deus inversus’, in Afd. II van dit deel.
De adepten en het heilige eiland (p. 240):
Want, zoals
Carlyle zegt: . . .
De essentie van ons wezen, het mysterie in ons dat zich ‘
ik’ noemt – welke woorden hebben we voor zoiets? Het is een adem van de hemel, het hoogste wezen openbaart zich in de mens. Dit lichaam, deze vermogens, dit leven van ons, is dit alles niet als een gewaad van het NAAMLOZE?1 De adem van de hemel, of beter gezegd de adem van het leven, in de Bijbel nefesh genoemd, is in elk dier, in elk levend stofdeeltje en in elk mineraalatoom. Maar geen van deze heeft, zoals de mens, het bewustzijn van de aard van dat hoogste wezen,2 omdat geen van deze in zijn verschijningsvorm die goddelijke harmonie vertoont die de mens bezit. Het is, zoals Novalis zei – en niemand heeft het na hem beter gezegd – en zoals Carlyle dat heeft herhaald:
‘Er is maar één tempel in het heelal, en dat is het lichaam van de mens. Niets is heiliger dan die verheven vorm. . . . We raken de hemel aan als we onze hand leggen op een menselijk lichaam!’ Dit klinkt als bloemrijke retoriek [voegt Carlyle eraan toe] maar dat is het niet. Als men goed erover nadenkt, zal het een wetenschappelijk feit blijken te zijn; een uitdrukking . . . van de ware aard van de zaak. We zijn het wonder van de wonderen – het grote ondoorgrondelijke mysterie . . .3
2) Bij geen ander volk in de wereld is het gevoel van devotie of van religieuze mystiek meer ontwikkeld en duidelijker aanwezig dan bij de hindoes. Lees wat Max Müller in zijn boeken zegt over deze karaktertrek en deze nationale eigenschap. Dit is een rechtstreekse erfenis van de oorspronkelijke bewuste mens van het derde ras.
3) Carlyle, Op.cit., 1849, blz. 9.
De Geheime Leer Deel I,
De voorvaderen van de mens op aarde (p. 249):
(g) De zesde en de zevende groep hebben deel aan de lagere eigenschappen van het Viertal. Het zijn bewuste, etherische entiteiten, even onzichtbaar als ether, die als de takken van een boom uitgaan van de eerste centrale groep van de vier, en zich op hun beurt vertakken in talloze zijgroepen, waarvan de lagere de natuurgeesten of elementalen van talloze soorten en variëteiten zijn; vanaf de vormloze en onstoffelijke – de ideële GEDACHTEN van hun scheppers – tot de atomaire, hoewel voor de menselijke waarneming onzichtbare, organismen toe. De laatste worden beschouwd als de ‘geesten van de atomen’, want ze zijn één stap (terug) verwijderd van het stoffelijke atoom – bewuste, zo niet verstandelijke schepsels. Ze zijn alle onderhevig aan karma, en moeten dat in elke cyclus uitwerken. Want de leer zegt dat er in het heelal, hetzij in ons eigen of in een ander stelsel, in de uiterlijke of de innerlijke werelden12 geen bevoorrechte wezens zijn, zoals de engelen van de westerse en de joodse religie. Een Dhyan-Chohan moet dat worden; hij kan niet worden geboren of plotseling op het levensgebied verschijnen als een volledig ontwikkelde engel. De hemelse hiërarchie van het huidige manvantara zal in de volgende levenscyclus zijn verplaatst naar hogere, meer verheven werelden, en zal plaatsmaken voor een nieuwe hiërarchie, die is samengesteld uit de uitverkorenen van onze mensheid.
267/277: Zo duurt een pralaya even lang als het manvantara, of een nacht van Brahma is even lang als deze ‘dag’. Als de christenen joodse gebruiken willen volgen, zouden zij de geest daarvan moeten aannemen en niet de dode letter: d.w.z. een week van zeven dagen te werken en dan zeven dagen te rusten. Dat het woord ‘sabbat’ een mystieke betekenis had, blijkt uit de minachting die Jezus toonde voor de sabbatdag, en uit wat wordt gezegd in Lucas xviii, 12. De sabbat wordt daar als de hele week opgevat. (Zie de Griekse tekst, waarin de week sabbat wordt genoemd: ‘Ik vast tweemaal in de sabbat.’) Paulus, een ingewijde, wist dit heel goed toen hij de eeuwige rust en gelukzaligheid in de hemel met sabbat aanduidde; ‘en hun geluk zal eeuwig zijn, want zij zullen altijd (één) met de Heer zijn en zij zullen een eeuwige sabbat genieten’. (Hebreeën iv, 2.)
283: Maar dit alles is onjuist, omdat de beide woorden pradhana (oorspronkelijke stof) en geluid als eigenschap verkeerd zijn begrepen; de eerste term (pradhana) is beslist synoniem met Mulaprakriti en akasa, en de laatste (geluid) met het verbum, het woord of de logos. Dit is gemakkelijk aan te tonen, want het blijkt uit de volgende zinnen uit het Vishnu Purana: ‘In het begin was er dag noch nacht, hemel noch aarde, duisternis noch licht. . . . Behalve alleen het ene, onbegrijpelijk voor het verstand, of wat Brahma en pums (geest) en pradhana (oorspronkelijke stof) is.’ . . . (Deel I, hfst. ii.)
284: De elementen, hetzij enkelvoudig of samengesteld, konden sinds het begin van de evolutie van onze keten niet dezelfde zijn gebleven. Alles in het Heelal gaat in de grote cyclus gestaag vooruit, terwijl het in de kleinere cyclussen onophoudelijk op en neer gaat. De Natuur is tijdens het manvantara nooit stationair, omdat zij steeds wordt45 en niet slechts is. Het delfstoffen-, het plantaardige en het menselijke leven passen altijd hun organismen aan bij de dan heersende elementen, en daarom waren die elementen daar toen geschikt voor, zoals zij dat nu zijn voor het leven van de tegenwoordige mensheid. Pas in de volgende of vijfde Ronde zal het vijfde element, ether – het grove lichaam van akasa, als het zelfs zo mag worden genoemd – door voor alle mensen een bekend natuurfeit te worden, zoals de lucht ons nu vertrouwd is, ophouden zoals nu hypothetisch te zijn, en als ‘agens’ voor zoveel dingen te dienen. En pas in die Ronde zullen die hogere zintuigen, waarvan de groei en ontwikkeling door akasa worden bevorderd, vatbaar zijn voor een volledige ontplooiing. Zoals al werd aangegeven, kan worden verwacht dat te zijner tijd in deze Ronde een gedeeltelijke bekendheid zal ontstaan met de kenmerkende eigenschap van de stof – doordringbaarheid – die zich tegelijk met het zesde zintuig zou moeten ontwikkelen. Maar wanneer in de volgende Ronde het volgende element is toegevoegd aan onze hulpmiddelen, zal doordringbaarheid een zo duidelijke eigenschap van de stof worden, dat de dichtste vormen ervan voor de waarnemingen van de mens niet meer belemmeringen zullen opleveren dan een dikke mist.
45) Ook volgens de grote metafysicus Hegel. Voor hem was de Natuur een eeuwig worden: een zuiver esoterische opvatting. Schepping of oorsprong in de christelijke betekenis van het woord is volstrekt ondenkbaar. Zoals de genoemde denker zei: ‘God (de universele geest) objectiveert zich als de Natuur, en stijgt daaruit weer op.’
286: In de
eerste Ronde had dus de bol – die door de oorspronkelijke vuurlevens was gebouwd, d.w.z. bolvormig was gemaakt – geen vastheid en geen eigenschappen, behalve een koude glans, geen vorm en geen kleur; pas tegen het einde van de eerste Ronde ontwikkelde hij één element, dat van zijn om zo te zeggen anorganische of enkelvoudige essentie nu in onze Ronde het vuur werd, zoals wij dat overal in het stelsel kennen. De aarde was in haar eerste rupa, waarvan de essentie het akasa-beginsel is, dat * * * wordt genoemd en dat nu ten onrechte als astraal licht bekendstaat, dat Eliphas Lévi ‘de 'verbeeldingskracht van de Natuur’46 noemt, waarschijnlijk om evenals anderen te vermijden er de juiste naam aan te geven.
Door middel van en uit de uitstralingen van de zeven lichamen van de zeven orden van Dhyani’s worden de zeven afzonderlijke grootheden (elementen) geboren, waarvan de beweging en de harmonische vereniging het gemanifesteerde Heelal van stof voortbrengen.’ (Toelichting.)
De
tweede Ronde brengt het tweede element – LUCHT – tot manifestatie. De zuiverheid van dit element zou degene die het zou gebruiken, verzekeren van het altijddurende leven. Er zijn in Europa maar twee occultisten geweest die het hebben ontdekt en het zelfs gedeeltelijk in de praktijk hebben gebruikt, hoewel de samenstelling ervan altijd bekend is geweest bij de hoogste oosterse ingewijden.
46) In zijn voorwoord tot de ‘Histoire de la Magie’ zegt Eliphas Lévi hierover: ‘Door deze kracht staan alle zenuwcentra in geheime verbinding met elkaar; zij laat sympathie en antipathie ontstaan; door haar komen onze dromen tot stand; door haar worden de verschijnselen van het tweede gezicht en de bovennatuurlijke visioenen veroorzaakt. . . . Het astrale licht, werkend onder de drang van krachtige impulsen, vernietigt, verdicht, scheidt, breekt en verzamelt alle dingen. . . . God schiep het op die dag toen hij zei: fiat lux, en het wordt bestuurd door de egregores, d.w.z. de leiders van de zielen die de geesten van kracht en handeling zijn.’ Eliphas Lévi had eraan moeten toevoegen dat het astrale licht of de oorspronkelijke substantie, als deze al stof is, dat is wat licht, LUX wordt genoemd en esoterisch verklaard het lichaam van die geesten zelf is, en hun eigenlijke essentie. Ons stoffelijke licht is de manifestatie op ons gebied en de weerkaatste glans van het goddelijke licht dat uitstraalt van het gezamenlijke lichaam van degenen die de ‘LICHTEN’ en de ‘VLAMMEN’ worden genoemd. Maar geen andere kabbalist heeft ooit zoveel talent gehad om de ene tegenstrijdigheid op de andere te stapelen, en de ene paradox op de andere te laten volgen, en dat in dezelfde zin en in zo’n vloeiende taal, als Eliphas Lévi. Hij voert zijn lezer door de liefelijkste, welig bloeiende dalen, om hem tenslotte op een verlaten en kaal rotseiland te laten stranden.
287: De
derde Ronde ontwikkelde het derde beginsel – WATER; terwijl de vierde de gasachtige vloeistoffen en de kneedbare vorm van onze bol veranderde in de harde, omkorste, grofstoffelijke bol waarop wij wonen. ‘Bhumi’ heeft haar vierde beginsel bereikt. Men kan hiertegen inbrengen, dat de wet van de analogie, waarop zoveel nadruk wordt gelegd, wordt verbroken. Helemaal niet. De aarde zal – in tegenstelling tot de mens – haar ware uiteindelijke vorm, haar lichamelijke schil, pas bereiken tegen het einde van het manvantara na de zevende Ronde. Eugenius Philalethes had gelijk toen hij zijn lezers op zijn erewoord verzekerde dat niemand de aarde nog had gezien (d.w.z. STOF in haar essentiële vorm). Onze bol verkeert tot dusver in zijn kamarupa-toestand – het astrale lichaam van begeerten van ahamkara, zwarte zelfzucht, het nageslacht van mahat op het lagere gebied. . . .
De Geheime Leer Deel I Samenvatting (p. 296):
Er is geprobeerd het eerste van deze zeven hoofdstukken te schrijven en het is nu gereed. Hoe onvolledig en zwak de uiteenzetting ook is, deze is in ieder geval een benadering – in wiskundige zin – van de oudste grondslag van alle latere kosmogonieën. Het is een gewaagde poging om in een Europese taal het grootse panorama weer te geven van de periodiek steeds terugkerende wet – ingeprent in de ontvankelijke denkvermogens van de eerste rassen die bewustzijn bezaten, en wel door hen die dit bewustzijn vanuit het universele denkvermogen weerkaatsten, want geen enkele menselijke taal behalve het Sanskriet, dat de taal van de goden is, is ook maar enigszins voor die taak berekend. Ter wille van ons doel moet men echter de gebreken van dit boek vergeven.
Het voorgaande, noch wat er volgt, kan men als geheel ergens volledig aantreffen.
Het wordt in geen enkele van de zes Indiase filosofische scholen geleerd, want het betreft hun synthese – de zevende school, dat is de occulte leer.
De Geheime Leer hoofdstuk 7 Deel I De nachten van Brahmâ (p. 411):
Ze zijn het zevenvoudige eerste Wortelras, dat vóór Adam (of vóór het derde, gescheiden Ras) kwam. Omdat zij schaduwen waren, en zonder verstand (zij hadden nog niet gegeten van de vrucht van de Boom van Kennis), konden zij de parguphim niet zien, of ‘het ene gezicht kon het andere niet zien’ (de oorspronkelijke mensen waren onbewust); ‘daarom stierven de oorspronkelijke (zeven) koningen’, d.w.z. zij werden vernietigd (zie Sepherah Djenioutha). Maar wie zijn deze koningen? Het zijn ‘de zeven rishi’s, bepaalde (secundaire) godheden, Sakra (Indra), Manu, en de koningen, zijn zonen die in één periode worden geschapen en vergaan’, zoals wordt gezegd in Vishnu Purāna (Deel I, hfst. iii). Want het zevende (‘duizendtal’) (niet het millennium van het exoterische christendom, maar dat van de antropogenese) stelt zowel de ‘zevende periode van de schepping’ voor, die van de fysieke mens (Vishnu Purāna), als het zevende beginsel – zowel macrokosmisch als microkosmisch –, als ook het pralaya na de zevende periode, de ‘nacht’ die dezelfde duur heeft als de ‘dag’ van Brahmā. ‘Zij werd in twaalf uur geheel verwoest, zoals er staat geschreven.’ Maar in het dertiende (tweemaal zes en de synthese) zal alles worden hersteld ‘en de zes zullen voortbestaan’.
De schrijver van de Qabbalah merkt dus heel terecht op: ‘Lang vóór zijn (Ibn Gebirols) tijd . . . vele eeuwen vóór het christelijke tijdperk, was er in Midden-Azië een ‘wijsheid-religie’, waarvan later gedeelten in het bezit waren van de geleerden onder de archaïsche Egyptenaren, de oude Chinezen, Hindoes, enz. . . .’ en . . . ‘De Qabbalah kwam hoogstwaarschijnlijk oorspronkelijk uit Arische bronnen, door Midden-Azië, Perzië, India en Mesopotamië, want uit Ur en Haran kwamen Abraham en veel anderen naar Palestina’ (blz. 221). En dit was ook de vaste overtuiging van C.W. King, de schrijver van The Gnostics and their Remains.
De Geheime Leer Deel I hoofdstuk 8 Dezeven scheppingen
In de kosmogonie is het de periode vóór de nevelvlekken.
492: Hij brengt uit zichzelf deze zes sterrengeesten voort: Jupiter (Jehova), Sabaoth, Adonai, Eloi, Osraios, Astaphaios7, en zij vormen het tweede of lagere zevental. Wat het derde betreft, dit is samengesteld uit de zeven oorspronkelijke mensen, de schaduwen van de maangoden, die door het eerste zevental zijn geprojecteerd. Hierin verschilden de gnostici, zoals we zagen, niet veel van de esoterische leer, behalve dat zij deze versluierden. Wat betreft de beschuldiging van Irenaeus, die kennelijk niet op de hoogte was van de werkelijke leringen van de ‘ketters’, dat de mens zowel op de zesde dag als op de achtste dag werd geschapen, dit alles heeft betrekking op de mysteriën van de innerlijke mens. Dit zal de lezer pas kunnen begrijpen nadat hij Deel II heeft gelezen en hij de antropogenese volgens de esoterische leer goed heeft begrepen.

