Ned /

WerkeloosheidBestaatNiet


⚠ (:html:)<br><br><br><br><br><br><br><br><br>(:htmlend:)



'vrouw op het land' - Vincent van Gogh-⚠ (:html:)<br>(:htmlend:) 1885, houtskool en zwart krijt, ⚠ (:html:)<br>(:htmlend:) Van Gogh museum, Amsterdam

⚠ (:html:)<br>(:htmlend:)

Werkloosheid Bestaat Niet!

⚠ (:html:)<br>(:htmlend:)

Als je het werken voor geld beziet als werkeloosheid en het vrijwilligerswerk als het ten dienste staan,
mag je jezelf intelligent noemen in menselijke aangelegenheden;
het is dan dat je, met al de soorten van handelingen waar je je mee bezighoudt, verbonden bent.
De geschoolden die hier weet van hebben verklaren dat hij die vrij is van iedere opzet om
op een niet-gereguleerde, lustgemotiveerde manier tewerk te gaan,
iemand is wiens baatzuchtige arbeid, zijn karma, is opgebrand in het vuur van de geestelijke kennis.

Krishna - (Een Lied van Geluk 4: 18-19) ⚠ (:html:)<br>(:htmlend:)


Inleiding

Minder bijstand, meer werk? - Vaak valt het op dat er een zeker onbegrip bestaat (vooral bij politici) over het doen van werk, het geschrevene daarover in de media (journalistiek), tv-uitzendingen en Sociale Diensten. Laatst ook las men weer in de krant dat er minder mensen in de bijstand zijn en er meer mensen aan het werk zijn. Maar we zijn toch al allemaal aan het werk? De hele dag door zijn we bezig met zorgen, wassen, lezen, eten, bewegen, afwassen, kinderen naar school brengen, koken, anderen te woord staan, in de tuin werken, schoonmaken, zingen, bidden, luisteren, praten, uitgaan, het land bewerken, dieren verzorgen, telefoongesprekken voeren, boodschappen doen, het vuilnis ophalen, naar het toilet gaan, rusten, je aan afspraken houden en nog veel meer. We kunnen dit doen door naar een kantoor, naar een fabriek, school, werkplaats of ziekenhuis te gaan. Ook thuis werken we aan zinnige bezigheden voor de gemeenschap, een website onderhouden, je ouders verzorgen die hulp nodig hebben of het te woord staan en helpen van daklozen, een zieke bezoeken, zomaar een praatje maken met iemand die je tegenkomt; kortom, we zijn allen altijd bezig met het een of het andere en zijn nooit zonder werk. Op deze manier vinden we bevrediging in ons dagelijks leven, omdat we allen vanuit ons diepste wezen naar deze vervulling zoeken, in feite niet anders kunnen. Ook in het afwezig zijn van werkzaamheden vinden we geluk omdat we daarin moeten (be)rusten, want na dat moment zal er weer het -bezig zijn met- zijn.


Werken voor het profijt als inactiviteit

De essentie van het inleidende citaat hierboven is dat we niet werkelijk dienstbaar zijn aan wat we feitelijk willen als we op geld en prestaties uit zijn en omgekeerd: men werkt in feite pas voor zijn ideaal als men niet meer op het geld en het presteren uit is. In de ideale samenleving hebben we geen geld meer nodig. Daar leven we als de leden van een gezin met vadertje tijd en moeder natuur. Wij kinderen doen ons werk dan uit liefde en toewijding voor die vader en moeder waarmee we in de moderne tijd zo'n schuldig geweten hebben opgebouwd. De tijd is verdraaid voor het geld en de natuur is uitgeplunderd en ligt op sterven. We zijn vervreemd van onze eigenlijke natuur en onze plicht daarmee. Willen we echt werken om dit probleem op te lossen, dan moeten we gewoon de kinderen zijn van de tijd van de natuur die onze vader is en de natuur in al haar verscheidenheid die ons in leven houdt en voed als onze moeder. We praten hier niet vanuit een mening zomaar, maar vanuit de klassieke wijsheid. Citaten uit het klassieke werk de Bhagavad Gîtâ hierover (verderop staan er nog meer):

