opwekken
musicbutton

http://127.0.0.1:1024/chtml?DIS_fdhq_buttonbar&userid=user9#







Pamflet voor een Nieuwe Energiepolitiek



 

 

 

 "De formulering van een probleem is vaak essentiëler dan de oplossing ervan,
die slechts een kwestie van mathematische en experimentele vaardigheid kan zijn.
"
                                                                                     &endash; Albert Einstein 
 
5) Het paradigma van de relatieve ether

Het huidige, heersende paradigma kunnen we het paradigma van het relativisme noemen dat is gebaseerd op de oude formuleringen van Einstein toen hij de aanname van het bestaan van de ether voor 'onnodig' verklaarde. Het relatieve van de moraal en de materie is op zich niet verkeerd, integendeel, maar het -isme ervan is verkeerd als we daarmee gaan beweren dat er niets absoluuts meer zou bestaan. Dat was nooit Einsteins bedoeling en hij ergerde zich ook aan deze interpretatie. Natuurlijk is, net zoals je religieus de heilige drie-eenheid van de Vader, de Zoon en de heilige geest hebt als een absoluut gegeven, de tijd, de ruimte en de materie ook een absolute drievoudige gegevenheid waarzonder men niet kan leven en redeneren, zelfs niet in de hemel. Dat je de tijd relatief, d.w.z. afhankelijk van een raamwerk moet bezien doet hier niets aan af. De tijd blijft onveranderd het absolute levensbeginsel van het geschapen universum. Het relatieve vormt t.o.v. het absolute een fundamentele dualiteit die niet zomaar in tweeën kan worden geknipt met het onbestaanbaar noemen van één helft. Relativisme is dus fout en het absolutisme is dat net zo goed. Einstein zelf had het ook liever over een theorie van invarianten, het ging hem om het absolute van de lichtsnelheid. Dat was voor hem een rekenoefening, het axioma van een constante lichtsnelheid vormt zijn rekenbasis. De vraag i.v.m. de onvermijdelijke dualiteit van relatieve t.o.v. absolute waarheden is hier meer: 'hoe ontsnappen we aan de eenzijdigheid die fundamentele dualiteiten de nek probeert om te draaien?' Het ontkennen van de oude ether als een abolute grootheid ten gunste van een relatieve, moderne ether in de vorm van de vierde dimensie van de tijdruimte of ruimte-tijd ('spacetime') t.o.v. de drie bekende dimensies is een foute zaak. Het relatieve van de ether in de gemanifesteerde wereld (de gekromde ruimte-tijd) sluit nog niet de absolute werkelijkheid uit van de oertoestand die aan die relativiteit ten grondslag ligt. Het absolute van de ether was er voordat ze in haar symmetrie brak en tot manifestatie leidde en ze is nog steeds meetbaar als de kosmische achtergrondstraling die in het ontstane universum aanwezig is als uitdrukking van een eeuwigdurende, tijdruimtelijke expansie die alles overtreft. M.a.w. het absolute bestaat altijd naast het relatieve. Religieus gezegd: God is er naast dat wat Hij voorbracht, want delen hebben altijd een geheel. Al het bestaande maakt deel uit van haar Grote Verzameling. Met het relatieve van de schepping is er ook het absolute van wat natuurkundig de singulariteit wordt genoemd waar alles uit voortkwam en weer naar terugkeert. Je kan het ene niet tegen het andere wegstrepen. Als we met onze vierde generatie vrije energie technologie vooruit willen moeten we de onwetendheid rondom de dualiteiten betreffende het energiebegrip aanpakken. Dus allereerst gaat het om de vraag: wat is nu eigenlijk energie?
     Als we niet weten wat energie is met de omschrijvingen E=MxV2 (Leibnitz) of E=MxC2 (Einstein), dan hebben we dus een crisis zoals je ook een identiteitscrisis hebt als je niet weet wat je identiteit is of een economische crisis als je niet meer weet wat geld nou eigenlik is (namelijk een afhankelijke variabele die wij manipuleren, het is een middel en niet een doel). Energie laat zich zoals natuurkundig bekend is herkennen in het arbeidsvermogen dat zich laat uitdrukken als de snelheid van massa tot aan de lichtsnelheid toe. Maar definieert die omschrijving wel wat energie is? Als de koningin wordt omschreven als een dame met een kroon in een gouden koets, is dat dan de definitie van een koningin? We weten dat mevrouw van Buren, Beatrix van Oranje, de koningin ook is als ze niet in de gouden koets zit met een kroon op. Taalkundig komt het dan neer op de vraag: wat is het verschil tussen een definitie en een omschrijving? Maakt de natuurkunde wel bewust onderscheid tussen dat wat een definitie is en dat wat een omschrijving is? Zo nee, is dat gebrek aan onderscheid dan misschien de reden van de energiecrisis, van die aangelegenheid die ons heeft aangezet tot dit schrijven over de energiekwestie en de orde van de tijd? Van Dale:

Definitie: "Een samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip, zodat het niet met een ander verward kan worden. "

Omschrijving: "Nadere beschrijving of verklaring."

Beschrijving: "Volledige opsomming der bijzonderheden en kenmerken van iets of iemand".

Een beschrijving is misschien volledig maar wellicht niet exclusief zoals een definitie vereist. Zo kan je met een beschrijving van wat energie is in de war raken met de beschrijving van wat een kracht is. Kracht is immers pas energie als je die kracht aanwendt. Als de natuurkunde dit onderscheid niet zo nauw neemt zegt Einstein ons met zijn formule: de kracht van het licht bestaat eruit dat het massadeeltje ervan, het foton, de lichtsnelheid heeft terwijl het (in zichzelf rond-)beweegt met de lichtsnelheid (en het kwadraat van C vormt). Begrijpelijk klinkt dat wel en Interessant is het ook nietwaar? We hebben nu Einsteins beschrijving het karakter van een verklaring gegeven door ervan uit te gaan dat energie en kracht makkelijk te verwarren begrippen zijn. Van Dale weer:

Energie in verband met personen: kracht waarmee men iets doet, naar iets streeft.

Elektrische energie: arbeid geleverd door een elektrische energiebron, arbeidsvermogen van de elektriciteit.

Kinetische energie: energie die samenhangt met de beweging van een voorwerp.

Potentiële energie: energie die een voorwerp heeft als gevolg van zijn plaats (bv. zwaartekrachtenergie), vorm (bv. uitgerekte veer) of toestand (bv. batterij met elektrische energie).

We zien aan deze definities dat energie verward met de kracht waarmee men iets doet verwijst naar de persoon. In andere samenhang verwijst het naar de arbeid ermee verricht of naar zichzelf. Van definities die naar zichzelf verwijzen worden we niet veel wijzer. Wat is zo bezien b.v. de energie van het licht? Is die energie nu elektrisch, kinetisch of potentieel? Mogen we dat kinetisch afleiden uit de snelheid van een foton in een vacuüm uitgaande van het feit dat het wegzuigen van lucht geen medium meer overlaat dat dan nog weerstand kan bieden? Is zo'n veronderstelling wel waar als we weten van z.g. zwaartekrachtlenzen dat fotonen zich anders gedragen in zwaartekrachtvelden? Het vacuüm is z.g. niks, maar het doet wel wat met het licht dus. Feitelijk weten we zo niet wat de energie van het licht is. Men werkt met aannames van beschrijvingen en constanten die met bijbehorende theorieën dan moeten bewijzen dat ze de werkelijkheid redelijk dekken, meten of voorspellen. Een beschrijving echter kan de verklarende capaciteit missen die een definitie vereist. We kennen dan de energie wel, mathematisch, natuurkundig etc, maar snappen waar we het over hebben is dan nog niet zomaar het geval. Taalkundig gezien hoeft zoals we hierboven zagen een beschrijving nog geen verklaring te zijn, een definitie moet dat echter wel, willen we echt, d.w.z. uitsluitend en verklarend beschrijven wat we zien. Verklaringen zijn er om zaken te begrijpen, omschrijvingen niet. M.a.w. Einstein, die geen analyserend filosoof was maar meer een experimenteel denker, geeft met zijn beschrijving E=Mc2 nog niet zomaar een verklaring van wat energie is, hij beschrijft slechts één van de mogelijke natuurlijke relaties die samenhangen met het energiebegrip, uitgaande van een ongehinderde maximale snelheid, een constante snelheid, van het licht in de ruimte. Wat er dus feitelijk nodig is als we willen snappen waar we het over hebben is een fundamentele, samenvattende omschrijving die als verklaring kan dienen, die tot dat begrip leidt dat een einde maakt aan de energiecrisis die is gebaseerd op deze onwetendheid over wat energie is. Wat je niet goed kent kan je ook niet goed beheersen. Kennis is immers macht. Wat je goed kent en kan beheersen kan dan niet een crisis inhouden. In een crisis ben je de beheersing namelijk kwijt: de beheersing bleek vals te zijn! Er is begin 21 eeuw een strijd gaande over de energiebronnen en de prijs van de energie waardoor we niet naar b.v. de betere plasmaschermen meer mogen kijken zoals de nederlandse regering medio half maart 2009 verkondigde, want die nemen meer energie en we hebben een energiecrisis. Dus... Zullen we met dergelijke crisismaatregelen dan niet eens gaan onderzoeken wat de beste verklarende en operationele definitie van het energiebegrip is? Een verklaring dus waar we mee kunnen opereren, aan de slag kunnen, en die duidelijk maakt dat onze strijd over de bronnen, de schaarste en de prijs op onwetendheid berustte. Kan energie, als we even Einstein vergeten, b .v. misschien onafhankelijk van massa bestaan en zich uitdrukken in iets anders dan de snelheid van meetbare deeltjes materie als fotonen? Kan het misschien de vibratie van een ongemanifesteerde vorm van de materie zijn, ofwel iets protomaterieels zijn, energie die nog niet materieel is, maar slechts virtueel of potentieel? Taalkundig is dat wel toegestaan in ieder geval. Van Dale:

Virtueel: als mogelijkheid of vermogen aanwezig, in werkelijkheid of werkzaamheid kunnende treden.