H.P. Blavatsky: De Geheime Leer Deel II Stanza 1 Het begin van bewust leven (p. 46):
De grenzeloze en oneindige EENHEID bleef bij elk volk een maagdelijk verboden terrein, onbetreden door het denken van de mens, onberoerd door vruchteloze speculaties. De enige verwijzing ernaar was de vereenvoudigde voorstelling van haar eigenschap van uitzetting en samentrekking, van haar periodieke expansie of verwijding en contractie. In het Heelal met al zijn onberekenbaar vele myriaden van stelsels en werelden, die in de eeuwigheid verdwijnen en weer verschijnen, moesten de vermenselijkte machten of goden, hun zielen, tegelijk met hun lichamen uit het gezicht verdwijnen: ‘De adem die terugkeert in de eeuwige schoot, die ze uitademt en inademt’, zegt onze catechismus.
In iedere kosmogonie is er achter en boven de scheppende godheid een hogere godheid, een ontwerper, een architect, van wie de schepper slechts de uitvoerder is. En nog hoger, boven en rondom, op innerlijke en uiterlijke gebieden, is er het ONKENBARE en het onbekende, de bron en oorzaak van al deze emanaties . . .
De Geheime Leer Deel II Stanza 2 Zonder hulp faalt de natuur (p. 61):
De mens heeft vier vlammen en drie vuren nodig om één te worden op aarde, en hij heeft de essentie van de negenenveertig vuren nodig om volmaakt te zijn.
De Geheime Leer Deel II, De chronologie van de brahmanen (p. 74):
III. De tijd vanaf het eerste verschijnen van de ‘mensheid’ (op de planeetketen) 1.664.5000.987.
79,80, Er kunnen nu enkele feiten worden toegevoegd aan de daar gedane mededelingen, die elke oriëntalist al bekend zijn. Het heilige karakter van de cyclus van 4320 met daaraan toegevoegde nullen ligt in het feit dat de cijfers waaruit het getal bestaat, afzonderlijk genomen of samen voorkomend in verschillende combinaties, elk een symbool zijn van de grootste mysteriën in de Natuur. Inderdaad, of men de 4 afzonderlijk neemt, of de 3 op zichzelf, of beide samen die 7 vormen, dan wel de drie opgeteld die 9 opleveren, al deze cijfers hebben hun toepassing bij de meest heilige en occulte zaken, en geven de werkingen van de Natuur weer in haar eeuwig periodieke verschijnselen. Het zijn voortdurend terugkerende cijfers die zich nooit vergissen en die aan hem die de geheimen van de Natuur bestudeert, een werkelijk goddelijk stelsel onthullen, een intelligent plan in de kosmogonie, dat voert tot natuurlijke kosmische indelingen van tijden, seizoenen, onzichtbare invloeden, sterrenkundige verschijnselen, met hun actie en reactie op de aardse en zelfs op de morele natuur; op geboorte, dood en groei, en, op gezondheid en ziekte. Al deze natuurlijke gebeurtenissen berusten op en hangen af van cyclische processen in de Kosmos zelf, die periodieke krachten voortbrengen die, van buitenaf werkend, invloed uitoefenen op de aarde en alles wat erop leeft en ademt, van het begin tot het einde van elk manvantara. Oorzaken en gevolgen zijn esoterisch, exoterisch, en om zo te zeggen endexoterisch.
In Isis Ontsluierd (p. 329) schreven we wat we nu herhalen:
We zijn op het laagste punt van een cyclus en kennelijk in een overgangstoestand. Plato verdeelt de intellectuele vooruitgang van het heelal tijdens elke cyclus in vruchtbare en onvruchtbare perioden. In de ondermaanse gebieden blijven de sferen van de verschillende elementen eeuwig in volkomen harmonie met de goddelijke natuur, zegt hij; ‘maar hun delen zijn’, omdat ze te dicht bij de aarde zijn en door hun vermenging met het aardse (wat stof is, en dus het rijk van het kwade), ‘soms in overeenstemming en soms in strijd met de (goddelijke) natuur’. Wanneer die circulaties – die Eliphas Lévi ‘stromen van het astrale licht’ noemt – in de universele ether die ieder element in zich bevat, in harmonie met de goddelijke geest plaatsvinden, geniet onze aarde en alles wat daartoe behoort, een vruchtbare periode. De occulte vermogens van planten, dieren en delfstoffen sympathiseren magisch met de ‘hogere naturen’, en de goddelijke ziel van de mens staat in een volmaakte verstandhouding met deze ‘lagere’ naturen. Maar tijdens de onvruchtbare perioden verliezen de laatste hun magische sympathie, en wordt het geestelijke gezichtsvermogen van de meerderheid van de mensheid zo verduisterd, dat deze ieder begrip van de hogere krachten van haar eigen goddelijke geest verliest. We zijn in een onvruchtbare periode: de achttiende eeuw, waarin de kwaadaardige koorts van de scepsis zo onweerstaanbaar uitbrak, heeft het ongeloof als een erfelijke ziekte op de negentiende eeuw overgebracht. Het goddelijke intellect is in de mens versluierd; zijn dierlijke brein alleen filosofeert.’ En als het alleen filosofeert, hoe kan het dan de ‘ZIELENLEER’ begrijpen?
De Geheime Leer Deel II, Stanza 3 Pogingen tot het scheppen van de mens (p. 87):
De oude boeken noemen het karana sarira op het gebied van
sutratman, dat is de gouden draad waaraan de verschillende persoonlijkheden van dit hogere ego als kralen zijn geregen. Indien de lezer werd gezegd, zoals in de half-esoterische allegorieën, dat deze wezens terugkerende nirvani’s waren uit voorafgaande mahamanvantara’s – tijdperken van onberekenbare duur die in de eeuwigheid zijn verlopen, een nog minder berekenbare tijd geleden – dan zou hij de tekst nauwelijks goed kunnen begrijpen, terwijl sommige kenners van de Vedanta misschien zouden zeggen: ‘Dit is niet zo; de nirvani kan nooit terugkeren’, wat waar is voor het manvantara waartoe hij behoort, maar onjuist als de eeuwigheid wordt bedoeld. Want in de heilige sloka’s wordt gezegd:
De stralende draad die onvergankelijk is en slechts in nirvana oplost, komt daaruit ongeschonden weer tevoorschijn op de dag waarop de Grote Wet alle dingen tot werkzaamheid terugroept. . . .
87/88: De monaden die in deze lege SCHILLEN incarneerden, bleven even onbewust als toen zij van hun vroegere onvolledige vormen en voertuigen waren gescheiden. Er is in een zuivere geest op ons gebied geen vermogen tot scheppen en geen zelfbewustzijn, tenzij zijn al te homogene, volmaakte – want goddelijke – natuur om zo te zeggen wordt vermengd met en versterkt door een al gedifferentieerde essentie. Alleen de onderste lijn van de driehoek – die de eerste triade voorstelt die emaneert uit de universele MONADE – kan dit benodigde bewustzijn op het gebied van de gedifferentieerde Natuur verschaffen. Maar hoe konden deze zuivere emanaties, die volgens dit beginsel oorspronkelijk zelf onbewust (in onze zin) moeten zijn geweest, van enig nut zijn bij het verschaffen van het benodigde beginsel, omdat zij het zelf nauwelijks konden hebben bezeten? Het antwoord is moeilijk te begrijpen, tenzij men goed bekend is met de filosofische metafysica van een beginloze en eindeloze reeks van kosmische wedergeboorten, en doordrongen is van, en vertrouwd raakt met die onveranderlijke Natuurwet die EEUWIGE BEWEGING is, cyclisch en spiraalvormig, en dus zelfs bij haar schijnbare teruggang progressief. Het ene goddelijke beginsel, het naamloze DAT van de Veda’s, is het universele geheel, dat noch in zijn geestelijke aspecten en emanaties, noch in zijn stoffelijke atomen, ooit in ‘absolute rust’ kan zijn, behalve tijdens de ‘nachten’ van Brahma. Daarom zijn ook de ‘eerstgeborenen’ degenen die bij het begin van een manvantara het eerst in beweging worden gebracht, en dus de eersten die in de lagere sferen van de stoffelijkheid vallen. Zij die in de theologie ‘de Tronen’ worden genoemd en de ‘zetel van God’ zijn, moeten de eerste geïncarneerde mensen op aarde zijn; en als wij aan de eindeloze reeks van vroegere manvantara’s denken, wordt het begrijpelijk dat de laatsten het eerst, en de eersten het laatst moesten komen. Kortom, wij zien dat de hogere engelen talloze eonen tevoren de ‘zeven cirkels’ hadden doorbroken, en deze zo van het heilige vuur hadden beroofd; wat in gewone taal betekent, dat ze tijdens hun vroegere incarnaties, zowel in lagere als in hogere werelden, alle wijsheid daarvan hadden opgenomen – de weerspiegeling van MAHAT in zijn verschillende graden van intensiteit. Geen enkele entiteit, hetzij engel of mens, kan de toestand van nirvana of van absolute zuiverheid bereiken, behalve door het doormaken van eonen van lijden en door de kennis van zowel het KWADE als het goede, omdat het laatste anders onbegrijpelijk zou blijven.
De Geheime Leer Deel II, Stanza 4 Schepping van de eerste rassen (p. 101,102):
Deze ‘goden’ weigerden niet, zoals in exoterische verhalen wordt gezegd, mensen te scheppen omdat hun trots te groot was om de hemelse kracht van hun essentie te delen met de kinderen van de aarde, maar op grond van andere, eerder genoemde overwegingen. De allegorie heeft zich echter overgegeven aan eindeloze fantasieën, en de theologie heeft daarvan in elk land gebruikgemaakt door haar standpunt te formuleren tegenover deze eerstgeborenen, of
logoi, en door dit als de waarheid op te dringen aan de onwetenden en de lichtgelovigen. (Vergelijk ook wat is gezegd over Makara en de kumåra’s in verband met de dierenriem.)
104,105: Elke klasse van scheppers verleent de mens wat zij heeft te geven: de ene bouwt zijn uiterlijke vorm; de andere geeft hem haar essentie, die later het menselijke hogere Zelf wordt, tengevolge van de persoonlijke inspanning van het individu; maar zij konden de mensen niet maken zoals zijzelf waren: volmaakt, want zondeloos; zondeloos, omdat zij slechts de eerste flauwe schaduwachtige omtrekken van eigenschappen bezaten, en deze waren – vanuit menselijk standpunt – allemaal volmaakt, wit, zuiver en koud als de maagdelijke sneeuw. Waar geen strijd is, is geen verdienste. De mensheid, ‘door en door aardsgezind’, was niet bestemd te worden geschapen door de engelen van de eerste goddelijke adem: daarom zegt men dat zij hebben geweigerd dit te doen, en de mens moest worden gevormd door veel materiëlere scheppers8, die op hun beurt alleen konden geven wat zij in hun eigen natuur hadden, en meer niet.
117: De lezer moet bedenken dat de Ouden de religie, de natuurwetenschappen en de filosofie als nauw en onafscheidelijk verbonden beschouwden. Aesculapius was de zoon van Apollo – de zon of het vuur van het leven; tegelijk Helius, Pythius, en de god van de orakelwijsheid. In de exoterische religies, evengoed als in de esoterische filosofie, maakt men de elementen – vooral vuur, water en lucht – tot de voorvaderen van onze vijf stoffelijke zintuigen, en brengt men ze dus rechtstreeks (op occulte manier) daarmee in verband. Deze stoffelijke zintuigen staan zelfs lager dan de schepping die in de Purana’s Pratisarga of de secundaire schepping wordt genoemd. ‘Vloeibaar vuur ontstaat uit ongescheiden vuur’, zegt een occult axioma.
‘De cirkel is de GEDACHTE; de middellijn (of de lijn) is het WOORD; en hun vereniging is het LEVEN.’
De Geheime Leer Deel II Stanza 5 De evolutie van het tweede ras - De goddelijke hermafrodiet (p. 138):
Deze noodzaak van geheimhouding bracht het vijfde Ras tot het instellen, of liever het opnieuw instellen, van de religieuze mysteriën, waarin onder de sluier van allegorie en symboliek oude waarheden aan de komende geslachten konden worden onderwezen. Zie de onvergankelijke getuige van de evolutie van de menselijke uit de goddelijke rassen, en in het bijzonder uit het androgyne Ras – de Egyptische Sfinx, dat raadsel van de eeuwen! Goddelijke wijsheid die zich incarneert op aarde en die wordt gedwongen de bittere vrucht te proeven van persoonlijke pijn en van lijden, die op aarde alleen wordt voortgebracht in de schaduw van de boom van kennis van goed en kwaad – een geheim dat eerst alleen bekend was aan de Elohim, de ZELF-INGEWIJDE ‘hogere goden’1.
138/139: In het Boek Henoch vinden wij Adam2, de eerste goddelijke androgyn, die zich scheidt in man en vrouw, en in de ene vorm of het ene ras JAH-HEVA wordt, en in zijn andere vorm of ras Kaïn en Abel3 (mannelijk en vrouwelijk) – de Jehova met dubbel geslacht4 – een echo van zijn Arische oervorm, Brahma-Vach. Daarna komen het derde en het vierde Wortelras van de mensheid5– dat wil zeggen, rassen van mannen en vrouwen, of individuen van verschillend geslacht, niet langer geslachtloze half-geesten en androgynen, zoals de twee rassen die aan hen voorafgingen. Op dit feit wordt in elke antropogenese gezinspeeld. Het is te vinden in fabel en allegorie, in mythe en geopenbaarde heilige geschriften, in legende en overlevering. Want van alle grote mysteriën die de ingewijden hebben geërfd uit de grijze oudheid, is dit een van de grootste. Het geeft een verklaring van het dubbel-geslachtelijke element dat men in elke scheppende godheid aantreft, in Brahma-Viraj-Vach, in Adam-Jehova-Eva, en in ‘Kaïn-Jehova-Abel’. Want ‘Het Boek van de geslachten van Adam’ noemt zelfs Kaïn en Abel niet, maar zegt alleen: ‘Man en vrouw schiep hij hen . . . en noemde hun naam Adam’ (hfst. v, 5). Vervolgens zegt het: ‘En Adam verwekte een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth’ (v, 3); waarna hij andere zonen en dochters verwekt, en daardoor bewijst dat Kaïn en Abel zijn eigen allegorische omzettingen zijn. Adam stelt het oorspronkelijke mensenras voor, vooral in de kosmosiderische zin ervan.
145: ‘Maar er zijn mythen die voor zichzelf spreken. Tot deze klasse mogen wij de dubbelgeslachtelijke eerste scheppers van elke kosmogonie rekenen. De Griekse Zeus-Zen (Aether), en zijn vrouwen Chthonia (de chaotische aarde) en Metis (water); Osiris en Isis-Latona – waarvan de eerste god ook Aether voorstelt, de eerste emanatie van de opperste godheid, Amun, de oorspronkelijke bron van het licht; opnieuw de godin Aarde en Water; Mithras, de uit rots geboren god, het symbool van het
mannelijke wereldvuur, of het verpersoonlijkte oorspronkelijke licht, en Mithra, de vuurgodin, tegelijk zijn moeder en zijn vrouw; het zuivere element vuur (het actieve of mannelijke beginsel), beschouwd als licht en warmte, in vereniging met aarde en water of stof, het vrouwelijke of passieve element van de kosmische voortplanting’ – dit alles zijn herinneringen aan de oorspronkelijke goddelijke hermafrodiet.
De Geheime Leer Deel II Stanza 7 Tot de eerste mensenrassen (p. 187):
Het ligt niet in de lijn van de natuurwet dat de mens een volmaakt zevenvoudig wezen wordt vóór het zevende ras in de zevende Ronde. Toch zijn al deze beginselen vanaf zijn geboorte latent in hem aanwezig. Evenmin is het een deel van de evolutiewet dat het vijfde beginsel (manas) volledig zal worden ontwikkeld vóór de vijfde Ronde. Al dergelijke voortijdig ontwikkelde intellecten (op geestelijk gebied) in ons ras zijn abnormaal; het zijn wat wij noemen de ‘vijfde-Ronders’. Zelfs in het komende zevende Ras, aan het einde van deze vierde Ronde zal, terwijl onze vier lagere beginselen volledig zullen zijn ontwikkeld, manas nog maar betrekkelijk zijn geëvolueerd.
188: Laten wij hierbij even stilstaan voordat wij nog meer van zulke vreemde leringen bekendmaken. Laten wij proberen te ontdekken in hoeverre oude heilige geschriften en zelfs de wetenschap de mogelijkheid toelaten van zulke fantastische denkbeelden als in onze antropogenese worden gegeven, of deze zelfs uitdrukkelijk bevestigen.
Wat wij hebben gezegd, kunnen wij als volgt samenvatten. De Geheime Leer verkondigt voor de mens (1) een polygenetische oorsprong; (2) verschillende manieren van voortplanting vóór de mensheid tot de gewone methode verviel; (3) de evolutie van de dieren – in ieder geval van de zoogdieren – is gevolgd op die van de mens en er niet aan voorafgegaan. En dit is lijnrecht in strijd met de nu algemeen aanvaarde theorieën over de evolutie en de afstamming van de mens van een dierlijke voorvader.
Laten wij de keizer geven wat des keizers is, en allereerst de kansen van de polygenetische theorie bij de geleerden onderzoeken.
De Geheime Leer Deel II hoofdstuk Mogelijke bezwaren tegen het voorafgaande (p. 213):
Volgens de materialistische wetenschap is de mens geleidelijk geëvolueerd tot wat hij nu is, en is hij, uitgaande van het eerste deeltje protoplasma, monere genaamd (dat zoals men ons zegt, evenals de rest, ‘in de loop van onmetelijke tijden is voortgekomen uit enige of uit één enkele, spontaan ontstaande oervorm, die aan één evolutiewet heeft gehoorzaamd’), gegaan door ‘onbekende en onkenbare’ soorten tot aan de aap, en vandaar tot de mens. Waar men de overgangsvormen kan vinden, vertelt men ons niet; om de eenvoudige reden dat er nog nooit ‘ontbrekende schakels’ tussen de mens en de apen zijn gevonden, hoewel dit feit mensen als Haeckel op geen enkele manier belet ze ad libitum te verzinnen.
Ze zullen ook nooit worden gevonden; eenvoudig omdat men die schakel, die de mens met zijn ware voorgeslacht verbindt, zoekt op het objectieve gebied en in de stoffelijke wereld van de vormen, terwijl hij veilig voor de microscoop en het ontleedmes is verborgen in het dierlijke tabernakel van de mens zelf. Wij herhalen wat wij in Isis Ontsluierd hebben gezegd:
. . . . Alle dingen hadden hun oorsprong in de geest – de evolutie is oorspronkelijk van bovenaf begonnen en naar beneden voortgegaan, in plaats van omgekeerd, zoals volgens de theorie van Darwin. Met andere woorden, er was een geleidelijke verstoffelijking van vormen, tot een bepaald uiterste van verlaging was bereikt. Dit is het punt waar de leer van de moderne evolutie de arena van de speculatieve hypothese binnengaat. Bij dit tijdperk aangekomen, zal het ons gemakkelijker zijn de antropogenese van Haeckel te begrijpen, die de stamboom van de mens afleidt ‘van zijn protoplasma-wortel, bedolven door de modder van zeeën die bestonden vóór de oudste, fossielen bevattende gesteenten waren afgezet’, zoals professor Huxley uiteenzet.
De Geheime Leer Deel II Een panoramisch overzicht van de eerste rassen (p. 304):
Hij is bij Hesiodus de ‘oneerbiedige zoon’. Hermes noemt hem de ‘hemelse mens’ (Pymander); en zelfs in de bijbel vindt men hem terug onder de naam Adam en later – door omzetting – onder de naam Cham. Toch zijn dit allen personificaties van de
zonen van wijsheid. De nodige bevestiging dat Jupiter behoort tot de zuiver menselijke Atlantische cyclus – als men Ouranos en Kronos die aan hem voorafgaan, onvoldoende vindt – kan men vinden bij Hesiodus, die ons meedeelt dat de onsterfelijken de mensen hebben gemaakt en de gouden en zilveren eeuw hebben geschapen (het eerste en het tweede Ras); terwijl Jupiter de geslachten van het bronzen tijdperk (een mengsel van twee elementen), van helden en de mensen van de ijzeren eeuw schiep. Daarna zendt hij door middel van Pandora zijn noodlottige geschenk aan Epimetheus.
De Geheime Leer Deel II Stanza 10. Vervolg (p. 309,310):
De legende van de
‘gevallen engelen’ bevat in haar esoterische betekenis de sleutel tot de talrijke tegenstrijdigheden in het karakter van de mens; zij wijst op het geheim van het zelfbewustzijn van de mens; zij is de hoeksteen waarop zijn hele levenscyclus is gebaseerd – de geschiedenis van zijn evolutie en groei.
Het juiste begrip van de esoterische antropogenese hangt af van een goede beheersing van deze leer. Deze geeft een aanwijzing voor de oplossing van het lastige vraagstuk van de oorsprong van het kwaad, en laat zien dat de mens zelf het ENE scheidt in verschillende tegengestelde aspecten.
De lezer zal zich er daarom niet over verbazen dat er telkens zoveel aandacht wordt besteed aan een poging dit moeilijke en duistere onderwerp te verduidelijken. Het is nodig uitvoerig in te gaan op het symbolische aspect ervan, omdat de bedachtzame lezer hierdoor aanwijzingen worden gegeven voor zijn eigen onderzoekingen, en omdat er zo meer licht op kan worden geworpen dan mogelijk is door middel van de technische taal in een meer formele, filosofische uiteenzetting. De zogenaamde ‘gevallen engelen’ zijn de mensheid zelf. De demon van de trots, wellust, opstandigheid en haat bestond niet vóór het verschijnen van de stoffelijke bewuste mens. Het is de mens die de duivel heeft verwekt, gevoed en toegestaan zich in zijn hart te nestelen; hij is het ook die de in hem wonende god heeft besmet door de zuivere geest te verbinden met de onzuivere demon van de stof. En als het kabbalistische gezegde Demon est Deus inversus zijn metafysische en theoretische bevestiging vindt in de tweevoudige gemanifesteerde natuur, wordt de praktische toepassing ervan alleen in de mensheid gevonden.
Geheime Leer Deel II Cyclopische ruïnes en kolossale stenen (p. 395):
(a) Omdat dit onderwerp – de vierde grote vloed op onze bol in deze Ronde – volledig wordt behandeld in de hoofdstukken die op de laatste stanza volgen, zou het alleen maar herhaling zijn als er nu iets meer van werd gezegd. De zeven grote eilanden (dvipa’s) behoorden tot het continent Atlantis. De geheime leringen zeggen dat de ‘zondvloed’ het vierde, het reuzenras overviel, niet als gevolg van hun ontaarding of omdat ze ‘zwart van zonde’ waren geworden, maar eenvoudig omdat dit het lot is van elk continent, dat – evenals alles onder de zon – wordt geboren, leeft en in verval raakt en sterft. Dit gebeurde toen het vijfde Ras in zijn kindertijd was.
(b) Zo kwamen de reuzen om – de magiërs en tovenaars, voegt de verbeelding van de volksoverlevering eraan toe, maar ‘alle heiligen werden gered’, en alleen de ‘niet-heiligen werden vernietigd’. Dit was echter evengoed toe te schrijven aan de vooruitziende blik van de ‘heiligen’, die het gebruik van hun ‘derde oog’ niet hadden verloren, als aan karma en de natuurwet. Over het daaropvolgende ras (onze vijfde mensheid) zegt de Toelichting:
Alleen een handvol van die uitverkorenen, van wie de goddelijke leermeesters dat heilige eiland waren gaan bewonen – ‘vanwaar de laatste Heiland zal komen’ – weerhielden de ene helft van de mensheid ervan de andere uit te roeien [zoals de mensheid nu doet. H.P.B.]. Zij (de mensheid) werd verdeeld. Tweederde ervan werd geregeerd door dynastieën van lagere, stoffelijke aardgeesten, die bezit namen van de gemakkelijk toegankelijke lichamen; één derde bleef trouw en verenigde zich met het wordende vijfde Ras – de goddelijke geïncarneerden. Toen de polen zich (voor de vierde keer) bewogen, had dit geen gevolgen voor degenen die werden beschermd, en die zich van het vierde Ras hadden afgescheiden. Evenals de Lemuriërs kwamen alleen de verdorven Atlantiërs om, en ‘werden niet meer gezien’. . . .
De Geheime Leer Deel II, Stanza 12 Het vijfde ras en zijn goddelijke leermeesters (p. 403/404):
‘In die tijd’, voegt de schrijver van dat merkwaardige boek, de ‘Sphinxiad’ en van ‘Urania’s Key to the Revelations’ hieraan toe, ‘zou de ecliptica op het middaguur parallel lopen met de meridiaan, en zou een deel van de Dierenriem van de noordpool afdalen naar de noordelijke horizon, en de acht kronkels van de slang (acht siderische jaren of meer dan 200.000 zonnejaren) kruisen, die zouden lijken op een denkbeeldige ladder met acht sporten, die van de aarde naar de pool, d.i. de troon van Jupiter, reikt. Langs deze ladder klommen en daalden de goden, d.i. de tekens van de Dierenriem (de ladder van Jakob en de engelen) . . . Het is meer dan 400.000 jaar geleden dat de Dierenriem de zijden van deze ladder vormde.’
De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk 11 Demon est deus inversus (p. 456):
Omdat de personificatie die satan wordt genoemd, ruimschoots vanuit haar drievoudige aspect is geanalyseerd – in het Oude Testament, de christelijke theologie en de oude heidense denkwijze – worden degenen die er meer over willen weten, verwezen naar Deel II van ISIS ONTSLUIERD, hfst. x. Zie ook verschillende hoofdstukken in Deel 2, Afdeling 2 van dit boek. Er is een heel goede reden om dit onderwerp aan te roeren en te proberen nieuwe verklaringen te geven. Voordat we ons kunnen bezighouden met de
evolutie van de stoffelijke en de goddelijke mens, moeten we eerst het denkbeeld van een cyclische evolutie hebben begrepen, ons op de hoogte stellen van de filosofische opvattingen en geloofsovertuigingen van de vier rassen die aan ons tegenwoordige voorafgingen, en te weten komen wat de denkbeelden waren van die titanen en reuzen – inderdaad reuzen, zowel in verstandelijk als in fysiek opzicht. De hele oudheid was doordrongen van die filosofie, die de involutie van de geest in de stof en de voortgaande cyclische afdaling of actieve, zelfbewuste evolutie onderwees. De gnostici van Alexandrië hebben het geheim van de inwijdingen voldoende openbaar gemaakt, en hun geschriften staan vol van het ‘neerdalen van de aeonen’ in hun dubbele betekenis van engelen en tijdperken; de ene de natuurlijke evolutie van de andere. Anderzijds staan de oosterse overleveringen aan beide zijden van het ‘zwarte water’ – de oceanen die de twee ‘oosten’ scheiden – even vol met allegorieën over de val van Pleroma, van de goden en de deva’s.
474: Er is in de natuur één eeuwige wet, die er altijd naar streeft tegenstellingen te vereffenen en een uiteindelijke harmonie teweeg te brengen. Dankzij deze wet, waardoor de geestelijke ontwikkeling de stoffelijke en zuiver intellectuele verdringt, zal de mensheid worden bevrijd van haar valse goden en zal zij tenslotte
DOOR ZICHZELF ZIJN VERLOST.
474/475: Het geschenk van Prometheus werd zo een VLOEK – hoewel de MENIGTE die in hem was gepersonifieerd, dit vooruit wist en zag, zoals zijn naam ook aantoont14. Hierin schuilt tegelijkertijd de zonde en de verlossing ervan. Want de menigte die in een deel van de mensheid incarneerde gaf, hoewel zij ertoe werd geleid door karma of nemesis, de voorkeur aan de vrije wil boven passieve slavernij, verstandelijke zelfbewuste pijn en zelfs marteling – ‘terwijl eeuwen verstrijken’ – boven zinloze, stompzinnige, instinctieve zaligheid. Hoewel zij wist dat zo’n incarnatie prematuur was en niet de bedoeling van de natuur, offerde de hemelse menigte, ‘Prometheus’, zich op om daarmee tenminste voor een deel van de mensheid nuttig te zijn15. Maar terwijl zij de mens van verstandelijke duisternis bevrijdden, lieten zij hem de martelingen ondergaan van het zelfbewustzijn van zijn verantwoordelijkheid – het gevolg van zijn vrije wil – en bovendien elk kwaad dat het erfdeel is van de sterfelijke mens en van het vlees. Deze marteling aanvaardde Prometheus voor zichzelf, omdat de menigte daarna één werd met het tabernakel dat voor hen was voorbereid en dat in die formatieperiode nog niet was voltooid.
De 'vloek' vanuit filosofisch gezichtspunt (p. 475):
Omdat de geestelijke evolutie niet in staat was de stoffelijke bij te houden, toen de homogeniteit ervan eenmaal door de vermenging was verbroken, werd het geschenk de belangrijkste oorzaak, zo niet de enige oorsprong, van het kwaad16.
16)
De filosofische opvatting van de Indiase metafysica plaatst de wortel van het kwaad in de differentiatie van het homogene in het heterogene, van het ene in het vele.
De Geheime Leer Deel II, Hoofdstuk Aanvullende fragmenten uit een toelichting op de verzen van stanza 12 (p. 489):
Niettemin is de bedoeling duidelijk, omdat de drie Dierenriemen tot drie verschillende tijdperken behoren: namelijk tot de laatste drie familierassen van het vierde onderras van het vijfde Wortelras, waarvan elk bij benadering 25 tot 30.000 jaar moet hebben geleefd. Het eerste hiervan (de ‘Arische Aziaten’) was getuige van de ondergang van de laatste volkeren die behoorden tot de ‘
Atlantische reuzen’9 en die ongeveer 850.000 jaar geleden omkwamen (de eiland-continenten Ruta en Daitya), tegen het einde van het Mioceen10. Het vierde onderras was getuige van de vernietiging van het laatste overblijfsel van de Atlantiërs – de Arisch-Atlantiërs op het laatste eiland van Atlantis, namelijk omstreeks 11.000 jaar geleden. Om dit te verduidelijken, vragen wij de lezer een blik te slaan op het diagram van de stamboom van het vijfde Wortelras, dat in het algemeen – hoewel dit nauwelijks juist is – het Arische ras wordt genoemd, en op de bijgevoegde toelichting.
9) De term ‘Atlantiër’ moet de lezer niet tot het verkeerde denkbeeld brengen dat het om slechts één ras of één volk gaat. Het is ermee als met de term ‘Aziaten’. Veel, veelsoortig en verschillend waren de Atlantiërs, en zij vertegenwoordigden verschillende
mensheden en een bijna ontelbaar aantal rassen en volkeren, zelfs meer gevarieerd dan de ‘Europeanen’ zouden zijn, als men deze naam zonder onderscheid zou gebruiken voor de bewoners van de vijf bestaande werelddelen. Dit zal, gezien de snelheid waarmee de kolonisatie voortgaat, misschien in minder dan twee- of driehonderd jaar het geval zijn. Er waren bruine, rode, gele, witte en zwarte Atlantiërs ; reuzen en dwergen (zoals sommige Afrikaanse stammen dat relatief gezien zelfs nu nog zijn).
Geheime Leer Deel II Conclusies (p. 494):
De duur van de tijdperken waardoor in ruimte en tijd het vierde en het vijfde Ras worden gescheiden – in het historische of zelfs het legendarische begin van het laatstgenoemde – is zo enorm lang, dat wij zelfs aan een theosoof geen meer gedetailleerd verslag ervan kunnen bieden.
501: Er is al genoeg gezegd om aan te tonen dat de evolutie in het algemeen, de gebeurtenissen, de mensheid en al het andere in de Natuur cyclisch verlopen. We hebben gesproken over zeven Rassen, waarvan er vijf hun aardse loopbaan bijna hebben voltooid, en we hebben gezegd dat elk Wortelras, met zijn onderrassen en ontelbare familieverdelingen en stammen, heel verschillend was van het eraan voorafgaande en van het erop volgende ras. Hiertegen zal men bezwaar maken op grond van de overeenstemmende ervaring op het gebied van de antropologie en de etnologie.
500:
We wachten onze tijd af. Zelfs de beroemde Ezour-Veda van de 18de eeuw, die door Voltaire werd beschouwd als ‘het kostbaarste geschenk van het Oosten aan het Westen’, en door Max Müller als ‘ongeveer het meest on nozele boek dat men kan lezen’, is niet helemaal zonder feiten en waarheden.
799: Wetenschappelijke redeneringen en waargenomen feiten komen dus overeen met de uitspraken van de ziener en de innerlijke stem van het menselijk hart, als ze verklaren dat er leven – intelligent, bewust leven – op andere werelden dan de onze moet bestaan. Maar de gewone vermogens van de mens kunnen hem niet verder brengen dan dat. Er zijn veel romans en verhalen, sommige puur fantasie, andere vol wetenschappelijke kennis, waarin geprobeerd wordt het leven op andere planeten voor te stellen en te beschrijven. Maar ze geven allemaal slechts een verminkte kopie van het levensdrama om ons heen. Het zijn óf, zoals bij Voltaire, de mensen van ons eigen ras onder een microscoop, óf het is, zoals bij De Bergerac, een bekoorlijk spel van fantasie en satire; maar we zien steeds dat de nieuwe wereld eigenlijk slechts die is waarin we zelf leven. Deze neiging is zo sterk dat zelfs grote niet-ingewijde zieners met een natuurlijke aanleg daarvan het slachtoffer worden, als ze ongetraind zijn; een voorbeeld hiervan is Swedenborg, die zover gaat dat hij de be - woners van Mercurius, die hij in de geestenwereld ontmoet, in kleding beschrijft zoals die in Europa wordt gedragen