  • Hij behoort het denken van de onwetenden die gehecht zijn aan de vruchten van hun arbeid niet te verstoren; een wijs iemand behoort, begaan met zijn plicht, allen in te passen in zijn werk. (B.G. 3: 26)
  • Als men in hartstocht is als men zijn einde vindt, neemt men geboorte onder hen die werken voor de materiële opbrengst en overeenkomstig als men zich in onwetendheid bevindt neemt men geboorte onder de onwetenden. (B.G. 14: 15)
  • De voortdurend veranderende materiële natuur is (het lichaam van) de oorspronkelijke persoon van de goddelijken waarover we het hadden en de Heer van het offer ben voorzeker Ik in dit lichaam van de belichaamden, o Mijn beste. (B.G. 8: 4)
  • Het is beter (daartoe) de eigen aard te volgen en vele fouten te maken dan volmaakt te zijn in het op een vervreemde manier te werk te gaan; het is (aldus) beter vernietiging te vinden in het navolgen van de eigen plicht dan met een vervreemd plichtsbesef gevaar te lopen.(B.G. 3: 35)
  • De Allerhoogste Heer zei: "De Tijd ben Ik, de grote vernietiger der werelden hier bezig met de vernietiging van alle mensen, behalve jullie (broeders) alleen, zullen alle soldaten die aan beide zijden staan opgesteld, hun einde vinden. (B.G. 11: 32)

Werk als offer gedaan bezien als arbeid

Als we integer nadenken over wat werken nu inhoudt, en dus ook willen weten wat werkeloos zijn betekent, dan moeten we toegeven dat het begrip arbeid samenhangt met het brengen van offers door je in te zetten voor wat je goed en belangrijk vindt en dat je daarbij een zekere onthechting in acht moet nemen wat betreft de resultaten. Die onthechting is nodig als je echt iets voor elkaar doen wilt. Indirect dient men zichzelf als men het goed van het algemeen belang dient. Het heet verlicht eigenbelang. Een paar citaten van wijsheid op dit punt:

  • Werk met de bedoeling te offeren, anders zal werk je aan deze wereld binden. Werk gedaan met dat doel voor ogen, o zoon van Kuntî, zal je volmaakt bevrijden van dat (materiële) samengaan. (B.G. 3: 9)
  • Derhalve, doe je werk voortdurend onthecht bij wijze van plicht, omdat men onthecht arbeid verrichtend zeker de Oorspronkelijke Persoon zal bereiken. (B.G. 3: 19)
"--Er zitten minder mensen in de bijstand en er zijn meer mensen aan het werk, is de juichende boodschap van de regering. Met de daling denkt men totaal 650 miljoen euro te besparen. In september 2007 ontvingen 281 duizend huishoudens een bijstandsuitkering en dat zijn er ruim 30 duizend minder dan in 2006. In vier jaar tijd hebben 55 duizend mensen minder bijstand ontvangen.--"