Neem bijvoorbeeld de stelling: een magnetisch veld structureert de energie van de ruimte die het medium voor het magnetisme vormt. Dat is een stelling die uitvinders vaak bezigen met het ontwikkelen van hun pogingen tot vacuümenergieconversie. Dat veld is niet zichtbaar materieel, maar is wel afhankelijk van de materie, de massa en de kwaliteit van de magneet. Een magneetveld is dus secundaire of subtiele materie, wel tastbare, maar geen zichtbare materie. De energie van de ruimte zelf hoeft echter niet van die afhankelijkheid te zijn. De magneet volgens de stelling produceert de energie niet, ze structureert die energie alleen maar. Zonder de magneet is die energie dan ongestructureerd, d.w.z. dat ze niet materieel gerelateerd bestaan kan als een chaotisch bewegend graviton deeltje of als een losse onafhankelijke snaar van trilling zoals resp. de kwantummechanica en de snaartheorie dat voorstelt. Ook spreekt men in dit verband behalve van vacuümenergie, zoals we in hoofdstuk twee al zagen, van donkere energie, nulpuntsenergie, of van het loskoppelen van de bepaalbaarheid van de impuls en van de positie van een deeltje (onzekerheidprincipe van Heisenberg). Ruimte kan je modern theoretisch-natuurkundig zien als losstaande, onafhankelijke, massaloze energie. Maar de vedische literatuur b.v. zei reeds duizenden jaren voor Christus: de ether, net als de ziel, vermengt zich nergens mee (B.G. 13.33). Dus echt iets nieuws onder de zon zijn deze ideeën niet.
    Een statische,
conservatieve kracht als het magnetisme en de zwaartekracht kan op zich geen werk verrichten of energie leveren. Maar kan logisch gesproken de combinatie van twee van die conservatieve krachten ook conservatief zijn? Het verschil tussen die twee fundamentele natuurkrachten kan je uitdrukken in termen van tijd, want alle verschillen die we kennen kan je beschrijven als tijdsverschillen. Een verschil tussen twee krachten, conservatief of niet, houdt dan in samenhang gebracht met de materie kinetische energie in, ofwel een meetbaat tijdsverschil. De wijzen (bij name van Herakleitos, Plato en Aristoteles) zeiden reeds: alles beweegt, pantha rhei, niets is ooit, alles wordt en niets is standvastig, ofwel het universum leeft en beweegt. Dat is het absolute van de tijd: er is altijd beweging, een krachtenspel, een tijdsverschil als er afstand is, een verschil met de materie dat we de ruimte noemen. De ruimte is zo bezien dan pure tijdenergie, het resultaat van een spel van de verschillende krachten van de tijd, d.w.z. de fundamentele natuurkrachten die op zichzelf bekeken conservatief zijn. En dit begrijpen van de ruimte-materie-tijd drie-eenheid moeten we aannemen als een correcte definitie van het geheel van het natuurkundig voorwerp van studie omdat we het zo voor ons zien: de magnetische aarde draait rond en produceert bliksemflitsen in samenhang met de zwaartekracht die ze heeft. Dat is wat we zien, elektrische energie uit roterend magnetisme, de aarde is een dynamo aangedreven door de tijd en onze geest beweegt in overeenstemming met de afgesproken definities. Zo kwam Faraday tot zijn experimentele bevinden en hebben we vandaag de dag elektromotoren op basis van roterende magneten. En nu weten we ook wat energie is: een tijdsverschil gevormd door de materie in de vorm van de ruimte. Ruimte als tijdenergie is het resultaat van de wisselwerking tussen de verschillende vormen van de tijd: uitdijing of voorwaartse tijd, samentrekking of terugwaartse tijd en rotatie. Het is een evenwicht van uitdijing en samentrekking van het centrifugale en centripetale van de materie van planeten en sterren in beweging die we samen bij elkaar het universum noemen. De term vrije energie heeft dus natuurkundig gezien betrekking op ongebonden energie, de energie van de ruimte, de energie van het z.g. vacuüm, ofwel gewoon ruimte-energie, een energie die je in principe, logisch gesproken, kan converteren naar kinetische, bruikbare energie door de fundamentele natuurkrachten, de verschillende vormen van tijdenergie die ermee samenhangen, tegen elkaar uit te spelen. Daarom draagt dit boek de titel 'de Energiekwestie en de Orde van de Tijd".
     De natuurkunde is geen filosofie, noch taalkunde, en daarom halen de vaak onbegrijpelijk redenerende natuurkundigen niet alleen makkelijk dat wat een omschrijving is en een definitie vormt door elkaar, ze verwarren ook dat wat een principe is met een wet en dat wat een constante is met dat wat absoluut is. In de speciale relativiteitstheorie, die rond 1900 ontstond vanuit het onvermogen de ether aan te tonen, verabsoluteert Einstein de maximum snelheid van het licht in de ruimte tussen planeten, maar later bleek dat dat weer niet geldt voor 'ongecodeerd' licht dat dan dus, net als zwaartekrachtgolven, sneller dan het licht kan gaan (zie
artikel). Sedert de deense astronoom Ole Romer in 1676 de eerste metingen deed naar aanleiding van de eclipsen van de manen van Jupiter, zitten we nu inmiddels met licht dat sneller gaat dan het licht. Goed, het maximum is dus geen maximum, maar dan snappen we dus niet meer wat de natuurkunde met de term constant bedoelt. Einstein zelf kwam, om de verwarring te completeren er in 1920 ook op terug toen hij in het boek "Relativity: the special and general theory" stelde : . . . according to the general theory of relativity, the law of the constancy of the velocity of light in vacuo, which constitutes one of the two fundamental assumptions in the special theory of relativity [. . .] cannot claim any unlimited validity.  A curvature of rays of light can only take place when the velocity of propagation of light varies with position.  Maar dat via de achterdeur van zijn gekromde ruimte weer suggereren van een ether die variaties in de lichtsnelheid geeft, weerhield de moderne navolging door de natuurkunde er niet van om dat soort variaties zoals Einstein die hier vermeld onzinnnig te noemen. In de wikipedia pagina hierover zegt men: "the speed of light sets an absolute speed limit to how fast matter or information can move", en daarin zien we hoe een maximum tot een absoluut iets wordt verheven. C (celeritas, snelheid) is God, en de rest is relatief, ondergeschikt, punt uit, zo gelooft de moderne natuurkundige, anders is hij een gevallen ziel. De zaak was verabsoluteerd, het dogmatisch kwaad was geschied en de psychologie van de theoretische consonantie, zeg maar de valse trots van de zwamneuzen, kon niet meer worden teruggedraaid (zie o.a. C.M. Will, "Was Einstein Right?" - Basic Books, 1986).
     Het relativiteitsprincipe waar Einstein zijn latere algemene relativiteits theorie over de zwaartekracht op baseerde staat ook wel bekend als het
equivalentieprincipe waaruit later zijn postulaat van E=mc2 voortkwam. Dat oorspronkelijke equivalentieprincipe, dat teruggaat tot Galileo Galilei (1564-1642), wordt door onze beste Albert per vergissing verdedigd als een absolute waarheid, als een natuurwet. Het principe houdt in dat de inerte massa van een voorwerp als gelijkwaardig aan de zwaartekrachtmassa wordt behandeld. Het verschil tussen die twee krachten, te weten, de zwaartekracht werkt centripetaal, de inerte massa werkt lineair als een z.g. vectorfunctie, dwz haaks, gelijk aan of tegengesteld op die richting, werd al door Newton verwaarloosd en Einstein baseerde op die krachtsinductie, op dat verlies aan onderscheid, zijn notie van de onafhankelijkheid van de werking van de zwaartekracht. Hij stelde de zwaartekracht gelijk aan de kunstmatige zwaartekracht, of de inerte kracht die een met G versnellende ruimtesonde aan zijn passagiers geeft. In feite is, psychologisch gezien, de algemene relativiteitstheorie dus een rationalisatie van het onvermogen om experimenteel een verschil aan te kunnen tonen tussen deze twee krachten. De kunstmatige zwaartekracht die je zelf opwekt met een versnellend ruimteschip kan inderdaad niet zo'n verschil opleveren, dat is nogal logisch. Maar waarom zou die inerte kracht steeds als een kunstmatige zwaartekracht moeten werken? Dat is natuurlijk onzin of, wat netter filosofisch gesproken, het is een drogreden, ofwel sofisterij om daar van uit te gaan. Het is een vorm van redeneren die we vaak in de moderne natuurkunde tegenkomen: "stel dat we in een ruimteschip de lichtsnelheid naderen, dan worden we oneindig zwaar" Onzinpraat dus zo bezien (zie b.v. het wat dit betreft typisch schoolse verhaal van Stephen Hawking "Een korte Geschiedenis van de Tijd"). Deze zwaartekrachttheorie van Einstein leverde dus ook nooit een anti-zwaartekrachtmachine op. De eigenlijke vraag die moet worden gesteld is natuurlijk: wanneer koppelen die twee verschillende krachten zich, afgezien van de richting, los? Want in verschillende richtingen geprojecteerd kunnen ze nog steeds hetzelfde zijn. Dat loskoppelen zal toch wel moeten als je iets wilt organiseren met de zwaartekracht. Dus, kan dat eigenlijk wel? Uit observaties in miljoenen files gedocumenteerd bij de z.g. geheime diensten over de gehele wereld (verlegenheidsdiensten eigenlijk, zie b.v Project Bluebook), blijkt dat vliegende schotels (UFO's) wel de beheersing machig zijn tegen de wetten van de aerodynamica in van wat we de tijdruimte, of ruimtetijd noemen (iemand die het niet snapt maakt er een verschil tussen). Maar die observaties gelden "wetenschappelijk" niet omdat ze niet herhaalbaar zijn, ze zijn namelijk (exo)cultureel of supernatuurlijk. Het experimenteel bewijs van onze controle ontbrak en daarom kwamen we uit op de merkwaardige inzichten van de speciale relativiteitstheorie waarover de gewone burger terecht zegt: 'ik luister ernaar, maar ik snap het niet meer', ongeveer zoals we met de speciale relativiteitstheorie ook allerlei geks te horen kregen toen Michelson en Morley de ether niet aan konden tonen met hun experimenten naar mogelijke variaties in de lichtsnelheid als indicator. Dat vormde de basis voor de z.g. tweede wetenschappelijke revolutie en Albert Michelson kreeg er de Nobelprijs voor in 1907 nota bene. Als iemand je een dom gevoel bezorgd, kan dat heel goed het besef van de domheid van die persoon zijn, maar als je die echter niet als dom wil zien omdat je hem collegegeld betaalt b.v. , dan moet je jezelf betwijfelen. Als licht een materieel deeltje is, een foton, en ruimte-energie een virtueel of potentieel protomaterieel deeltje vormt, dan snap je dat die relatie tussen het licht en de ether misschien toch wat gecompliceerder ligt dan je met metingen naar de lichtsnelheid kan behappen. In ieder geval filosofisch logisch, en taalkundig semantisch verantwoord kan je dit zeker stellen. De speciale relativiteitstheorie die van eerdere datum was kan, net als de latere algemene relativiteitstheorie, dan ook psychologisch worden gezien als een rationalisatie van het onvermogen om de ether te bewijzen. Met de inzichten van die rationalisatie dat de tijd niet meer absoluut is en onderhevig is aan zwaartekracht....waar of niet waar? ....mogen we ons dan afvragen of we nog wel op de goede weg zijn hier. Het probleem met rationalisaties is gedragswetenschappelijk dat ze op zich niet onwaarheid hoeven in te houden, maar dat die waarheid alleen overbodig is, meer een neurotisch compenstiepatroon of een defensiestrategie van het ego vormen die als een wolk van gedachten tussen jou en de werkelijkheid staan.
     Met de algemene relativiteitstheorie veranderde het relativiteitsprincipe van de massa-equivalentie in een fundamentele aanname, ofwel het principe dat in een aantal gevallen opgaat werd tot een algemene wet waar we niet van willen en mogen afwijken, of beter gezegd, waar we een paradigmatisch dogma aan hebben dat feitelijk stelt: "ik beheers het, dus bestaat het". Maar als iemand volgens dit dogma experimenteel een verschil tussen de inerte massa en de zwaartekrachtmassa kan aantonen, dan wel ruimte-energie kan omzetten met een zelflopende ethermachine of vishnu-yantra, is het gedaan met dit bolwerk van logische ketterij, en vallen beide theoriën van het relativisme in duigen. En dan zijn plotseling, met het wegvallen van de schellen op de ogen, alle erbij behorende berekeningen een illusie van wetmatigheid, een rationalisatie waarvan de complexiteit het gebrek aan praktische logica moet verhullen. Als we die illusie, die ketterij kunnen omzeilen die bestaat tegen het gezonde verstand in dat eigen is aan de overige sociale en menswetenschappen - de psychologie voorop -, zijn we bevrijd van het idee van aangeleerde hulpeloosheid, van de depressie dat het quivalentieprincipe, dat postulaat, niet te doorbreken zou zijn en zijn we klaar met de energiekwestie, met deze studie dus. Aan alle karma-yoga komt een eind. Leonardo moet vrij. Ofwel, als dat lukt, en waarom zou deze yogi dat karma niet kunnen inlossen, het is immers de genade van de Godheid van de Yoga (Yogis'vara) dat dat steeds relatief makkelijk lukt, dan zijn de relativistische rekenmethoden net zo nutteloos en bedrieglijk als de ether nutteloos en op zelfbedrog leek met het probleem dat we hadden om die klaarblijkelijk protomateriële substantie te bewijzen middels een geslaagde en navolgbare omzetting van die eterische ruimtevibraties in kinetische energie. De religie levert het bewijs dat we energie van de ether krijgen al sedert mensenheugenis door met de Heer der ether, voor Christenen de Vader geheten, de gemeenschap benen die lopen in de richting van de kerk te geven. Maar de natuurkunde kan dit wapenfeit tot nu toe niet op zijn naam schrijven, experimenteel niet en sociaal al helemaal niet anders dan in colleges van professoren die slechts een tijdelijke cursus bieden. Maar goed, gezegd moet worden hier dat, totdat het relativisme aldus ten val komt, de redenering die hier nu is opgezet alleen maar het verketteren is van geketter, dus geketter in het kwadraat, ofwel nog vervelender en frustrerender dan de oorspronkelijke rationalisatie. We hebben experimentele bewijzen nodig. Dat is duidelijk. En wat wil nu het geval? In het vrije energieonderzoek, zo willen de feiten besproken in het vorige hoofdstuk, zijn we de bewijzen tegengekomen waarbij er inderdaad sprake is van een breuk met het equivalentieprincipe en vindt men concrete bewijzen van de ether als energieleverancier (want we blijven zeggen dat energie niet uit het niets kan verschijnen, maar wel uit iets kan worden omgevormd.)