501/502: De mensenrassen worden uit elkaar geboren, ze groeien, ontwikkelen zich, worden oud en sterven. Hun onderrassen en volkeren volgen dezelfde regel. Als uw alles ontkennende hedendaagse wetenschap en zogenaamde filosofie niet bestrijden dat de menselijke familie is samengesteld uit een verscheidenheid van duidelijk afgebakende soorten en rassen, dan komt dat alleen doordat dit feit niet is te ontkennen; niemand zou zeggen dat er geen uiterlijk verschil was tussen een Engelsman, een Afrikaanse neger en een Japanner of Chinees. Aan de andere kant wordt door de meeste natuuronderzoekers beslist ontkend dat er in onze tijd nog gemengde mensenrassen, d.w.z. de zaden voor heel nieuwe rassen, worden gevormd. Maar dit laatste wordt door De Quatrefages en enkele anderen op goede gronden beweerd.
Niettemin zal onze stelling in haar algemeenheid niet worden aanvaard. Men zal zeggen dat welke vormen de mens in het lange voorhistorische verleden ook heeft gehad, er in de toekomst voor hem geen veranderingen meer zullen zijn (behalve bepaalde variaties, zoals ook nu optreden). Ons zesde en zevende Wortelras zijn dus verzinsels.
De Geheime Leer Deel II, Hoofdstuk Esoterische leringen in alle heilige geschriften bevestigd (p. 509):
Het moet ernstig worden betwijfeld of onze tijd met al zijn verstandelijke scherpzinnigheid is bestemd om in elk westers volk ook maar één niet-ingewijde geleerde of filosoof te ontdekken die in staat is de geest van de archaïsche filosofie volledig te begrijpen. Men kan dat ook van niemand verwachten, voordat de ware betekenis van deze woorden, de alfa en de omega van de oosterse esoterie, de woorden Sat en Asat – waarvan in de Rig Veda en elders zo’n ruim gebruik wordt gemaakt – grondig wordt begrepen. Zonder deze sleutel tot de Arische wijsheid loopt de kosmogonie van de rishi’s en de arhats gevaar voor de gemiddelde oriëntalist een dode letter te blijven. Asat is niet alleen maar de ontkenning van Sat en evenmin het ‘nog niet bestaande’; want Sat is op zichzelf noch het ‘bestaande’, noch het ‘zijnde’.
De Geheime Leer Deel II, Over de mythe van de gevallen engelen (p. 539):
Ook is het niet minder natuurlijk dat de materialist en de natuurkundige zich voorstellen dat alles is toe te schrijven aan blinde kracht en toeval, en vaker aan het overleven van de sterksten dan van de geschiktsten. Maar de occultisten, die de stoffelijke natuur beschouwen als een verzameling van de meest uiteenlopende illusies op het gebied van de bedrieglijke waarnemingen; die in elke pijn en elk lijden slechts de noodzakelijke weeën zien van de steeds voortgaande voortplanting – een reeks trappen naar een aldoor toenemende vervolmaking, die zichtbaar is in de stille invloed van het zich nooit vergissende karma of de abstracte natuur – de occultisten beschouwen de grote Moeder anders. Wee degenen die leven zonder te lijden. Stilstand en dood zijn de toekomst van alles wat vegeteert zonder te veranderen. En hoe kan er een verandering ten goede zijn zonder een evenredig lijden in het daaraan voorafgaande stadium? Zijn het niet slechts degenen die de bedrieglijke waarde van aardse verwachtingen en de misleidende verlokkingen van de uiterlijke natuur hebben leren kennen, die zijn bestemd om de grote problemen van leven, pijn en dood op te lossen?
De Geheime Leer Deel II, Hoofdstuk 22 De symboliek van de mysterienamen IAO en Jehova (p. 627):
Hoe dan ook, de Pleiaden zijn de centrale groep van het stelsel van de siderische symboliek. Zij liggen in de hals van het sterrenbeeld de Stier, dat door Mädler en anderen in de sterrenkunde wordt beschouwd als de centrale groep van het Melkwegstelsel en dat in de Kabbala en de oosterse esoterie wordt opgevat als het siderische zevenvoud, voortgekomen uit de eerste gemanifesteerde zijde van de bovenste driehoek, de verborgen ∆. Deze gemanifesteerde zijde is Taurus, het symbool van EEN (het cijfer 1), of de eerste letter van het Hebreeuwse alfabet, aleph א (stier of os), waarvan de synthese tien (10) of י yodh is, de volmaakte letter en het volmaakte getal. De Pleiaden (Alcyone in het bijzonder) worden dus zelfs in de sterrenkunde beschouwd als het centrale punt, waaromheen ons Heelal van vaste sterren draait, het brandpunt waaruit en waarin de goddelijke adem, BEWEGING, tijdens het manvantara onophoudelijk werkt. Daarom spelen – in de occulte filosofie en haar siderische symbolen – deze cirkel en het sterrenkruis daarop de voornaamste rol.
H.P. Blavatsky De Geheime Leer Deel II hoofdstuk 23 De Upanishads in de gnostische literatuur (p. 643/644):
De mysteriën van de zeven gnostische klinkers, uitgesproken door de donderslagen van Johannes, kunnen alleen worden ontraadseld door het eerste en oorspronkelijke occultisme van Aryavarta, dat door de oude brahmanen, die in Midden-Azië waren ingewijd, naar India werd gebracht. En dit is het occultisme dat wij bestuderen en zoveel als in deze bladzijden mogelijk is, proberen te verklaren. Onze leer van zeven Rassen en zeven Ronden van leven en evolutie rond onze aardketen van bollen, kan men zelfs in de Openbaring vinden4. Toen de zeven ‘donderslagen’ of ‘geluiden’ of ‘klinkers’ – één van de zeven betekenissen van elk zo’n klinker heeft rechtstreeks betrekking op onze aarde en haar zeven Wortelrassen in elke Ronde – ‘hun stemmen hadden laten horen’ – maar de Ziener hadden verboden deze op te schrijven, en hem ‘die dingen hadden laten verzegelen’ – wat deed toen de engel ‘die op de zee en op de aarde stond’? Hij hief zijn hand op naar de hemel en ‘zwoer bij hem die leeft in alle eeuwigheid . . . dat de tijd niet meer zou zijn’. ‘Maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij zal beginnen te bazuinen, zal het mysterie van God (van de cyclus) zijn beëindigd’ (x, 7), wat in theosofisch spraakgebruik betekent dat, wanneer de zevende Ronde is voltooid, de tijd zal ophouden. ‘De tijd zal niet meer zijn’, wat vanzelfsprekend is, omdat pralaya zal beginnen en er niemand op aarde zal overblijven om een tijdsindeling te maken, zolang die toestand van periodieke ontbinding en stilstand van bewust leven voortduurt.
De Geheime Leer Deel II, Hoofdstuk 24 Het kruis en het pythagorische tiental (p. 668):
Weinig wereldsymbolen zijn meer beladen met echte occulte betekenis dan de swastika. Ze wordt gesymboliseerd door het cijfer 6; want ze wijst evenals dat cijfer in haar concrete uitbeelding, als het ideogram van dat getal, naar het zenit en het nadir, naar het noorden, zuiden, westen en oosten; men vindt de eenheid overal, en die eenheid weerspiegeld in alle eenheden en elke eenheid.
De Geheime Leer Deel II, Hoofdstuk 25 De mysteriën van het zevental De tetraktis in verband met de zevenhoek (p. 681):
‘In de taal van de hindoefilosofen is het de oorspronkelijke en eeuwige combinatie van purusha (geest) en prakriti (stof). Omdat de aanhangers van de Advaita de opvatting huldigen dat een uitwendig voorwerp uitsluitend het product is van onze mentale toestanden, is prakriti niets meer dan een illusie, en is purusha de enige werkelijkheid; het is het ENE bestaan dat in het heelal van de ideeën blijft. Dit . . . dan is het Parabrahm van de Advaita-aanhangers . . .’
690: In deze hymnen wordt de ‘hemelse mens’ purusha genoemd, ‘de Mens’,3 uit wie Viråj werd geboren,4 en uit Viråj de (sterfelijke) mens. Het is Varuña (nu van zijn verheven plaats weggehaald om hoofd van de heren-dhyånì’s of deva’s te worden) die alle natuurverschijnselen regelt, die ‘een pad maakt voor de zon, dat deze moet volgen’.5 De zeven rivieren van de hemel (de afdalende scheppende goden) en de zeven rivieren van de aarde (de zeven oorspronkelijke mensheden) staan onder zijn toezicht, zoals zal blijken. Want wie de wetten van Varuña (vratåni, ‘natuurlijke werkingen’, actieve wetten) overtreedt, wordt gestraft door Indra,6 de machtige vedische god, van wie het vrata (de wet of macht) groter is dan de vratåni van elke andere god.
3) Rig-Veda, 10:90:1.
4) Op.cit., 10:90:5.
5) H.W. Wallis,
The Cosmology of the Rigveda, blz. 98.
6) Rig-Veda]], 10:113:5
690: Zo kan men aantonen dat de Rig Veda, de oudste van alle bekende oude geschriften, de occulte leringen in bijna elk opzicht bevestigt. Zijn lofzangen – de optekeningen door de eerste ingewijden van het vijfde (ons Ras) over de oorspronkelijke leringen – spreken over de zeven rassen (er moeten er nog twee komen) en stellen deze allegorisch voor door de ‘zeven stromen’ (I, 35, 8); en over de vijf rassen (‘pāñcha krishtayah’) die deze wereld (ibid) al hebben bewoond in de vijf gebieden ‘pāñcha pradiśāh’ (IX, 86, 29), en ook over de drie continenten die er zijn geweest2.
2) Drie verzonken of op een andere manier vernietigde continenten – het eerste ‘continent’ van het eerste Ras bestaat nog steeds en zal tot het einde blijven bestaan – worden in de occulte leer beschreven, het continent van de Hyperboreeërs, het Lemurische continent (wij gebruiken de naam die nu in de wetenschap bekend is) en het Atlantische. Het grootste deel van Azië verrees na de vernietiging van Atlantis uit de wateren; Afrika kwam nog later, terwijl Europa het vijfde en het laatste continent is – gedeelten van de beide Amerika’s zijn veel ouder. Maar hierover later meer. De ingewijden die de Veda’s optekenden – of de rishi’s van ons vijfde Ras – schreven in een tijd toen Atlantis al was ten onder gegaan. Atlantis is het vierde continent dat verscheen, maar het derde dat verdween.
695:Dit is misschien ‘
gematigd polygenisme’, misschien ook niet. Wanneer de wetenschap eenmaal heeft afgedaan, zowel met een schepping ex nihilo – een absurditeit – als met een bovenmenselijke schepper of scheppers – een feit –, levert het polygenisme niet meer moeilijkheden of bezwaren op (uit een wetenschappelijk oogpunt eerder minder) dan het monogenisme.
Niettemin is dit denkbeeld even wetenschappelijk als elke andere bewering. Want in zijn Inleiding tot
Types of Mankind van Nott en Gliddon geeft Agassiz uiting aan zijn geloof in een onbepaald aantal afzonderlijk geschapen oorspronkelijke mensenrassen; en hij merkt op dat ‘terwijl op elk zoölogisch gebied de dieren van verschillende soorten zijn, de mens, ondanks de verscheidenheid van zijn rassen, altijd een en hetzelfde menselijke wezen vormt’.
698: Het geheimzinnige getal treedt opnieuw op de voorgrond bij de niet minder geheimzinnige maruts. Het Vāyu Purāna zegt en Harivamśa bevestigt dat de maruts – de oudste en onbegrijpelijkste van alle secundaire of lagere goden in de Rig Vedain elk manvantara (Ronde) zeven keer zeven (of 49) worden geboren; dat zij in elk manvantara, vier keer zeven (of achtentwintig) tot bevrijding komen, maar dat hun plaatsen worden ingenomen door personen die in dat karakter worden herboren’.
700: Het lijkt niet moeilijk in te zien wat wordt bedoeld met de maruts die in elk ‘manvantara’ ‘vier keer zeven’ bevrijdingen krijgen, en met de personen die in dat karakter (van de maruts in hun esoterische betekenis) worden herboren en ‘hun plaatsen innemen’. De maruts stellen voor: (a) de hartstochten die in de borst van iedere kandidaat razen en woeden, wanneer hij zich op een ascetisch leven voorbereidt – dit in mystieke zin; (b) de occulte vermogens die zijn verborgen in de veelvoudige aspecten van de lagere beginselen van ākāśa – terwijl zijn lichaam, of sthūla śarīra, de aardse, lagere atmosfeer van elke bewoonde bol vertegenwoordigt – dit in mystieke en siderische zin; (c) werkelijk bestaande bewuste wezens met een kosmische en psychische aard.