De politiek maakt niet de dienst uit: de politici staan in dienst van de gemeenschap die hen gekozen heeft. De politiek ventileert de moraal van de gemeenschap. Boven de politiek en de gemeenschap staat het gezag van God met Zijn natuurlijke tijd en macht van de ether. De politiek en de burgerij wordt geadviseerd, gesteund en bijgestaan door de leraren (de geestelijken, de intellectuelen) die op allerlei gebied raad geven over wat nu de wijsheid zou zijn in een kwestie als de werkeloosheid. Immers, als er onduidelijkheid bestaat over het begrip van wat nu werk is en men het geld boven de dienst stelt, vervalt men in illusie. De illusie dat de geldbaas voor God zou kunnen doorgaan en de volledige werkgelegenheid zou kunnen bieden. Dat kan dus niet. Dus welke manier van denken staat hierin nu voorop? Dat van economen en juristen? Met een gebrek aan mens-, sociale en geesteswetenschap de mensen via de wetgeving dwingen werk te aanvaarden omdat men wil bezuinigen op de bijstandsuitkeringen en andere sociale regelingen kan enorme gevolgen hebben voor de vrijwillig werkende persoon, hem veel stress, zorgen en ellende bezorgen en hem doen vervallen in een situatie die niet meer leefbaar is tot op het punt dat zelfmoord de enige uitweg lijkt. De geestelijke, intellectuele leiding werd immers tegengestreefd die de vrijwillige dienst vooropstelt. De uitkeringen niet aanpassen aan de verhoogde kosten van het levensonderhoud is simpelweg een vorm van diefstal, zeker als men ondertussen de salarissen van politici verhoogt, en ook de salarissen van medewerkers in bedrijven en scholen verhoogt om de inflatie de baas te blijven. Maar het is juist de begeerte naar meer die de inflatie uiteindelijk afroept of tenminste de overwaarde van onze arbeid vernietigt. Economische obesitas. Geldzucht. Is dat dan geen levensbedreigende ziekte die een behandeling vereist? Met de zelfzucht van het geldmotief tekent men galgjes voor hen die leven aan de ondergrens van de inkomens. En dat is een sociaal-economisch moordplan in feite. De sociale uitkeringen zijn al jaren niet verhoogd (±20% achtergebleven met een euro die een gulden waard is) en de compensatieregelingen van de gemeente, voor als je onverwachte uitgaven hebt, zijn afgeschaft, met het idee dat de angst om het voortbestaan die dat geeft goed zou zijn voor de arbeidsmotivatie. Angstpolitiek? Horen we dat goed? De miljarden aan geld die met die smoes zijn weggestolen aan de ondergrens 'verdampen' gewoon op de beurs in een recessie. Geld dat niks anders doet dan zichzelf najagen is immers niets waard. Het maakt immers geen deel uit van de uitwisseling van goederen en diensten. Het is gewoon economische masturbatie. Een neurotische politiek van valse zekerheid en machtsillusie. Het is een race geworden waarin er steeds meer mensen afvallen. Ook de lagere salarissen onder de dictatuur van de betaalde arbeid krijgen het steeds moeilijker om rond te komen. De dictatuur intimideert, dat is haar psychologie van valse trots en eer. Omhoog klimmen door naar beneden te trappen. En wat is dan de finish, wat is dan het doel? Een economische crisis is het onvermijdelijk gevolg omdat de geldstroom zo vastloopt op passief kapitaal (en goud kopen verandert daar niks aan).


Irrationeel economisch gedrag

' ⚠ (:html:)<br>(:htmlend:)Met de handen in de zakken beweren ⚠ (:html:)<br>(:htmlend:)dat een ander werkeloos is als die te weinig geld heeft.