Voor de duidelijkheid: We spreken dus van een principe (van Dale: beginsel, stelregel) als een redenering die in een gegeven aantal gevallen opgaat, maar niet in alle ("mijn principes zijn nog niet de jouwe"). Een natuurwet (van Dale: een algemeen geldige regelmatigheid) gaat in alle gevallen op, is algemeen.

Bruce de Palma, de voormalige MIT lector werd door de wetenschappelijke gemeenschap in de zestiger jaren van de twintigste eeuw uitgestoten, gek verklaard min of meer, met zijn 'ketterse' experimentele resultaat dat Einsteins relativiteitsprincipe onderuit haalde: een ronde stalen kogel vliegt roterend verder of minder ver dan een niet roterende kogel afhankelijk van de richting van draaiing. Paramahamsa Tewari (foto links) een ingenieur die hem wel serieus nam raakte later in conflict met de Indiase zittende orde toen hij DePalma's N-machine repliceerde en effectief verbeterde met de overunity Space Energy generator die hij als leidend ingenieur van het Indiase instituut voor nucleare energie patenteerde. Ook Finsrud toont met zijn gravito-magnetische apparaat, zijn 'Perpetuum Mobile' kinetisch kunstwerk, aan dat de inerte massa van de door de slingers uit evenwicht gehouden kogel met het magnetisme extra energie, ofwel surplus inerte massa, vormt t.o.v. zijn eigen zwaartekrachtmassa. Blijkbaar is het blijkens deze twee, niet gerepliceerde bewijzen van Finsrud en DePalma, dus mogelijk het equivalentieprincipe experimenteel te doorbreken met rotaties die in de natuur niet spontaan ontstaan kunnen en kunnen we dus feitelijk zo de onbeholpen logica van de relativiteitstheorie aan de kant schuiven. Maar natuurlijk wil de moderne natuurkunde met het verafgoden van Einstein als de opperste intelligentie niet door een psycholoog als ondergetekende weggezet worden als een dubbele rationalisatie van de eigen experimentele onkunde. "Wat ik niet kan aantonen bestaat niet en dus bestaat de ether niet en een breuk met het equivalentie principe ook niet", is voor een psycholoog geen aanvaardbare redenering. Zo kunnen wij geen geestelijke gezondheid garanderen. Dat soort ontkennen is meer een symptoom behorend tot een cultuurneurose van oedipale ontkenning en verdringing in relatie tot vadertje Tijd als je het een psychooog vraagt, en zo'n geestesstaat maakt, als deze bewijzen bij replicatie solide blijken ten minste, duidelijk dat Einstein in feite een warhoofd was en dat Tesla dus gelijk had toen hij over de moderne (theoretische) natuurkunde sprak als zijnde mathematische mystiek zonder veel praktisch inzicht. Later in zijn leven verging het Einstein ook aanzienlijk slechter intellectueel. Dat kon de ouderdom zijn, maar waarschijnlijker is dat zijn theorie als de psychologische ontkenning van iets geen progressie vertoonde. We meenden wel de absolute lichtsnelheid ermee te zien, maar we zagen het licht van de toekomst anders dan in opflitsende paddestoelwolken er zelf eigenlijk niet mee. Veel verder dan GPS technologie en de verwerpelijke kerncentrales die feitelijk moderne stoommachines zijn, zijn we er praktisch niet mee gekomen. Einstein kon de knoop die hij had met zijn aanvankelijke ontkenning van de ether en zijn tot axioma gebombardeerde equivalentieprincipe niet ontwarren en niet tot integratie, niet tot een verenigde theorie komen. De natuurkunde is aldus, zo laat het zich vandaag de dag aanzien, een verzameling losse experimentele inzichten waar theoretisch, ondanks alle speculaties en deeltjesversneller onderzoek, de eenheid aan ontbreekt en waarvan de theorie riekt naar ontkenning en verdringing. Ook het algemene autoritaire, slechte karakter van de gemiddelde pas opgeleide (onvolwassen, pas afgestudeerde) natuurkundigen die veelal sceptisch en veroordelend neigen te reageren op uitzonderingen op het genoemde principe zoals de inquisitie van de katholieke kerk moorddadig en misdadig reageerde op spirituele burgerexperimenten (kettervervolging), geeft te denken. Er moet dus iets fundamenteel mis zijn met het moderne natuurkunde-onderwijs. Het lijkt wel een prediking met dogmatische volgelingen die agressief defensief de duurbetaalde studie proberen te verdedigen en ons 'leken' dom proberen te verklaren. Is de natuurkunde misschien de nieuwste religie? Moeten we dat onbegrijpelijke 'intelligente' geknoei met de mathematische logica allemaal maar geloven? En is de t.v. dan misschien het moderne afgodsbeeld der afstandelijkheid ter verering van de valse eenmaking van de standaardtijd die zich rationeel baseert op de ontkenning en uit zijn natuurlijke kader verwijderen van de absolute waarde van een eeuwige veranderende tijd die wel degelijk een momentane absolute gelijkheid kent die we het NU noemen, ook al krijgt dat Nu overal wetenschappelijk (en niet poltiek) een ander cijfer in de natuur? Zo moeten we het toch allemaal niet zien..... Einstein zei toch niet dat wetenschap en religie niet zonder elkaar konden omdat hij de natuurkunde graag dogmatisch de scepter zag zwaaien? En natuurlijk zijn er meer verlichte natuurkundigen (Bohm bv.).
      Volgend op Einstein's 'bekering' tot een nieuw etherinzicht, toen hij in 1920 zijn spijt betuigde over zijn radicale afwijzing van de ether, ontstond er de
moderne ethertheorie die mede zijn basis vond in het werk van de natuurkundige Wolfgang Pauli (1900-1958) die met zijn uitsluitingprincipe een belangrijke bijdrage leverde aan de kwantumtheorie van Max Planck (1858-1945) die wèl ruimte biedt aan een soort van etherdeeltje dat hierna ter sprake zal komen. Normale elementaire deeltjes (fermionen) verschillen volgens het uitsluitingsprincipe absoluut van plaats en zijn altijd een tijdproduct om die reden. Daardoor is de ether, ofwel de ruimte die door de materie wordt beschreven, evenzogoed een absoluut gegeven. De ether is in de kwantummechanica dus theoretisch natuurkundig een axiomatisch gegeven waarzonder je niet logisch kan redeneren. De nieuwe ethertheorie die gepopulariseerd werd in de 80-er jaren door Maurizio Gasperini en weer opnieuw onder de aandacht werd gebracht rond de eeuwwisseling door Ted Jacobson en David Mattingly, wordt echter begin van de 21e eeuw nog steeds niet algemeen aanvaard binnen de natuurkunde. Dit leidt tot discussies en aanvallen op dat traditionele relativistische bolwerk dat nu in de weg van de vooruitgang lijkt te staan.
     Zo was er onlangs (okt. 2007) in Nederland nog een organisch-fysisch scheikundige genaamd
Marcoen Cabbolet (1967) wiens promotie najaar 2007, heel uniek, werd afgelast ondanks dat de promotiecommisie zijn dissertatie reeds had goedgekeurd. Hij had samen met zijn helaas overleden promotor Sergey Sannikov uit de Oekraîne ontdekt dat, in strijd met de inzichten van de kwantummechanica en de algemene relativiteitstheorie, er theoretisch gezien volkomen nieuwe bronnen voor energiewinning bestaan. Het College voor Promoties van de technische universiteit van Eindhoven, dat unaniem oordeelde dat het onderzoek niet voldoende kwaliteit had, moest later op die beslissing terugkomen toen bleek dat die commissie zelf niet deugde. Externe deskundigen werden ingeroepen waaronder onze nobelprijswinnaar 1999 Gerard 't Hooft die zei dat hij 'er geen brood van kon bakken'. Cabbolet's onderzoek kon niet kloppen omdat eruit zou volgen dat antimaterie een positieve rustmassa heeft, maar toch van de aarde afbeweegt onder invloed van de zwaartekracht. Maar de promotor Harrie de Swart liet weten dat het proefschrift bestond uit een strikt logisch raamwerk met een natuurkundige interpretatie. Hij was toch ook niet gek. Cabbolet gaf ten antwoord dat 't Hooft zich schuldig maakte aan hol geschreeuw en dat hij kennelijk de formele logica niet meester was. Cabbolet kreeg sedertdien niets meer gepubliceerd en moest een baan bij de KPN op de afdeling gebruikersondersteuning aannemen.
   Van de kant van de natuurkundig geschoolde vrije-energieonderzoekers is behalve