702: Laten we eens kijken. De ‘aarde die drijft’ op de universele oceaan (van de ruimte), die Brahmå in de Puråña’s in zeven zones verdeelt, is prithivì, de wereld die in zeven beginselen wordt verdeeld; een kosmische verdeling, die er metafysisch genoeg uitziet, maar die in werkelijkheid in haar occulte gevolgen fysiek is. Vele kalpa’s later wordt onze aarde genoemd, en op haar beurt in zeven zones verdeeld, volgens dezelfde wet van analogie die de oude filosofen leidde. Waarna men er zeven continenten, zeven eilanden, zeven oceanen, zeven zeeën en rivieren, zeven bergen, en zeven klimaten, enz., op aantreft.1
De Geheime Leer Deel II hoofdstuk 3 De fossiele overblijfselen van mens en mensaap (p. 778):
Voorzover het onze huidige aardse periode van de vierde Ronde betreft, kan men alleen de zoogdierfauna beschouwen als terug te voeren tot prototypen die door de mens zijn afgeworpen. De amfibieën, vogels, reptielen, vissen, enz., zijn de resultanten van de derde Ronde, astrale fossiele vormen die waren opgeslagen in de aurische omhulling van de aarde en geprojecteerd in fysieke objectiviteit na de afzetting van het eerste Laurentische gesteente. De ‘evolutie’ heeft te maken met de voortgaande wijzigingen die, zoals de paleontologie aantoont, de lagere dieren- en plantenrijken in de loop van de geologische tijd hebben ondergaan. Zij houdt zich niet bezig, en kan zich uit de aard van de zaak niet bezighouden, met het onderwerp van de vóórfysieke typen die hebben gediend als basis voor toekomstige differentiatie. Wel kan zij de algemene wetten rangschikken die de ontwikkeling van de fysieke organismen beheersen, en tot op zekere hoogte heeft zij zich bekwaam van deze taak gekweten.
De Geheime Leer Deel II, Afdeling III IV. De duur van de geologische tijdperken, rascyclussen en de oudheid van de mens
Aanvullende opmerkingen over de esoterische geologische chronologie (p. 806,807):
Het lijkt ons mogelijk, bij benadering de duur van de geologische tijdperken te berekenen uit de nu beschikbare gecombineerde gegevens van de wetenschap en het occultisme. De geologie is natuurlijk in staat één ding vrijwel met zekerheid te bepalen – de dikte van de verschillende afzettingen. Nu ligt het ook voor de hand dat de tijd die nodig is voor het afzetten van een laag op de zeebodem, in een vaste verhouding moet staan tot de dikte van de zo gevormde massa.
Ongetwijfeld heeft de snelheid van de erosie van het land en de verspreiding van materiaal over de oceaanbodem van eeuw tot eeuw gevarieerd, en hebben verstoringen van allerlei aard in de aardkorst de ‘uniformiteit’ van de gewone geologische processen verbroken. Vooropgesteld echter dat we een bepaalde numerieke grondslag hebben waarmee we kunnen werken, is onze taak minder moeilijk dan deze op het eerste gezicht schijnt. Rekening houdend met variaties in de snelheid van afzetting, geeft professor Lefèvre ons de relatieve getallen die de geologische tijd aangeven. Hij probeert niet het aantal jaren te berekenen dat is verlopen sinds de eerste laag van het Laurentische gesteente werd afgezet, maar hij stelt die tijd op X en geeft ons dan de verhoudingen waarin de lengten van de verschillende tijdperken staan tot X. Laten we vooropstellen dat ruwweg de oorspronkelijke gesteenten 70.000 voet, de gesteenten van het Primair 42.000 voet, van het Secundair 15.000 voet, van het Tertiair 5000 voet en van het Kwartair ongeveer 500 voet dik zijn:
‘Wanneer wij de tijd, hoe lang die ook heeft geduurd, die vanaf het begin van het leven op deze aarde (de lagere Laurentische lagen) is verstreken, in honderd delen verdelen, dan moeten wij aan het tijdperk van de oorspronkelijke gesteenten meer dan de helft van de hele duur toekennen, zeg 53,5; aan het Primair 32,2; aan het Secundair 11,5; aan het Tertiair 2,3 en aan het
Kwartair 0,5 of een half procent.’ ('Philosophy', blz. 481.)
807: Deze schattingen komen in bijna alle bijzonderheden overeen met de uitspraken van de esoterische etnologie. De Tertiaire Atlantische deelcyclus, van het ‘hoogtepunt van roem’ van dat Ras in het vroege Eoceen tot de grote ramp in het midden-Mioceen zou dan 3,5 tot 4 miljoen jaar hebben geduurd. Als de duur van het
Kwartair niet enigszins is overschat (wat aannemelijk lijkt), zou het verzinken van Ruta en Daitya in het na-Tertiair hebben plaatsgehad. Het is waarschijnlijk dat de hier gegeven resultaten zowel aan het Tertiair als aan het Kwartair een iets te lange duur toekennen, want het derde Ras gaat terug tot ver in het Secundair. Niettemin geven de cijfers veel te denken.
V. Organische evolutie en
scheppende centra (p. 834):
Indien er geen
evolutiecyclussen bestonden, een eeuwige spiraal - vormig verlopende ontwikkeling in de stof met een daaraan evenredige verduistering van de geest – al zijn die beide één – gevolgd door een tegenovergestelde vergeestelijking en de overwinning op de stof, die afwisselend actief en passief is, hoe zouden we dan de ontdekkingen van de zoölogie en de geologie kunnen verklaren? Hoe komt het dat men, volgens de verklaring van de gezaghebbende wetenschap, het dierlijke leven – van het weekdier tot de grote draakvis, van de kleinste aardworm tot de reusachtige dieren van het tertiair – kan volgen, en dat laatstgenoemde eens in hun ontwikkeling werden gestuit, zoals blijkt uit het feit dat al die soorten in grootte zijn afgenomen?
A De oorsprong en evolutie van de zoogdieren: de wetenschap en de esoterische fylogenie. (p. 839):
Om de zaak samen te vatten, maken we weer gebruik van een overzicht in tabelvorm van de
werkelijke factoren die bij de differentiatie van de soorten een rol spelen. De stadia van het proces zelf hebben hier geen verdere toelichting nodig, omdat het de beginselen zijn die ten grondslag liggen aan de organische ontwikkeling, en we hoeven het terrein van de specialist in de biologie dus niet te betreden.
B De Europese paleolithische rassen. Oorsprong en verspreiding (p. 840,841):
Is de wetenschap tegen degenen die volhouden dat tot het
Kwartair de verspreiding van de mensenrassen heel anders was dan nu? Is de wetenschap tegen hen die verder beweren dat de in Europa aangetroffen fossiele mensen – hoewel deze uit een fundamenteel fysiologisch en antropologisch oogpunt bijna een niveau van gelijkheid en eenheid hebben bereikt dat tot heden voortduurt – toch en soms aanzienlijk afwijken van het type van de nu bestaande volkeren? Wijlen Littré erkent dit in een door hem gepubliceerd artikel over de verhandeling Antiquités Celtiques et Antédiluviennes door Boucher de Perthes (1849), in de Revue des Deux Mondes (1 maart 1859). Hij zegt daarin (a) dat in deze perioden, toen in Picardië nog mammoets leefden, die tegelijk met de bijlen werden opgegraven, er over de hele aardbol3 een eeuwige lente moet hebben geheerst; de natuur was het tegengestelde van wat ze nu is – waardoor een enorme marge voor de oudheid van die ‘tijdperken’ wordt opengelaten, en dan voegt hij eraan toe: (b) ‘Spring, professor aan de medische faculteit in Luik, vond in een grot bij Namen in de berg van Chauveau talloze beenderen van mensen ‘van een ras dat volkomen verschilt van het onze’.’
3) Wetenschappers erkennen nu dat Europa in het Mioceen een warm en in het Plioceen of laat-
Tertiair een gematigd klimaat had. De bewering van Littré over de heerlijke lente van het Kwartair – waartoe men de ontdekking door De Perthes van vuurstenen gereedschappen kan terugvoeren (sinds die tijd is het dal van de Somme tientallen meters uitgesleten) – moet met veel voorbehoud worden aanvaard. De overblijfselen van het Somme-dal zijn na-glaciaal en wijzen misschien op de immigratie van wilden tijdens een van de meer gematigde perioden tussen de kleinere ijstijden.
VI. Reuzen, beschavingen en verzonken continenten in de geschiedenis (p. 852):
‘Zo vinden wij bij de wilde van het
Kwartair, die met stenen wapens tegen de mammoet moest strijden, alle craniologische kenmerken die meestal worden beschouwd als het teken van grote intellectuele ontwikkeling’ (De Quatrefages, The Human Species, blz. 312).