Het geld wordt gewoon niet goed gedistribueerd. Men kan het geld niet uitgeven omdat men niet weet hoe men met mensen moet omgaan. Omdat men daar geen samenhangende filosofie voor heeft. Men is in feite chaotisch en irrationeel bezig. Men kan immers niet - of is niet bereid te buigen voor de gedragsregels van - de spirituele integriteit van de filognosie die wel een constructief antwoord vormt. Men herkent het eigenbelang niet meer in dat van de ander en is zo niet meer dan een beest dat dat geweten ook niet heeft. Of misschien zijn de beesten over het algemeen wel beter zelfs, want die vermoorden (socio-economisch) elkaar niet zomaar als ze van dezelfde soort zijn. De menselijkheid is immers niet het doel als men het geld voor ogen heeft. De mens als middel, het geld als doel, behoort dat niet tot de definitie van corruptie en materialisme? Maar, moet aangepast en gewenst gedrag niet gewoon aangemoedigd en bekrachtigd worden i.p.v. worden afgestraft omdat men niet meer dan de bijstand verdient met de vrijheid van het vrijwilligerswerk? Is vrijwilligerswerk ongewenst dan? Is dàt geen valse concurrentie dan van de burgerlijke begeerte en het jaloers zijn terwille van het kapitaal? Zo is het dus gesteld met ons sociale beleid in Nederland, een natie die gevallen is van zijn positie als voortrekker in de (reformatorische, progressieve) Christelijkheid, een natie die zich van de republikeinen al lang geen koninkrijk meer mag noemen. Natuurlijk vinden we dat iedereen recht heeft op werk en een salaris. Maar als je niet voor een salaris werkt, maar voor het goede doel, waarom moet dan de uitkeringsafhankelijke worden teruggedrongen? Is een uitkering niet gewoon een basisinkomen voor zelfgerealiseerde, ideële, artistieke, onafhankelijk wetenschappelijke en vrijwillige arbeid waar je recht op hebt krachtens de mensenrechten? Waarom wil men die vorm van arbeid bestrijden? Is die dan niet essentieel? Waarom zou iemand met een stropdas om een betere baas zijn dan Onze Lieve Heer die in de Hemel zit? Moesten we niet onze eigen baas zijn? Men zegt politiek makkelijk dat de steun een tijdelijke overbrugging is totdat men betaalde arbeid heeft, maar waarom zou een salaris niet een tijdelijke extra belastingplicht inhouden totdat men een uitkering heeft om in bescheidenheid en dienstbaarheid God te dienen? Waarom altijd roeien in de richting van de geldgod? Wat mankeert er aan de liefdegod? Waarom liegen over het doel van de liefde? Zijn we geen verkochte zielen als we die leugen willen volhouden? Begrijpen we dan niet dat liefdedienst en vrijwilligerswerk ook werk is? De hoeveelheid vragen die dit alles oproept bewijst hoe irrationeel we zijn geworden.

De rationaliteit waar we ons toe bekend hebben internationaal staat vervat in de mensenrechten. In artikel 23 van de 'Universele Verklaring van de Rechten van de Mens' staat het volgende over werk:

  • 1. Een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid.
  • 2. Een ieder, zonder enige achterstelling, heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid.
  • 3. Een ieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning zo nodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld.
  • 4. Een ieder heeft recht om vakverenigingen op te richten en zich daarbij aan te sluiten ter bescherming van zijn belangen.

Als we nu snappen dat werkeloosheid niet bestaat maar dat het salarisloosheid betekent (dat zou politiek heel wat eerlijker klinken), dat achterstelling met angstpolitek onrecht is, dat een ieder beloond moet worden en gecompenseerd indien nodig en dat iedereen belang heeft bij de Filognostische Associatie als de samenhang van de mensvisie die we nodig hebben, hoe kunnen we dan de begeerte die schuilgaat onder de bovenstaande materialistische ellende nog volhouden en de irrationaliteit omtrent het arbeidsbegrip verdedigen?


Over werken volgens de Bhagavad Gîtâ


'houthakker' - Vincent van Gogh-⚠ (:html:)<br>(:htmlend:)1885, houtskool en zwart krijt ⚠ (:html:)<br>(:htmlend:)Van Gogh museum, Amsterdam

Om duidelijk te maken dat het thema van arbeid niet een modern thema is maar een klassiek thema zijn hieronder weergegeven een aantal citaten uit dat heilige boek dat door alle Hindoes gekoesterd wordt. De Hindoes noemen werk voor het profijt, voor de opbrengst, voor het geld gewoon karma. Dharma, rechtschapenheid, is de oplossing. Zo simpel is de Indiër in dezen met zijn (tien-)duizenden jaren oude beschaving.