Tom Bearden en Stefan Marinov, ook Prof. Kanarev van de plasma-elektrolyse hiervoor besproken, zeer kritisch over de huidige stand van de natuurwetenschap. Hij stelt net als Marinov dat we weer terugmoeten naar de klassieke fysica van de 19e eeuw en de draad weer moeten oppakken waar we hem zijn kwijtgeraakt. Na het postmodernisme zijn we aan een paradigmatische restauratie toe om de in de moderniteit verstoorde relatie met de klassieke orde te herstellen. Marinov stelde in zijn wetenschappelijke testament: "Ik hoop dat spoedig de (Newtoniaanse) tijd-ruimte begrippen, welke ik in ere herstelde middels vele experimenten en door een eenvoudige mathematische theorie, door de wetenschappelijke gemeenschap zullen worden aanvaard als degenen die overeenstemmen met de materiële werkelijkheid". Kanarev voegt daar aan toe: "Ik denk aan een theoretisch virus genaamd de Lorentz-transformaties waarop de bewijsvoering van de relativiteitstheorie van Einstein is gebaseerd. Bij Lorentz werden tijd en ruimte in twee aparte vergelijkingen vervat en gescheiden van elkaar. Alleen als men deze twee vergelijkingen weer heeft verenigd is het mogelijk om een ware procesbeschrijving te verkrijgen. Welk natuurkundig verschijnsel dat ook zou volgen uit de beschrijvingen van Lorentz's transformaties, kan men onmogelijk in de natuur waarnemen." Hij stelt dat we in de twintigste eeuw onze onderzoeksresultaten verkeerd zijn gaan interpreteren; we zijn volgens hem iets vergeten. "Tijd, ruimte en materie - het zijn de drie niet te scheiden elementen van een universum" (zie interview). En deze eenheid, die al door de Boeddha werd gepredikt, is precies het punt dat we in dit hoofdstuk willen maken. Met de machines van de rechtstreekse, directe energiewinning zijn we met de vrije energie van de ruimte bezig. Zonder de tijd, de materie en de ruimte als één onlosmakelijk geheel te zien kunnen we deze wetenschap nooit onder controle krijgen. Niet alleen natuurkundig, maar ook sociaal-economisch zijn in de twintigste eeuw tijd en ruimte twee afzonderlijke begrippen geworden die geen relatie meer met elkaar schijnen te hebben. En daarmee zijn we vervreemd van de natuurlijke werkelijkheid en van elkaar en hebben we ook niet werkelijk greep op de materiële wereld. Dit gebrek aan maatschappelijke en wetenschappelijke samenhang van deze basisbegrippen van de natuurkunde, van de heilige drie-eenheid van de tijd, de ruimte en de materie, ligt ten grondslag aan de fundamentele gespletenheid van het oude paradigma van het relativisme. In dat oude paradigma ontkennen we de ether, verdraaien we de tijd wettelijk bepaald en hebben we de materie van de planeet, het klimaat en de energiewinning niet in de hand. En daarmee zijn we aan het begin van de 21e eeuw ecologisch en psycholgisch verkeerd bezig, gevangen als we zijn in politieke, wetenschappelijke en religieuze ego's als waren we een stel sociopaten met TBR.
    Er is een
uitstekende lezing van een gerenommeerde natuurwetenschapper genaamd Tom Valone te bekijken op het internet waarin een overzicht wordt geboden van de complicaties voor de wetenschap op het punt van de vrije energie. Hij deed, zonder direct op de theorie in te gaan, een grote haalbaarheidsstudie met daarin de nadruk op het omzetten van nulpuntsenergie met achting voor recente ontwikkelingen op het gebied van b.v. de nanotechnologie. Hij refereert aan het werk van Casimir (ruimtedruk op microniveau), Dr. Fabrizio Pinto (zie ook video en een artikel), Mead en Milonni, en hij bespreekt en analyseert de kernprincipes voor het omzetten van de energie uit het vacuüm. Hij stelt daarbij, net als Bearden, dat deze principes vallen binnen de "thermodynamische, vloeibare, mechanische en elektromagnetische gebieden van de fundamentele krachtsverschijnselen die van toepassing zijn op alle energiesystemen". Zo noemt hij b.v. ook recente ontwikkelingen van microdioden die, zoals bij Moray, de vacuümenergie opvangen die in principe random fluctueert maar heel reëel is en niet zozeer virtueel, zoals Bearden in horigheid aan vele sceptici dat ter sprake brengt. Hij stelt zo dat het e.e.a. ook van toepassing is op het kwantumniveau van de (incomplete) theorie van elementaire deeltjes. Behalve Valone, Bearden (zie m.n. zijn video's Energy From The Vacuüm; op Google: part 1 & part 2) en Kanarev zijn er ook individuele en institutionele onderzoekingen van andere wetenschappers die worstelen met de paradigmatische energiekwestie: Lee Felsenstein die ook de energiesystemen voor computers bestudeert, Prof. Pharis Williams over alternatieve nucleaire energie en anti-zwaartekracht (zijn site) en Mark Goldes in zijn artikel over Fueling the Future with Zero Point Energy (site) om er een paar te noemen. Het probleem met het oude paradigma is dat de gewone man het niet kan begrijpen. Men ervaart veeleer de chaos van het post-modernisme. En wat men niet snapt kan men ook moeilijk in verhouding zien, aanvaarden of afwijzen. Men weet enkel dat het niet zoveel uitmaakt in het huidige denkmodel of de klok nu gelijk staat met de zonnewijzer of niet. Met die relativiteit van het tijdsbegrip werd de tijd van zijn klassieke, absolute waarde ontdaan. De absolute waarde van de tijd waar I. Newton vanuit ging, hield in dat de tijd van de passerende zon en de maan een niet te betwijfelen uniforme voortgang van de materie van het universum inhield die volkomen gelijkmatig overal hetzelfde werkzaam is. Einstein toonde aan dat het begrip gelijktijdigheid, ondanks de gelijkheid van het Nu, echter een illusoir idee is. Hij ging zoals gezegd uit van het axioma van een constante lichtsnelheid in de ruimte. De tijd is dan altijd en overal anders, is volkomen relatief. Ook het klassieke etherbegrip - de ether als een aparte substantie die alomtegenwoordig is - dat Einstein vóór 1920 niet echt meer nodig vond in de natuurkunde, verklaarde hij, dus later van gedachten veranderd op dit punt, relatief: de ether betrof volgens hem de ruimte met fysieke eigenschappen, de ruimte in de vorm van een bepaald krachtveld dat per planeet, ster en melkwegstelsel anders van werking is. Dat krachtveld maakt verschil in de relatie met het krachtveld van de tijdruimte die de uitdijing van het heelal vertegenwoordigt in een soort van vierde dimensie van de tijd waarin alle universa zich uit elkaar bewegen. Wat betreft de ether ontstond, met deze verandering van mening van Einstein terwille van het nieuwe, relatieve etherbegrip (waarmee hij begon in 1916, zie Kostro 2000), het probleem dat we de natuurkunde zelf ook niet meer als absoluut geldig kunnen zien (zie ook het artikel over Einstein op de info-afdeling van deze site). Het zijn steeds paradigmatische visies, meningen of gezichtspunten min of meer, bepaalde vormen van taal bestaande uit zelf gedefinieerde termen, die net zo werken als de verklaringsmodelllen van historici, psychologen, sociologen, filosofen en klimatologen b.v., of zoals Tesla het dus noemde: een natuurkundig geloof, een vorm van mathematische metafysica waarin de mysticus in kwestie voorop staat en het aankomt op het juiste conceptuele 'gevoel' voor de kwestie. Ook in de natuurkunde wisselen de meningen, definities en methoden en die houden zo dan mogelijkerwijs andere onderzoeksresultaten en meetinstrumenten in. Met het aanvaarden van een relatieve ether, in combinatie met het afwijzen van het relativisme dat de ether helemaal niet wil kennen, praat ondergetekende nu dapper mee in deze vrijheid en baseert zich daarbij, meer vanuit een praktisch psychologisch en klassiek filosofisch gezichtspunt dan een vanuit een natuurkundig mathematisch gemystificeerd standpunt, op het meetinstument van de tempometer en het erbij behorende begrippenkader dat als het leidende paradigma fungeert om de redeneringen aaneen te rijgen tot een samenhangende visie.