Helen V. Zahara Zonder onderscheid van ras en kleur:
Als er verkeerde interpretaties bestaan over de betekenis van de wortelrassen, als onze benaderingswijze te materialistisch geweest is en als het beeld werkelijk zo verward is als het er nu uitziet, dan is nu misschien de tijd gekomen om het gehele onderwerp nog eens goed te overdenken en ons te bezinnen op onze verantwoordelijkheid in zake het uitgeven van boeken, waarin die pasklaar gemaakte interpretatie, die gebaseerd is op etnologische groepen, voorkomt - speciaal die boeken die een ongelukkige psychologische uitwerking zouden kunnen hebben op de lezers, zodat zij zich afwenden van het prachtige theosofische stelsel, dat gebaseerd is op deze grondbeginselen:
1) Zij is het ENE LEVEN, eeuwig, onzichtbaar en toch alomtegenwoordig, zonder begin of einde en toch periodiek in haar geregelde manifestaties, terwijl tussen die perioden het duistere geheim van het niet-zijn heerst; onbewust en toch absoluut Bewustzijn; niet te verwerkelijken en toch de ene op zichzelf bestaande werkelijkheid; inderdaad ‘een chaos voor het gevoel, een Kosmos voor de rede’. Haar ene absolute kenmerk, namelijk HETZELF, de eeuwige, onophoudelijke beweging, wordt in esoterische taal de ‘grote adem’ genoemd, dat is de eeuwigdurende beweging van het Heelal in de zin van grenzeloze, altijd aanwezige RUIMTE. Wat bewegingloos is, kan niet goddelijk zijn. Maar er is ook in feite en in werkelijkheid niets absoluut onbeweeglijk binnen de universele ziel (De Geheime Leer Deel I, Proloog, p. 46).
2) (c) De fundamentele gelijkheid van alle zielen met de Universele Overziel, die zelf een aspect is van de Onbekende Wortel; en de verplichte pelgrimstocht voor iedere ziel – een vonk van eerstgenoemde – door de cyclus van incarnatie (of ‘noodzakelijkheid’) in overeenstemming met de cyclische en karmische wet gedurende het hele tijdperk (De Geheime Leer Deel I, Proloog, p. 47).
In deze waarheden ligt de grondslag voor onze broederschap en alle verschillen tussen zogenaamde rassen of etnologische groepen zijn alleen maar relatief.