  • Gelijkmoedig in geluk en ongeluk, winst en verlies, overwinning of nederlaag; daarnaar tewerk gaand ter wille van het vechten, zal je op deze manier nooit enige zonde begaan. (B.G. 2a: 38)
  • Doe je werk op die manier verbonden blijvend in het opgeven van die gedachtengang, o Dhanañjaya (Arjuna als degene die de weelde verovert) en blijf evenwichtig in slagen en falen daar de realisatie van deze gelijkmoedigheid is wat yoga wordt genoemd. (B.G. 2b: 48)
  • Iemand gelijk gericht in deze intelligentie kan in dit leven van zowel een goede als een kwalijke uitkomst af komen, derhalve, terwille van de yoga, ga tewerk in verbondenheid; dat is de kunst in alle activiteiten. (B.G. 2b: 50)
  • Maar iemand die, de zinnen regulerend middels zijn geest, o Arjuna, een begin maakt met het verbinden van zijn zintuigen in het werken zonder de gehechtheid van het verlangen naar de vruchten (karma-yoga) - hij is verreweg de betere. (B.G. 3: 7)
  • Doe je voorgeschreven plichten, daar werken natuurlijk beter is dan niet werken - zelfs het onderhouden van je lichaam gaat nooit zonder het effect van arbeid. (vB.G. 3: 8)
  • Werk met de bedoeling te offeren, anders zal werk je aan deze wereld binden. Werk gedaan met dat doel voor ogen, o zoon van Kuntî, zal je volmaakt bevrijden van dat (materiële) samengaan. (B.G. 3: 9)
  • Derhalve, doe je werk voortdurend onthecht bij wijze van plicht, omdat men onthecht arbeid verrichtend zeker de Oorspronkelijke Persoon zal bereiken. (B.G. 3: 19)
  • Voorzeker bereikten zelfs koningen als Janaka (de vader van Sîtâ, de vrouw van Râma) en anderen de volmaaktheid door dit werk en ook in overweging van wat de wereld nodig heeft moet je handelen. (B.G. 3: 20)
  • Al deze werelden zouden in chaos vervallen als Ik Mijn werk niet zou doen; Ik zou verwarring stichten en al deze bestaansvormen vernietigen. (B.G. 3: 24)
  • Zoals de onwetenden hun werk in gehechtheid doen, o afstammeling van Bharata, zo moeten zij die geleerd hebben handelen zonder gehechtheid erbij verlangend het voorbeeld te zijn voor de gewone man. (B.G. 3: 25)
  • Hij behoort het denken van de onwetenden die gehecht zijn aan de vruchten van hun arbeid niet te verstoren; een wijs iemand behoort, begaan met zijn plicht, allen in te passen in zijn werk. (B.G. 3: 26)
  • Het is beter (daartoe) de eigen aard te volgen en vele fouten te maken dan volmaakt te zijn in het op een vervreemde manier te werk te gaan; het is (aldus) beter vernietiging te vinden in het navolgen van de eigen plicht dan met een vervreemd plichtsbesef gevaar te lopen.' (B.G. 3: 35)
  • Het doen van werk heeft geen invloed op Mij daar ik niet uitzie naar de vruchten ervan. Derhalve zal iemand die Me kent, door arbeid, nooit verstrikt raken. (B.G. 4: 14)
  • Werken in het verlangen naar de vruchten , ongewenste arbeid (vikarma - zie karma) en werk als offer (akarma - zie karma) moet ieder voor zich op intelligente wijze worden beschouwd daar het moeilijk is te begrijpen wat het doel van karma is. (B.G. 4: 17)
  • Iemand die werken voor het profijt als inactiviteit ziet en die werk als offer gedaan als arbeid ziet is intelligent in menselijke aangelegenheden; hij, hoewel bezig met allerlei handelingen is van het transcendentale. (B.G.4: 18)
  • Hij die het heeft opgegeven te werken voor de gehechtheid aan de vruchten, is altijd tevreden en vrij van het zich vastklampen aan zijn thuis. Hij doet, hoewel volledig actief, niet werkelijk iets. (B.G. 4: 20)