De Einsteiniaande 'deuk' in de tijdruimte waarop het huidige
denken over de zwaartekracht en de relatieve ether berust.

Bij de twintigste-eeuwse natuurkunde sluit het idee van de relatieve ether zoals hier gepresenteerd in eerste instantie aan bij wat men scalaire gravitatietheorie noemt. Dat is een theorie waarin de zwaartekracht wordt beschreven als een invariant veld van deeltjes met een spin van nul (z.g. bosonen) waarop de tijd/ruimte-verschillen van de door Kanarev gehekelde Lorenz-vergelijkingen van toepassing zijn. Rond de eeuwwisseling is er sprake van een nieuwe zwaartekrachttheorie van David W. Allan, Ranae Lee and Jeff Lorbeck uit 1999. Daarin ligt de nadruk op vanuit de kern van alle materie uitwaaierende diallele zwaartekrachtlijnen (zoals in ons cakra-ontwerp voor een magnetische motor). In die visie worden de vier fundamentele natuurkrachten ondergebracht in één verenigde veldtheorie. In een meer recente ontwikkeling spreekt men sedert 2002 van het Aether Physics Model (David Thomson III en Jim D. Bourassa, zie ook hun boek) dat de derde grote revolutie in de natuurkunde vormt na de atoomtheorie van Dalton in 1803 en de Relativiteitstheorie van Einstein in 1905. Ons daarin weer opnieuw aansluitend bij het klassieke ethermodel, zien we de tijd zelf als een vorm van energie die voorafgaat aan de tijd die manifest is in de driedimensionale wereld: evolutionair bestaat de expanderende, lineaire tijd van de tijdruimte er voordat er de cyclische tijd van de geschapen materie is. Er zijn dus twee fundamentele vormen van tijd: de cyclische en de lineaire tijd. Lineair is er de energie van beweging die uitdijt en entropisch tot chaos leidt en cyclisch is er de energie van een wervelende tijd die tot orde, tot structuurverschijnselen leidt en patronen vormt, lichamen van materie met longitudinale en transversale golven en zwaartekrachtlijnen en velden die bestaan uit deeltjes. De tijdruimte tijd is zo bezien pure oerenergie die zich mathematisch laat uitdrukken zoals de materiële energie zich laat uitdrukken in de termen E=M.C2. We beginnen de schepping dan met de vergelijking E=T.e2. Energie is gelijk aan het product van de tijd en het absolute van de expansie (waarin T is dan in feite delta T of de verandering van tijd is, zie ook het artikel Scalar Wars). Je kan ook zeggen dat de tijdruimte, de z.g. vierde dimensie, een energiemanifestatie is waarin de tijd zelf nog de oerenergie is, de donkere energie die feitelijk slechts een oerpotentie van alle kosmische energie in evenwicht is. Pas als die energie in de secundaire ether (de ether van de samentrekking), in werveling komt, uit evenwicht raakt of zijn symmetrie verliest zoals de nobelprijswinnaars van 1957 Chen Ning Yang, Tsung-Dao Lee het stelden, ontstaan er energiedeeltjes die eerstens nog 'onzeker' zijn: gravitonen, zwaartekrachtdeeltjes of etherdeeltjes die niets anders dan kleine, polaire, maar nog chaotische wervelingen van de oerenergie zijn van de tijd zelf (formeel met een spin van twee en niet van nul). Het Ether Physics Model stelt het zo: 'The Aether has a dipole of two spheres, which arise as the oscillation of forward and backward time.' Die gravitonenvibratie vormt de bron van de zero-point energie, de vacuümenergie of de radiant energy zoals Tesla het noemde. Of zoals T.H. Moray het stelde: "Radiant Energy is particles of energy, just as light is wavelengths .." Onzeker betekent dan het virtueel wel of niet aanwezig, zichtbaar of meetbaar zijn dat voornamelijk afhankelijk is van de meetmethode of het gebruikte paradigma: dat kwantummechanisch 'ruimteschuim' dat Bearden het 'bubbelen' van het plus en het min van het vacuüm noemt, ofwel het koken of kolken van de vacuümenergie. Die gravitonen vormen eilanden, of wolken in de oerruimte, eilanden van zwaartekrachtvelden of tijdruimtedeuken, een soort van zwaartekrachtmist (de Grieken noemden het aether of damp). Die eilanden sluiten allemaal op elkaar aan, zo stelde reeds René Descartes het die als een van de eersten het zelforganiserend vermogen van het universum omschreef in deel vijf van zijn methode en in zijn niet gepubliceerde werk Le Monde. Hij beweerde o.a. in dit verband: 'De lege ruimte bestaat niet' (Principia Philosophiae XVI & XVII) alsmede dat al het bestaande een transformatie van de ether is.
       Een verwante historische voorganger van het nieuwe ethermodel is de
Kaluza-Klein theorie vanTheodor Kaluza (1885-1954) uit 1921 die uitgaat van een vijfde dimensie die de zwaartekracht verenigt met de elektromagnetische kracht. De vijfde, niet zichtbare dimensie bestaat daarin uit gecompacteerde, of zoals de zweedse wiskundige Oscar Klein (1894-1977) het noemde, 'opgerolde' ruimte. De theorie werd recentelijk (sept 2008) aangevoerd door de braziliaanse wetenschapper dr Keppe ter verdediging van het begrip van energie als het resultaat van de interactie met, en van, virtuele velden en deeltjes of van dat wat je evolutionair gezien protomaterie kan noemen van een hoger niveau. Met Einstein's formule E=M.C2 zijn we volgens hem teveel gaan geloven dat we materie moeten hebben om energie te verkrijgen. Materie is echter eerder een condensaat van (donkere) energie. Deze theorie, door hem aangevoerd samen met het Aharanov-bohm effect dat energie onttrekt aan kwantum potentialen en dat als een verklaring voor Bearden's MEG geldt, zou dat volgens hem ontkrachten en zijn Bedini-Newman achtige superefficiënte Keppe-motor (de Keppien Scalar motor, energiereductie tot 80 %) zou het revolutionaire bewijs ervan vormen. Dit idee van energie uit een andere dimensie dan de ons bekende drie, of vier, sluit weer aan bij de latere snaartheorie die uitgaat van meerdere dimensies (10 stuks) van vibrerende, onderling verbonden 'snaren', vibrerende onderling verbonden energiefenomenen, meer dan van kwanta of energiepakketjes als fundamentele deeltjes. Het graviton of zwaartekrachtdeeltje zou in deze theorie een niet-verbonden, gesloten vibrerende snaar zijn die de ruimte vormt. De snaartheorie wordt daarmee een Theorie van Alles, een theorie die de vier verschillende fundamentele natuurkrachten verenigt. Het graviton zou daarin enkel een losstaande vibratie van de tijdenergie zijn. Ookal laat het graviton zich volgens Bohm-Aharanov wel tot manifestatie verleiden als een ruimte-reactie op een gesloten magneetveld, kan het, niet vastzittend aan de andere dimensies, dimensionaal verschuiven, reden waarom de zwaartekracht zo zwak zou zijn, en wellicht vormt dat ook de reden van het schijnbaar dimensionaal verschuiven (uit het niets verschijnen en verdwijnen) van waargenomen UFO's.