G. de Purucker Centraal-Azië, de bakermat van ons ras
Hoewel we vier à vijf miljoen jaar oud zijn gerekend vanaf de tijd dat als het ware de kiem werd gelegd, is toch ons vijfde wortelras, als een ras sui generis, wat wil zeggen een ras met een eigen aard of karakter, met zijn eigen afzonderlijke svabhâva, ongeveer één miljoen jaar oud. H.P.B. zinspeelt hierop in De Geheime Leer.
Nee, het noodlot van Atlantis voltrok zich viereneenhalf miljoen jaar geleden en ik bedoel nu Atlantis in het algemeen, niet een van zijn continenten of grote eilanden, maar het Atlantis van het ras. Dat was de tijd van het allereerste begin van ons vijfde wortelras, zijn kiemperiode.
Centraal-Azië is niet alleen de bakermat van de beschaving van ons vijfde wortelras, maar ons moederland. In het allereerste begin, toen het vijfde wortelras gestalte begon te krijgen als een op zichzelf staand ras, los van Atlantis, trokken de eerste kolonisten van het vijfde ras daarheen om zich er te vestigen. Het was toen een land dat uit het water oprees, en vanuit zijn hooggelegen vlakten en plateaus probeerden de nieuwe rassen in wording – in de elkaar opvolgende eeuwen – zich te ontdoen van de duivelse erfenis van hun Atlantische voorouders die nu hun ondergang tegemoetgingen. Beschermd tegen karma, beschermd door de loge, leefden de eerste mensen van het vijfde ras daar. Het ene onderras volgde het andere op; langzaam klommen zij van onschuld tot kennis en van kennis tot enige wijsheid – en het misbruik ervan – tot we nu ons kaliyuga hebben bereikt en beginnen te boeten. Wanneer zal de mens leren dat de enige weg naar geluk en vrede, naar voorspoed en vermeerdering van geestelijk en materieel bezit, gehoorzaamheid is aan de geestelijke en morele wet, en dienstbaarheid. Dat is de enige weg: gehoorzaamheid aan de goddelijke opdracht die in ieder mensenhart weerklinkt en het dienen van de mensheid. Zelfzucht verijdelt haar eigen doeleinden. Ze grijpt en graait naar een duistere schaduw; en als de graaiende hand zich opent zit er niets in. Het is door te geven dat wij ontvangen, een vreemde paradox. Door te werken wordt de arm sterk. Door het hart te oefenen komt het edelste ervan tevoorschijn.