  • Het offer zelf, datgene wat geofferd wordt in het vuur van het offer en hij die van het offeren is, zijn van dezelfde spirituele aard; hij die volledig opgaat in het werken voor het spirituele zal voorzeker de geest van het Absolute (Brahman) bereiken. (B.G. 4: 24)
  • Iemand die door yoga materieel gemotiveerd werk verzaakt en met behulp van de kennis brak met de twijfel, bevindt zich in de ziel en zal nooit door zijn werk gebonden raken, o overwinnaar der rijkdom. (B.G. 4: 41)
  • Hij die wat men bereikt met analyse op het zelfde nivo plaatst als wat men bereikt met werk gedaan in yoga en op die manier studie en onbaatzuchtig handelen als één ziet, ziet het feitelijk zoals het is. (B.G. 5: 5)
  • Hij die al zijn werken wijdt aan het spirituele met het opgeven van zijn gehechtheden wordt nooit door de zonde aangedaan zoals een lotusblad dat is in het water. (B.G. 5: 10)
  • Zij die het innerlijke leven leven en smetteloos zijn, bereiken die spirituele bevrijding; zij bevinden zich voorbij de dualiteit in zelfverwerkelijking en zijn bezig met het verrichten van werkzaamheden voor het welzijn van alle levende wezens. (B.G. 5: 25)
  • De Allerhoogste Heer zei: 'Iemand die zonder hang is naar de vruchten en die zijn werk plichtmatig doet is van de wereldverzakende orde en een yogî, maar niet hij die zonder (offerandes in) het vuur is en zijn plicht niet doet. (B.G. 6: 1)
  • De Allerhoogste Heer zei: 'O zoon van Prithâ, nooit is er in deze wereld, noch in de volgende vernietiging voor degene die bezig is met goede werken; voorzeker zal hij die het goede doet nooit in moeilijkheden eindigen. (B.G. 6: 40)
  • Een yogî is groter dan de asceten en de wijzen en ook wordt een yogî beschouwd als zijnde groter dan zij die voor het profijt werken, derhalve o Arjuna, wordt een yogî. (B.G. 6: 46)
  • Terwille van het bevrijd zijn van geboorte en dood zoeken alle personen die zo te werk gaan hun toevlucht tot Mij en zijn ze feitelijk van het spirituele; ze zijn volledig bekend met alles aangaande de individuele overstijging van materiële activiteiten. (B.G. 7: 29)
  • Onder Mijn leiding spreidt het materiële van de natuur zowel het bewegende als het bewegingloze ten toon en om deze reden, (voor het heil van Mijn wezen), o zoon van Kuntî, is de kosmische manifestatie werkzaam. (B.G. 9: 10)
  • Ik ben zeer zeker van alle offers de genieter en eveneens de heerser; zij die Mij in werkelijkheid niet kennen komen daarom ten val. (B.G. 9: 24)
  • Hij die bezig is voor Mij te werken, met Mij als het Allerhoogste, in Mijn toegewijde dienst, vrij van materialistische associatie en vijandigheid onder de levende wezens bereikt Mij, o zoon van Pându. (B.G. 11: 55)
  • Als je zelfs niet in staat bent dat in de praktijk te brengen zet je er dan toe terwille van Mij te werken, daar je zelfs door het verrichten van arbeid de volmaaktheid zal bereiken. (B.G. 12: 10)
  • Als men in hartstocht is als men zijn einde vindt, neemt men geboorte onder hen die werken voor de materiële opbrengst en overeenkomstig als men zich in onwetendheid bevindt neemt men geboorte onder de onwetenden. (B.G. 14: 15)
  • De Allerhoogste Heer zei: 'Onbevreesd, goed van hart, vasthoudend in de kennis van de yoga, mededogend, ingetogen, bereid tot het brengen van offers, studiezin, soberheid en eenvoud; geweldloos, waarheidlievend, vrij van woede, van verzaking, vreedzaam, geen kwaad in de zin hebben, genadig voor allen, vrij van hebzucht, zachtgeaard, bescheiden en vastberaden; grondig te werk gaan, vergevingsgezind, standvastig, rein, zonder afgunst en niet uit zijn op de eer, zijn de kwaliteiten van iemand die zich heeft ontwikkeld uit het goddelijke. (B.G. 16: 1-3)