Het echtpaar Correa stelt in hun aetheriometrics als definitie: "Gravitons are transient, nonelectromagnetic massfree energy particles whose impulse (gravitational momentum) is anchored to the mass-energy of particles of Matter, but which are emitted from the local Aether medium (formed by the constant and ordered flux of dark massfree energy and cosmological lepton lattices). Both gravitons and antigravitons may also be formed and seated in the composite lattices composing the local Aether medium. Gravitons anchored to mass-energy particles are described mathematically and physically as being in a relationship of secondary superimposition with that mass-energy." Waar bij Einstein sprake is van een massa/energie verhouding, is in de theorie rondom het graviton sprake van wervelingen van de donkere oerenergie van de tijd, van een moment/energie verhouding dus. Evolutionair ontstaan vanuit de eilanden van de gravitonenwolken daarna dan de elektromagnetische velden in wat Einstein de kromme ruimte noemde rondom de uit de gravitonendamp 'condenserende' hemellichamen. Op lokaal niveau manifesteren de gravitonen zich in dat condensatieproces daarbij evolutionair in een verder opgesplitste vorm: die vormen dan de elektromagnetisch actieve materiedeeltjes in relatie tot de derde ether, of de lokale ether van de kromme ruimte. Na de eerste expansie van de tijdruimte-energie kwam er dus ten tweede de tijdruimtevervoming in de vorm van de gravitonenvelden waarin er met het polariseren van de gravitonen in een veld van aantrekking er in het laatste stadium van de evolutie het ontstaan van elektronen en protonen met een tegengestelde lading is (de 'rechtsom' en 'linksom' draaiende tijdenergie in een spoel). Die twee basisdeeltjes bereiken dan een stabiele staat samen met het neutrale van de alomtegenwoordige tijdruimte. En dat neutrale laat zich dan herkennen in de vorm van het neutrondeeltje. De uitvinder Joseph Newman spreekt in zijn video 'Cut the cost of oil' van 'gyroscopische elektromagnetische deeltjes' die met een dwars op een spoel bewegende magneet in een bepaalde richting meer stroom uit die spoel opleveren dan er nodig is om de magneet te draaien, omdat ze dan vanuit de buitenruimte aangetrokken door de draaiende magneet polariseren. Het is een energieproductie die met een draaiende magneet twee kanten oploopt en zo overunity te zien geeft. In één richting zien we slechts een transformatie van de kinetische energie in elektrische energie als we de terugloop van wat de uitvinder Gray 'negatieve energie' noemde als storing via de aarde laten wegvloeien. In het Aether Physics model spreekt men in samenhang met het graviton over een 'aether-unit' met een intern tegengestelde tijdrichting dat bestaat uit een positief proton en een negatief elektronaspect dat zich kwantummechanisch spiegelt met een antiproton en een positron (afbeelding rechts). In die etherunit van het rondraaiende veld dat de ruimte vormt, is er dan volgens het Aether Physics model sprake van drie polariteiten: de elektromagnetische, de elektrostatische en de gravitationele kracht (afbeelding rechts). Waar het model spreekt van een reverse time (zie afbeelding rechts), moeten we echter een kanttekening plaatsen: de tijd gaat natuurlijk niet terugwaarts, ze verandert alleen van richting. In hoofdstuk twee zeiden we al dat er lineaire en cyclische tijd is. De cyclische tijd is het resultaat van het veranderen van richting van de lineaire tijd van een naar buiten uitdijende, 'forward' richting van de energie van het universum naar een naar binnen gerichte 'reversed' richting waarmee de materie uiteindelijk in zichzelf stort in een zwart gat. Omdat de uitdijing overweegt ontstaat er echter een evenwicht in de vorm van de tot inertie bewogen energie van de nog steeds wel dynamische materie die tussen de uitdijing en aantrekking zijn bestaan vindt: de cyclische tijd. Dus uiteindelijk kennen we de orde van de tijd in drieën: de twee vormen van lineaire tijd en de cyclische tijd. De drie stroken met de drie vormen van ruimte en dus ook met de drie vormen van de ruimte-energie waar we met de ethertechnologie mee bezig zijn en die we in hoofdstuk twee eveneens hebben uitgeduid. Nulpuntsenergie staat zo voor de 'forward' time, vacuüm-energie staat voor de 'reverse' time en de radiant energy staat voor het fenomeen van de cyclische tijd. De uitdijing strookt met de kosmische nulpuntsenergetische tijdruimte, de aantrekking met de universele vacuümruimte van een sterrenstelsel en de cyclische tijd is de tijd beschreven door de lokale gekromde ruimte van om elkaar heendraaiende, elektromagnetische, radiant-actieve hemellichamen. De cyclische tijd is de tijd van de materie dus en zo zijn we dan, wetenschappelijk bezien, materieel gebonden aan de tijd beschreven door de zon, de maan en de sterrenhemel. Dat samenstel van natuurlijke ritmen vormt dus de 'meesterklok' die door alle mensenklokken slaafs gevolgd dient te worden zoals men in de achtiende eeuw in Frankrijk ook sprak van meester- en slaafklokken op een lokaal ofwel plaatsafhankelijk niveau van tijdmeten. Volgt de klok niet slaafs de natuur, dan zijn de mensen zelf de slaven van het cultuurneurotische, standaardtijd-politieke ego tot ze hun lesje geleerd hebben. Je kan immers pas vrij met de orde van de tijd zijn als je die orde eenduidig voor je ziet, anders kan je niet kiezen overeen te stemmen of niet. Niet het ontkennen of weerstreven met tijdzones en gemiddelden van de natuurlijke orde is de vrijheid, maar het individeel naar omstandigheid improviseren erop. In een systeem van ontkenning is er slechts de onbewuste dwangmatigheid van in orde willen zijn met een systeem dat feitelijk zelf niet overeenstemt; dat voelt nooit lekker, en dat geeft psychische problemen. Om die problemen op te lossen moeten we terugkeren naar de natuurlijke orde van de tijd. Het is individueel - maar niet collectief - eenvoudig te doen met een klok en een kalender die met de zon en de maan meelopen, maar het gaat hier nu om meer, het gaat om de totale wetenschappelijke manier van doen, het denkmodel, het paradigma van omgaan met de fundamentele natuurkrachten van de tijd, de materie en de ruimte. Het energieconcept van onze culturele, gemanipuleerde tijd is te destructief geworden, verkeert teveel in strijd met de natuurlijke werkelijkheid. En daarom zijn we op zoek naar de juiste methode om dat probleem en ook het psychische probleem dat erbij hoort op te lossen. Met het relativisme zijn we vastgelopen met kerncentrales die niet duurzaam functioneren en duurzame methoden die niet efficiënt genoeg zijn. Uranium raakt uitgeput, de zon schijnt niet overal en altijd even fel e.d. De speurtocht naar een werkbare wetenschapelijke formule op basis waarvan we naar behoefte vrije energie kunnen genereren uit de ruimte, de meest ideale vorm van duurzame energie, komt dan ook neer op de speurtocht naar de operationele definitie van wat je tijdenergie zou kunnen noemen, de energie die het resultaat is van de werking van de verschillende krachten - het expanderen, contraheren en roteren - van de tijd in samenhang met het krachtveld van de ruimte, de ether. Een ethermachine is feitelijk een tijdmachine die zo efficiënt als mogelijk werkt op basis van de neiging van de natuur tot rotatie. We zijn op zoek naar een nog niet ontdekte natuurwet van de tijdenergie. Die wet formuleert het verband van de parameters van de rotatie die een intrinsiek gegeven van de materiële natuur vormt en die steeds voor ons klaarstaat. We hoeven die rotatie alleen maar op de juiste manier, op deze wetmatige manier, aan te spreken of te ontketenen met onze ethermachine. We doen dus met zo'n machine niet een rotor draaien, we staan die rotatie waaruit we elektriciteit willen genereren meer gewoon toe of geven die de juiste kans. Die rotatie van de tijdenergie is eigen aan de ether-eenheid die de niet-materieel manifeste basis vormt van alle materiële manifestatie. De ether-eenheid evolueert met de cyclische tijd opgesplitst in moleculaire, elektromagnetisch samenklevende dipolen van kernen en elektronenwolken die allen spin ofwel draaiing hebben. Zo hebben de ethermachines dan iets weg van klokken: ze moeten allen de verhoudingen van de ruimte-energie timen om zo de drift, de dynamiek ervan te vangen en om te zetten. Aangezien we de evolutionair in de natuur opgesplitste gravitonen kunnen aanduiden met de term elektromagnetische materie kan men in principe zo bezien dus met een machine uit de vrij vanuit het vacuüm beschikbare gravitonen als de grondstof in combinatie met de lineaire energie van het neutron alle vormen van energie en materie scheppen. De replicator van Startrek werkt op vacuümenergie. In de koude fusie experimenten zien we al een soort van alchemie, of transmutatie van elementen, ontstaan met het onverwacht in het vat ontstaan van atomaire deeltjes die er voorheen niet waren.
    Samenvattend is er een hiërarchie van deeltjes: a - het tijddeeltje van pure energie, b - het graviton dat een dubbelspin 'onzeker' energie deeltje is van een dubbele, voorwaartse en omgekeerde tijd, en ten slotte c - dan de zich manifesterende drievoudigheid van die energie in de wervelingen van de normale deeltjes die atomen vormen, atomen die dan niet meer virtueel zijn maar zichtbaar, atomen die gemanifesteerd een bepaalde verhouding zijn aangegaan die we kunnen terugvinden in het
periodiek systeem der elementen. En zo komt de energiekwestie dan neer op een zekere ordening van de tijd zoals een Pythagoras-boom groeit: als een zich steeds verder opsplitsende fractal, of als de graancirckel naar links en rechts bovenaan de pagina.
    Laten we deze fundamentele gedachtengang voor het nieuwe paradigma nog een keer doorlopen: in het begin van de schepping is er eerst het niets, 'het slapen van God' zeg maar, dan is er 'wakker' de lineaire tijd van de uitdijende tijdruimte: de donkere energie, de pure tijdenergie die enkel maar lineair de uitbreiding is. Dan ontstaat uit die lineaire tijd, door een verstoord evenwicht, door een
gebroken symmetrie, een tegenkracht, de cyclische tijd, als een opsplitsing t.o.v. die oerether. Zo ontstaat dan vanuit de tijdruimte de driedimensionale ruimte die vol is met gravitonen of wervelingen van de cyclische tijd, pure tijdwervelingen dus van de oerether. Deze laatste fase van lichtmanifestatie is wat in de tijdlijn wordt weergegeven van het kosmisch bestel zoals de huidige wetenschap die zich die voorstelt. Daarin is er manifestatie vanaf het begin en is de donkere energie er pas later. Maar in een hiërarchische visie zoals hier gepresenteerd gaan er fasen aan vooraf en gaat de donkere energie vooraf aan de manifestatie. Deze gaat van E=T.e2 naar E=T.d2: de tijd die expandeert (e2) wordt eerst driedimensionaal (d2). Dan pas materialiseert vervolgens de materie zich als een verdere opsplitsing van de gravitonen in de universele (secundaire) ruimte: ze vormen dan de lokale ethersferen van de gekromde (tertiaire) ruimte.