Antaskara.na (Sanskriet): Wellicht beter gespeld als antahkara.na. Een samengesteld woord: antar, 'innerlijk', 'van binnen'; kara.na, zintuig. Occultisten kennen aan dit woord de betekenis toe van de brug tussen de hogere en lagere manas of tussen de geestelijke ego en de persoonlijke ziel van de mens. Zo luidt de definitie van H. P. Blavatsky. In werkelijkheid zijn er verschillende Antahkara.na's in de zevenvoudig constitutie van de mens - één voor elk pad of elke brug tussen elke twee van de vele monadische centra in de mens. De mens is een microkosmos en daarom een samengesteld geheel, een eenheid in verscheidenheid; en de antahkara.na's vormen de schakels van vibrerende bewustzijnssubstantie die deze verschillende centra met elkaar verbinden.
Antahkarana: the internal organ, the seat of thought and feeling, the mind, the thinking faculty, the heart, the conscience, the soul.

De lineaire, de circulaire en spiraal beweging in de macrokosmos correleren met het lineaire, het cyclische en lemniscaatdenken in de microkosmos.

Theosofie De grote ketterij van afgescheidenheid
Door de gedachten te concentreren op het eigen ik, en meer naar persoonlijke dan naar geestelijke vrijheid te streven, gaan we de weg die naar omlaag voert. Het pad van zelfzucht is het pad naar steeds lagere, stoffelijke gebieden en sferen, tot tenslotte de vernietiging volgt aan het einde van de kosmische cyclus, wanneer de stof zelf oplost: maya, als materie, is een illusie.
Streef omhoog; ontwikkel uw hogere vermogens. Hoed u voor het betoverende licht van de lagere natuur en vooral van de lagere tussennatuur (Lagere viertal), die de psychische wordt genoemd. Niets is zo bedrieglijk als het valse licht van maya. Mooie bloemen bevatten vaak in de knop of in de doornen, of in beide, een dodelijk gif. De honing ervan is dodelijk en betekent voor de menselijke ziel de dood. Zoek eerst uw eigen geestelijke en verstandelijke vermogens; baad u in het licht van uw eigen geestelijke natuur, waardoor u inzicht en wilskracht krijgt; dan zullen die andere vermogens zich op natuurlijke, evenwichtige, passende en rustige wijze in u ontwikkelen.
De grote ketterij en de enige werkelijke ketterij is het denkbeeld dat iets afgescheiden is, losstaat en essentieel verschilt van andere dingen. Dat idee wijkt af van de feiten en wetten van de natuur, want de natuur kent niets anders dan harmonie, samenwerking, onderlinge hulpvaardigheid; en de regel van fundamentele eenheid is volstrekt universeel: alles in het heelal leeft voor al het andere.
Er is wetmatigheid in dit heelal; de dingen worden niet door het toeval beheerst; en geen mens kan denken, spreken of handelen zonder andere wezens ten goede of ten kwade te beïnvloeden. Zaai een daad en u oogst een gewoonte. Zaai een gewoonte en u oogst een lot, omdat gewoonten een karakter opbouwen. Dit is de volgorde: een daad, een gewoonte, een karakter, en een lot. U bent de schepper van uzelf. Wat u nu van uzelf maakt, zult u in de toekomst zijn. Wat u nu bent is precies wat u in het verleden van uzelf heeft gemaakt. Wat u zaait zult u oogsten. Als u voor uzelf zaait, zuiver en alleen voor zelfzuchtige doeleinden, zal uw oogst daarmee in overeenstemming zijn. Iemand die zo weinig liefde voelt voor de innerlijke schoonheid van juist handelen dat hij tot zichzelf zegt: ik wil het goede alleen doen om iets te verkrijgen, meer geluk, een betere toekomst, een beter lichaam, heeft het goede dat hij zaait al met een handvol onkruid – zijn zelfzuchtige verlangen – bedorven. Niets maakt zo klein als het persoonlijke, niets vermindert de kracht van uw ziel zo als concentratie op uw eigen zelfzuchtige, persoonlijke belangen en het vergeten van het welzijn van anderen. De mens die eerder aan anderen denkt dan aan zichzelf is daardoor al edel. De mens die zijn leven opgeeft opdat anderen kunnen leven is al edelmoedig. De mens die zichzelf vergeet in een onpersoonlijk dienen van de mensheid is de edelste van allen; en zo iemand oogst een lot dat goddelijk is – omdat hij een karakter heeft opgebouwd dat daarmee in overeenstemming is. De natuur vraagt van alle mensen samenwerking, broederschap, vriendelijke gevoelens, liefde, zelfvergetelheid, werken voor anderen.