  • Minder intelligent, zichzelf verloren hebbend in zelfgenoegzaamheid met dit gezichtspunt, tieren de minder gunstige aktiviteiten welig en leidt het werk dat men doet tot het onfortuinlijke van het vernietigen van de planeet. (B.G. 16: 9)
  • Eén groep van grote geesten zegt dat vruchtdragende arbeid karma een kwaad is en dus moet worden opgegeven terwijl anderen zeggen dat de werken der opoffering, liefdadigheid en boete in dezen nooit mogen worden verzaakt. (B.G. 18a: 3)
  • Maar met al deze handelingen moet zonder twijfel, ze uit plichtsbesef doend, de koppeling met hun resultaten worden opgegeven; dat, o zoon van Prithâ, is Mijn laatste en beste woord erover. (B.G. 18a: 6)
  • Hij die zich bezig houdt met verzaking en het opgeeft uit angst, omdat een dergelijke werklast misschien wel te moeilijk is of ongemak voor het lichaam inhoudt, is voorzeker van de hartstocht en nooit zeker van haar uitkomst. (B.G. 18a: 8)
  • De verzaker die nooit een hekel koestert aan onaangenaam werk, noch gehecht raakt aan het aangename, is verzonken in de goedheid en heeft een intelligentie die vrij is van twijfel. (B.G. 18a: 10)
  • Maar dat werken dat uit is op gehechtheid, dat destructief is, leed veroorzaakt en geen acht slaat op de gevolgen of wordt begonnen met een verkeerd begrip van het eigen kunnen; dat wordt gezegd van de onwetendheid te zijn. (B.G. 18a: 25)
  • Een werker die bevrijd is van gehechtheid, die niet in dienst staat van het lichaam, gekwalificeerd is en met overtuiging er het beste van maakt, onwankelbaar is in het bereiken van het doel en in geval van mislukking, zegt men is in de geaardheid goedheid. (B.G. 18a: 26)
  • Een werker wordt verklaard van de hartstocht te zijn als hij zeer gehecht is in zijn verlangen te werken voor het resultaat, begerig is, van een gewelddadige aard, onzuiver in zijn motieven en zich laat leiden door vreugde en verdriet. (B.G. 18a: 27)
  • Niet verbonden, materialistisch, koppig, bedrieglijk, tegen anderen ingaand, lui, neerslachtig en alles voor zich uitschuivend is wat men zegt van de werker in de geaardheid onwetendheid. (B.G. 18a: 28)
  • Het is beter met de eigen plicht geen succes te hebben dan het er volmaakt van af te brengen je met andermans zaken te bemoeien, aangezien, met het je tot je eigen aard beperken in het doen van je werk, je nooit op overtredingen uitkomt. (B.G. 18b: 47)
  • Hoewel fouten zich voordoen met het werken voor een resultaat, o zoon van Kuntî, behoort men het nooit op te geven, daar voorzeker alle begin met fouten gepaard gaat op de manier zoals vuur in rook is gehuld. (B.G. 18b: 48)

Bovenstaande quotes zijn genomen uit de Bhagavad Gîtâ van Orde. Zie (vergelijk) daarbij ook de Bhagavad Gîtâ 2e editie en een moderne versie van deze Gîtâ genaamd: Een Lied van Geluk.

'Vecht b.v. niet tegen de goddeloosheid door de werkelozen goddeloos te noemen; op de eerste plaats is het mensen werkeloos noemen een economisch geïnspireerde illusie van goddeloosheid. Voor God is er niemand werkeloos. Illusie is het probleem en onwetendheid is de aandoening.' Uit: De Ether Bestaat - Deel III, Dialoog zes-retoriek. Uitgeverij Aadhar

Dienstverlening aan de medemens is de enige manier waarop je God kunt dienen
(Bhagavân S'rî Sathya Sai Baba)

"Geef het werk dat kinderslaven doen aan de volwassenen"


Zie ook


Externe Links:


Deze pagina werd sedert 25 januari 2008 keer bekeken.