J.H.D. (Henk Dubbink), Theosofia, November 1976, p.217
Een volkomen puinhoop is ons zicht op de "occulte chronologie", wanneer men bovengenoemd artikel, gepubliceerd in 1958 en voor een groot deel afgedrukt in het boek "The Peopling of the Earth" mede in aanmerking neemt. Hier wordt nl. een volkomen andere verhouding als de juiste vermeld. Niet die van 4:3:2:1:2:3:4, maar: 1:2:3:4:5:6:7. Dit is niet zo maar een soort losse flodder, maar H.P.B. geeft zelfs gedetailleerde berekeningen over de duur van de verschillende rassen, die zij in die volgorde na elkaar laat verschijnen, volkomen in strijd met haar mededelingen in de "Geh. Leer", dat de rassen geruime tijd naast elkaar bestaan, elkaar "overlappen". Was ook dit een ontwerp voor een deel van de nooit gepubliceerde en verdwenen delen van de "Geheime Leer"?
Er rest voor een serieus bestudeerder slechts wenend vast te stellen, dat hij uit alle gegevens, die met elkaar in tegenspraak zijn, klaarblijkelijk geen gesloten en redelijk beeld mag vormen. Niettemin zijn wij benieuwd, of anderen ons enig licht in deze materie kunnen verschaffen, en wij zien hiernaar met grote belangstelling uit! 3) J.H.D.
1) Zie o.a. H.P.Blavatsky in De Geheime Leer, deel 1, pag. 188 e.v. (TUPA, Den Haag, 1988): ”Voor degenen, die de leer over de zevenvoudige ketens van werelden in de Zonne-Kosmos niet uit de theosofische geschriften kennen, of die er wel over hebben gelezen, maar deze niet goed hebben begrepen, geven wij nu een korte samenvatting ervan (in zes punten, PvdL).
1. Alles is zevenvoudig, zowel in het metafysische als in het stoffelijke Heelal. Daarom worden aan ieder hemellichaam, iedere planeet, zichtbaar of onzichtbaar, zes begeleidende bollen toegekend. (...) De evolutie van het leven vindt plaats op deze zeven bollen of lichamen, van de eerste tot de zevende, in zeven RONDEN of zeven cyclussen. (...) 3. Onze aarde moet, als de zichtbare vertegenwoordiger van haar onzichtbare hogere medebollen, haar ‘heren’ of ‘beginselen’ (...), evenals de andere bollen, zeven Ronden doormaken. Tijdens de eerste drie vormt en verdicht zij zich; tijdens de vierde wordt zij vaster en harder; tijdens de laatste drie keert zij geleidelijk terug tot haar oorspronkelijke etherische vorm: zij wordt om zo te zeggen vergeestelijkt. (...)
2) Mbt de rassen zie o.a. de zes punten van p. 188 e.v. (GL, dl. I): “5. Elke levenscyclus op bol D (onze aarde) bestaat uit zeven wortelrassen. (...). Verder o.m. de GL deel II, pag. 490 e.v., waar vier punten staan vermeld “over de indelingen van Wortelrassen en de evolutie van de mensheid”. “(...) 2. Elk Wortelras heeft zeven onderrassen. 3. Elk onderras heeft op zijn beurt zeven vertakkingen, die tak – of ‘familie’-rassen kunnen worden genoemd. 4. De kleine stammen, vertakkingen en uitlopers van de laatstgenoemde zijn talloos en afhankelijk van karmische werkingen. (...) de Rassen, onderrassen, enz., tot hun kleinste vertakkingen toe, vallen gedeeltelijk samen en lopen door elkaar heen, zodat het bijna onmogelijk is te scheiden.”
3) Zie (o.a.?) de reactie van G.J. Blekkink in Theosofia, jrg. 78, febr. p. 28, rubr. Varia en H.J. Spierenburg “Tijd en tijdperk in het werk van H.P. Blavatsky – een poging tot oplossing”, in THEOSOFIE, WETENSCHAP EN POLITIEK; feestbundel ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Stichting Proklos; red. J.H. Dubbink, D. van Egmond en W. D. Margadant, TVN, Amsterdam, 1982 Het betreft hier een speciaal dubbelnummer van Theosofia, jrg. 83, april / aug.

Theosofie slaat een brug tussen Religie en Wetenschap, tussen Wat en Hoe, de onzichtbare binnenwereld van de geest en de zichtbare materiële buitenwereld. De verbinding wordt door de denkbeeldige brug Antahkarana gelegd.
Antahkarana of het "innerlijk orgaan" is de naam van het verschijnsel van algehele coördinatie tussen alle delen van het menselijk wezen.
Om hetgeen volgt te kunnen begrijpen, bedenken men wel dat Manas afgebeeld kan worden als een bovenaanstaande driehoek, met het lagere manas verbonden door een dunne lijn, welke die twee verenigt. Dit is het antahkarana, het pad of de brug van gemeenschap die als schakel dient tussen het persoonlijke wezen, welks stoffelijke brein onder de heerschappij van het lagere dierlijke denkvermogen staat, en de reïncarnerende individualiteit, het geestelijke Ego, Manas, Manoe, de ‘goddelijke Mens’.
Wanneer de persoonlijkheid zich heeft losgemaakt van het ik-besef, het gevoel van afgescheidenheid, en het eenvoudig een verlengstuk van de individualiteit zal zijn geworden, zal er zefs geen brug meer tussen deze twee nodig zijn en de theosofie zegt ons dan dat, dat wat men het antakarana noemt - dat wil zeggen de verbinding, het kanaal waardoor de communicatie plaatsvindt tussen de persoonlijkheid en de individualiteit – gedoemd is te verdwijnen.

Joann S. Bakula Het Tibetaanse boek van Leven en Sterven, een rondleiding
Om ons voor te bereiden op deze unieke kans, is het verstandig om voortdurend te bedenken en de gedachte te versterken dat de essentie van geest even onbeperkt en leeg is als de nachtelijke hemel zonder sterren of melkwegstelsels; het is zonder grens of plaats, zonder punten van licht. “Maar deze bewustzijnstoestand is niet slechts een leeg niets, het is zonder obstakels, sprankelend, zuiver en helder ... Onsterfelijk Licht.” (Fremantle en Trungpa 86-7). Het dramatische en traumatische loslaten van dat wat we denken dat we zijn (disidentificatie) – alle gedachten, emoties, interesses, relaties, wat we bereikt hebben, voorkeur en afkeur – brengt ons terug tot onze zuivere, naakte essentie. Op het moment dat de Boeddha verlichting bereikte, bracht het een bijna totale herinnering van alle duizenden levens die hij geleefd had en stervensprocessen die hij meegemaakt had. De lucht, dag of nacht, is een grote leraar van de uiteindelijke realiteit, een realiteit waarin we gevormd worden, waarin de zon leeft, een perfecte voorstelling van onze eigen innerlijke essentie. “Ruimte is een Entiteit”, schreef H.P. Blavatsky en dit wordt uit de eerste hand ervaren op het moment van de dood. Iedereen heeft die mogelijkheid.
Het verschijnen van de godheden, de Dhyani Boeddhas, in hun positieve aspecten, tijdens zeven dagen, is extra interessant voor bestudeerders van De Geheime Leer en de theorie van de zeven stralen. H.P. Blavatsky schrijft dat de “Dhyani-Boeddha’s, of Dhyan-Chohans” dezelfde zijn als de “Elohim of Zonen Gods, de Planeetgeesten van alle landen” (8) en de aartsengelen (23). Deze zijn verbonden met de “zevenvoudige hiërarchie van bewuste Goddelijke Machten ... de ontwerpers, vormers, en uiteindelijk de scheppers van het hele gemanifesteerde universum; ... zij bezielen en leiden, zij zijn de intelligente Wezens die de evolutie aanpassen en controleren ... Als groep zijn ze bekend als Dhyan Chohans”(15-6). Ze zijn verwant aan de Bijbelse zeven “dagen” van de schepping, de “Zeven Scheppingen” van de Purana’s, en de zeven stanza’s van het boek van Dzyan, die de “zeven grote stadia van het evolutionaire proces” beschrijven. Elke familie brengt haar eigen entourage van Bodhisattva’s met zich mee, die H.P. Blavatsky definieert als “de menselijke tegenhangers van de Dhyani-Boeddha’s.” De Dhyani Boeddha’s en hun bodhisattva’s verschijnen allen in zowel mannelijke als vrouwelijke vorm, met hun wijsheidsleringen en hun goddelijke attributen. Blavatsky schrijft ook nog, “Esoterisch, daarentegen, zijn er zeven Dhyani-Buddha’s, waarvan er vijf gemanifesteerd zijn, .. twee zullen komen in het Zesde en Zevende Wortelras.”
De vijfvoudige verzameling waaruit het menselijk lichaam is opgebouwd, de skanda’s (vijf hopen, Ganesha: skandha’s zijn groepen van bijeenhorende eigenschappen. Er zijn vijf skandha’s die de persoonlijkheid vormen.), heeft hier ook haar wortels. Elk van de skanda’s wordt geassocieerd met de verschijning van een van de Dhyani Buddha-families en wijsheidsleringen, en elk bevat een “gif,” ontstaan vanuit de identificatie met het afgescheiden bestaan. Deze vergiften zorgen ervoor dat de mens van elke archetypische godheid wegrent, in plaats van er naartoe. Op die manier rent hij elke keer weer naar wedergeboorte in plaats van naar verlichting. De vijf wijsheden en de vijf vergiften, of blokkerende menselijke eigenschappen, laten in combinatie zien wat de relatie is tussen de goddelijke vonk en het menselijke dier in al zijn fantastische en verschrikkelijke schoonheid – van dier naar levende God, zoals Blavatsky zei.

Benjamin Adamah Aristoteles’ Wiedergutmachungsfilosofie over de verwekking en bestrijding van het Orwelliaanse ‘ding’…
Pragmatisme blijft de empowerment van het moderne denken, dat de mystieke correlatief dialectische “wiskunde” van de natuurlijke balans tussen oorzaak 1+3 en 2+4 van Aristoteles structureel verstoort en daarmee de synergie tussen macro en microkosmos vervangt door ‘the American way of life’. Hiermee ontkoppelt het pragmatisme de ‘ik’ van de mens duurzaam van zijn hoger zelf of Amakua, de interface tussen bewustzijn van bewustzijn en de interactie involutie-evolutie. Dit proces verkankert zich in elk samenlevingsfacet, zelfs in de meest goedbedoelde toekomstgerichte initiatieven en vrijwel altijd vind de uitzaaiing plaats via een veel te grote invloed van industrie en bedrijfsleven op de overheid met de glamourterm ‘innovatie’ als ziekmaker.

====

Zie ook:

Boeken:

Externe Links

<< vorige || volgende >>

Categorie: Artikelen | Rapport | Auteur: Harry Nijhof


Deze pagina werd sedert 16 dec. 2007 keer bekeken.