De tijdlijn van het kosmisch bestel vanaf de Big Bang volgens het oude model

Dit is in overeenstemming met de natuurkundige bewering "it appears possible to regard curved spacetime as consisting of a condensate of gravitons" die we vonden in de wikipedia onder het lemma quantum gravity. De initiële uitdijing strookt met de inflatietheorie van Gurth uit 1981. Van E=T.d2 zijn we met de manifestatie van de materie dan aangeland bij E=M.C2: de tijdenergie E is de materie M die gebonden is aan de lichtsnelheid (C2) die dan lokaal bepaald is, die dan afhankelijk is van de afstand tot de singulariteit waar ze naar terug wil keren om haar oorspronkelijke energetische evenwicht te vinden. Zoals we al eerder zagen is de constante lichtsnelheid in het nieuwe paradigma een relatieve constante en niet een absolute constante. Het is namelijk de factor tijd die de constante van verandering vormt in de drie basisvergelijkingen om de verschillende energievelden van de relatieve ether te omschrijven. De drie vormen van ether, die van de expansie (e2), die van de dimensionaliteit (d2) en die van de lichtsnelheid in relatie tot de manifeste materie (C2) , zijn er dan als de respectievelijk neutrale, positieve en negatieve deeltjes waaruit onze normale materie is opgebouwd. De uitbreiding blijft dus constant bestaan en zo groeit dan alle materie en ruimte constant, ook al blijft de verhouding hetzelfde. De afstand tussen de aarde en de maan die ieder jaar met enkele centimeters toeneemt zou als maat voor die groei kunnen dienen. Er worden steeds neutronen gevormd uit de toename van de oerether die zich met de vrije gravitonen van de ruimte tot materie vormen. Die nieuwe materie vormt atomair een kloon van alle bestaande vormen van materie die dan relatief dezelfde vorm houdt. Op de planeten kan men de tekenen ervan zien in de vorm van scheuren in het oppervlak. Ook op de maan kan men dergelijke striae of scheuren zien naast de richels van enkele kilometers lang die een miljard jaar geleden ontstonden toen de maan tijdelijk kromp en afkoelde. Na [en voor] een aanvankelijke krimp kan er heel goed een expansie hebben doorgezet. Deze visie biedt eveneens een alternatieve verklaring voor de drift der continenten op aarde die zich makkelijk tot een sluitende bol laten samenvoegen zoals de striptekenaar Neal Adams dat op zijn website toont. De theorie stamt van de australische geoloog Samuel Warren Carey (1911-2002) die in vergetelheid is geraakt met de nu heersende theorie van de continentale subductie, het uitrekken en over elkaar heenschuiven van de continentale platen onder invloed van convectiestromen in de aarde. Die theorie kon de toename van het water niet verklaren. Maar, als het hele universum zich steeds verder uitbreidt meer dan hij samentrekt, hetgeen een bewezen en aanvaarde zaak is binnen de heersende natuurkunde, waarom zou dan niet een planeet uitdijen? Het is gewoon logisch. Met de uitdijing van alle materie voor ogen zien we de meren en rivieren uitgroeien tot oceanen en de landmassa's uiteendrijven als een te krappe korst rondom een japans nootje. In magnetisch opzicht vormt de hele schepping met die constante uitbreiding zo een gigantische monopool die de basis vormt voor de winning van de vacuüm- of etherenergie. Er is steeds vrije energie omdat er steeds de beweging van de uitdijende manifestatie is die wil terugkeren naar zijn oerbron, naar zijn singulariteit. Het is met de interactie van de drie basisvormen van de ether in de vorm van de elementaire deeltjes een dynamisch krachtenspel van uitdijing en samentrekking, een soort van constante integriteitsspanning van alle materie in de lokale ether die op weg naar haar oorsprong dan onder invloed van die constante druk in een cyclische beweging verkeert in de vrije ruimte. Die lokale ether vormt daarbij een soort van vierde, holistisch materiedeeltje dat de integriteit van de verhoudingen van de uit protonen, neutronen en elektronen opgebouwde materie en de ruimte behoudt: dat deeltje dopen we dan hierbij met de benaming van het integron. Voorafgaand aan de manifestatie bestaat de ruimte uit gravitonen en universele etherdeeltjes, de virtuele plus- en mindeeltjes die Tom Bearden de fotonen en antifotonen noemt. De gravitonen splitsen zich bij de manifestatie van de materie in protonen en elektronen en het universele etherdeeltje, de tegenhanger van het graviton, splitst zich dan in een lokaal etherdeeltje of een naar integriteit strevend integron en een neutron dat de lokale representatie van de uitdijende oerether vormt. Zo vormen de vier elementaire deeltjes samen met de relatieve, dynamische ether dan een parallel voor de vier basiskrachten die de natuurkunde kent: de zwaartekracht (het graviton), de elektromagnetische kracht (de elektronen en protonen), de sterke kernkracht die alles bij elkaar houdt (het integron) en de zwakke kernkracht (het neutron dat steeds tot verstrooiing en verval leidt op den duur). In één adem gezegd: eerst is er de tijd, dan de werveling ervan en dan de opsplitsing ervan in de drie basisdeeltjes van de materie plus een holistisch integriteits-effect dat ook wel als het lokale etherdeeltje of integron te beschrijven is. De etherdeeltjes zijn steeds deel en geheel, zijn 'part and parcel', of holondeeltjes - naar het holon zoals het hongaarse multitalent Arhur Koestler (1905-1983) en meer recent de holist Ken Wilber het als een filosofisch begrip verdedigden. Het in onze theorie drievoudige holondeeltje van de ether (drievoudig op de drie niveau's van manifestatie van de ether) staat model voor de individualiteit van alle organismen, of voor de integriteit van de materieel manifeste personen die we zelf zijn. Waar Wilber spreekt van vier kwadranten in dit opzicht die staan voor de dimensies van het individuele versus het collectieve en het interne versus het externe, onderscheiden wij hier de zaak meer in termen van de kwantiteit en kwaliteit (resp. het individueel/sociale tegenover het concreet/abstracte) in de velden van handelen die de integriteit van een persoon in samenhang met de orde van de tijd en de krachten van de ether moeten garanderen. Per slot van rekening gaat het in de beschrijving van de manifeste wereld om het opheffen van de illusie die een verschil tussen de binnen- en de buitenkant vormt. Het gaat om de orde van het leven, om de orde van de tijd die feitelijk de materie vormt, de materie die we in relatie tot de ruimte kennen als een etherisch krachtenspel.
    De evolutie verloopt dus, samenvattend, van de potentiële tijdenergie, via het stadium van de reële, 'dubbele', gravitatie-energie naar het eindpunt van de elektromagnetische uitgesplitste, en holistisch integer gehouden, manifeste energie van de materie. Iedere evolutionaire stap toont een nieuwe vorm van de relatieve ether die in interactie dus de hele manifestatie vormt: de oerether, de universele ether en de lokale ether, of zoals Einstein het zegt: de tijdruimte, de normale driedimensionale ruimte en de kromme ruimte rondom hemellichamen. Als we teveel op de holondeeltjes letten zijn we holisten, maar als we de tegenhanger van die deeltjes met de deeltjes van de normale ether bezien en achting hebben voor de energetische effecten met de tijd in de veden van handelen die dat geeft, zijn we
filognosten, mensen die zich ook spiritueel kunnen verenigen in de liefde voor de kennis. En deze hiërarchische redenering is dan in overeenstemming met de conclusie van de vele klassieke wijzen en geleerden uit het verleden die net als Descartes steeds beweerden dat alle materie een omvorming van de ether is. Zo stelt Vyâsadeva in de Brahmâ Sûtra (Adh2. P3: 1-7) dat de - pradhâna of ongedifferentieerde - ether het eerste effect van de schepping is waarna toen de overige elementen van eerst de lucht (de 'damp'), en toen het vuur, het water en de aarde van de lokale orde verschenen (Bhâgavata Purâna 3.5: 32-36).


Een tektonische breuklijn op de maan die een aanduiding vomt voor de constante groei van planeten en andere hemellichamen.


    Dat wat antimaterie heet en door de moderne natuurkunde wordt gepostuleerd als een noodzakelijke tegenhanger van de materiële ontwikkeling van de tijdenergie als hiervoor beschreven, Wilbers binnenkant zeg maar, moet een overeenkomstige evolutie doorlopen. We kunnen met onze hiërarchische indeling dan niet werkelijk spreken van een anti-universum. Het materiële is tot dezelfde oerbron terug te voeren als de antimaterie. Beiden streven naar eenheid en vormen slechts een primaire dualiteit in het universum, een dualiteit die we reeds in de oudste geschriften van de wereld als een noodzakelijkheid aantreffen. God, als de integriteit van het grote geheel, als een persoon, zou er vanaf het begin van de schepping zijn volgens de antieke opvattingen. Die God kan je dan niet zien en is tijdloos. Het spirituele met God vormt de tijdloze tegenhanger van de materie die echter ook van God komt. De materie vormt het zichtbare lichaam van de God die stelt dat je niet je lichaam bent, de materie is de gigantische gedaante van de virâtha rûpa, zo stelt the Bhâgavata Purâna in
2.1. Die God vormt het zelfbewustzijn als de tegenhanger van de tijdruimte. En dat zelfbewustzijn laat zich pas in tweede instantie kennen als een dualiteit van een ego in relatie tot de eeuwige gelukzaligheid en liefde van God. Het ego, of ik-besef dat niet-geïdentificeerd met de materie ook wel de individuele ziel heet, kent men in derde instantie, d.w.z. nog weer een niveau van manifestatie verder, met de twee elementen van de geest en de intelligentie via het proces van vereenzelviging, een proces dat men soms het vervalsen van het ego noemt (ahamkâra). De tegenhanger daarvan wordt gevormd door de dualiteit van man en vrouw, de god en de godin, die in de zaligheid hun liefdesleven hebben. En die liefde moet, voor de ongeziene God gaand, weer terugkeren naar een gemeenschappelijk zelfbewustzijn, een zelfbewustzijn dat geregeerd wordt door de Superziel van de oorspronkelijke persoon of integriteit van het universum. De geest wordt dan in de meditaties de vijand die met de intelligentie onderworpen en naar binnen gericht weer via het ware ik-besef naar het zelfbewustzijn moet worden geleid. En dat zelfbewustzijn is dan weer terug te voeren is op de oereenheid van God, de oorspronkelijke ziel die natuurkundig de singulariteit heet.
    En zo is er dan een even zo complexe, parallelle, geestelijke of spirituele werkelijkheid die meer als een tijdloze verscheidenheid boven of naast de materie staat als de reflectie erop dan dat die werkelijkheid tegen de tijd gekeerd zou zijn. Aldus spreken we van een materiële wereld en een spirituele wereld, een fundamentele dualiteit van leefwerelden waartussen men zich in het leven beweegt. Als we een theorie van alles willen hebben, moeten deze werelden in deze hiërarchisch-structurele visie op de persoon en de materie, in dit nieuwe paradigma voor de wereldorde, worden gecombineerd zodat iedereen er een plaats in heeft, zodat een ieder gerespecteerd kan worden en conflicten daarmee beëindigd kunnen worden. Zo spreekt ook b.v. een celbioloog als
Bruce Lipton van een nieuw paradigma waarin de wetenschap en de spiritualiteit convergeert nadat hij ontdekte dat het celmembraan van een cel in een organisch lichaam informatie overdraagt op de celinhoud, m.a.w. dat wijzelf alsmede onze plaats in het universum onze fysieke materiële orde bepalen, ook op celniveau, en dat de genen ons niet zozeer commanderen maar meer als dienaren voor ons klaar staan. De eiwitschakelaars die ons leven beheersen zo vond hij,worden primair beheerst door prikkels van buiten de cel, door onszelf, door de omgeving, door het universum. De beide werelden hebben elkaar nodig en kunnen niet zonder elkaar bestaan, precies zoals de ruimte niet zonder de materie en de tijd kan bestaan en de oude natuurkunde het ook niet kan stellen zonder de antimaterie. Het geheel van de hiërarchische deeltjestheorie laat zich dan als volgt weergeven:

Uitgaande van één ziel of alles verbindend zelf dat ten grondslag ligt aan de verstrengelde geestelijk/materiële kwantum werkelijkheid van wat we ook kennen als Ervin Lazlo's informatiedragende Akashaveld of het Aeonen-spel, het spel van de complexe relativiteit van de hiërarchische 'conische matrix' van de psychomaterie van de ruimtetijd zoals geformuleerd in de Aeonentheorie van de franse fysicus Jean Emile Charon (1920-1998), komen we met de HDT uit op een pyramide die de gehele werkelijkheid beschrijft en daarbij een alternatieve visie biedt op de ontwikkeling, functie en betekenis van het bewustzijn en de evolutietheorie zoals we die anders zijn gaan bekijken sedert Theilhard de Chardin (1888-1955) het had over de evolutie van ook het bewustzijn (zie ook een lezing van Gerrit Teule - 'Wat Darwin niet kon weten' - n.a.v. zijn boek hierover). Het is in feite een dubbele Tetraktys, een dubbele 1-2-4-8 versie van het pythagoreïsche 1-2-3-4 symbool voor de kosmos. In deze driehoek, die in de HDT voor zowel het manifeste als het niet-manifeste staat, toont zich de orde van het geleidelijk in opeenvolging vanuit de monade evolutionair ontstaan van de diade, de triade en de tetrade als de basisverdeling van de schepping. Respectievelijk staan die vier traditioneel voor de singulariteit van het oerbegin van het hebben van o dimensies, de eenheid; de tweevoudigheid van één dimensie, van een lijn, van de polariteit van de wereld; de drievoudigheid van twee dimensies, een plat vak, een vergelijking van polariteiten in het woord; en de viervoudigheid van het hebben van een driedimensionale wereld bestaande uit de vier basiselementen of basiskrachten der natuur. De esoterische Pythagoreërs zworen op dit symbool van de eeuwige vernieuwing zelfs een eed:
Ik zweer bij Hem
die in onze zielen
de heilige Tetraktys heeft geplant,
de bron van de Natuur wier oorzaak Eeuwig is. 

(Ou ma ton hameterai geneai paradonta Tetraktun, Pagan aenaou Phuseôs Rhizôma t' ekhousan). 

Voor het nieuwe energieparadigma dat we modern begrijpen als een theorie van de kwantum-zwaartekracht, hebben we het etherbegrip dus absoluut nodig, d.w.z. het etherbegrip van de Einstein van na 1920 dus die de ether als zijnde relatief verdedigde, omdat het begrip van de ether simpelweg in één enkele term de verzameling van de natuurkrachten en velden - of 'tijdruimte-deuken' beschrijft zoals we die hiervoor beschreven hebben bij het bespreken van de natuurlijke oerbronnen van de energie die verder niet tot een andere bron te herleiden zijn. De verzamelterm voor de natuurlijke energiebronnen waar we uit putten met een directe omzetting i.p.v. een indirecte transformatie van de energie die vrij voorhanden is in de natuur, zo stellen we hier dus voor, is de ether, de ether die we samen met Einstein dan definiëren als de ruimte met materiële eigenschappen of als een krachtveld en niet zozeer als een uniforme alomtegenwoordige substantie. Met de nieuwe machines kunnen we zo dan spreken van ethermachines. Deze machines, zoals in het vorige hoofdstuk besproken, betrekken zich op één van deze drie basis-ethervormen, dan wel op een combinatie of interactie van de fundamentele natuurkrachten met dezen - het duidelijk stellen van deze zaak vereist nadere precisering en onderzoek.
    De nieuwe manier van denken moet uiteindelijk de verschillende effecten die door de uitvinders werden gevonden verklaren. Er moet een antwoord gevonden worden op de vraag hoe we, naast wat we zagen in de afdeling onverklaarde fenomenen (UFO's, Graancirckels en Aliens), in één samenhangende visie de bevindingen kunnen verklaren van de besproken experimentele effecten.

i) Het Stubblefield-effect van elektriciteit opgewekt uit het magnetisme van de aarde.

ii) Het Keely-effect van energetische processen en antigravitatie uit het beheersen van geluidsfrequenties.

iii) Het Reich-effect van orgone energie uit kristalconfiguraties met buizen en temperatuurverschillen tussen organische en anorganische stof.

iv) Het radiant Tesla/Moray-effect van de energie van zich elektrisch uit de natuur opladende platen of staven die eventueel bestaan uit verschillende metalen of legeringen.

v) Het Papp-effect van zich met een impuls ontladende edelgassen in een drukkamer.

vi) Het Gary/Finsrud-effect van continue beweging door het tegen elkaar uitspelen van de magnetische kracht en de zwaartekracht.

vii) Het Gray/Johnson/DePalma/Tewari/Bedini/Bearden-effect van een magnetisch overunity-moment met een terugwaartse energiepiek die volgt op onderbroken (elektro-)magnetische velden in motoren werkend op basis van (elektro-) magneten.

viii) Het elektrostatisch Baumann-effect van overunity statische elektriciteit opgewekt via een Whimshurst-achtige opzet gecombineerd met een opslag-eenheid.

ix) Het koude fusie plasmaproces, dan wel het met stalen elektroden elektrolytisch realiseren van een Meyer/Williams/Kanarev-effect van met overunity gewonnen HHO-gas of Browngas uit zuiver water zonder elektrolyten, met inbegrip van de eigenschappen van ontbrandbaar, geladen water of waterdamp.

x) Het Schauberger/Frenette/Griggs vortex-effect van energie gewonnen uit wervelingen van water, lucht of olie.

xi) Het Huchison-effect van antigravitatie met elektromagnetische vibraties en energie uit samengeperste kristallen.

xii) Het Searl/Sweet-effect van energieopwekking en antigravitatie door trillende magneetvelden dan wel roterende, diallel gearrangeerde en elektrisch beheerste magneetvelden.

Overeenkomstig de theorie kan er ten eerste een primair effect zijn als gevolg van de geestesinstelling van de onderzoeker. Het komt nogal eens voor dat de effecten moeilijk te repliceren zijn of instabiel zijn, zelfs in handen van de uitvinder zelf. Er is een constante overtuiging en een goede experimentele discipline voor nodig om alles te kunnen overzien en beheersen in het wetenschappelijk grensgebied dat door dit veld van onderzoek wordt gevormd. De invloed van de factor tijd en regelmaat moet niet worden onderschat omdat deze moeilijk, ook natuurkundg, kan worden losgezien van de elektromagnetische sfeer waar de onderzoeker zelf met zijn lichaam en conditioneringen deel van uitmaakt. De effecten van Johnson, Huchison, Sweet, Keely en ook dePalma naar het schijnt vormen een voorbeeld van problemen hebben in deze categorie. Het effect van de instelling waarmee men onderzoek doet strookt met een bevinding van de kwantumtheorie waarin de invloed van de experimentator niet kon worden uitgesloten. In het z.g. dubbele-spleetexperiment (zie afbeeling rechts, video) gedragen elektronen, fotonen en zelfs sommige moleculen zich als golven met een interferentiepatroon alsof ze deel uitmaken van de ether, als ze door twee spleten worden gestuurd. Maar toen men ging observeren met metingen wat er precies gebeurde, gedroegen zich opeens als deeltjes zonder dat interferentiepatroon. De meting bepaalde dus de uitslag van het experiment, de ether bewees zich niet als men die probeerde te meten. Dit geeft te denken voor het werken met onze ethermachines. Met de nieuwe benadering is dus, zoals Tewari dat ook bespreekt, een zekere geesteshouding in samenhang met een zekere tijdorde en discipline van ruimtelijke en materiële zelfbeheersing onmisbaar. Als er geestelijk, intellectueel ook, geen orde wordt gehouden of een zekere logica of rede wordt gevolgd, zal ook de hiërarchische logica aan de materiële kant zijn ondergraven en de intelligentie op dat punt ook niet goed functioneren. Omdat de onderzoeker, en later ook de gebruiker, deel uitmaakt van de toepassing moet hij zijn methodologie van onderzoek, onderwijs en gebruik aanpassen. Het is een probleem dat ook tot het gedragswetenschapelijk onderzoek van de psychologie behoort. We mogen op dit punt aangeland zeggen dat wij met onze lichamen zelf ethermachines zijn die interacteren met soortgelijke mechanische constructies. Het uitvinden van een zelflopende ethermachine staat min of meer gelijk aan het ontwikkelen van zelfkennis en zelfverwerkelijking in een emancipatieproces. Men ontwikkelt een systematiek met de ether die pas reëel is als men zich ernaar gedraagt, met een mechanische toepassing erbij of niet. We denken hierbij aan de manier waarop het Baumann-effect (viii) in de wereld bestaat. Sommig energiegebruik vereist kennelijk een zekere geestelijke discipline en saamhorigheid met de ether en zo kan het heel goed zo zijn dat we aan onze vier argumenten voor het niet zonder meer doordringen van deze technologie tot het grote publiek ook dit argument moeten toevoegen als een aanhangsel bij met name argument 1: de discipline met de tijd en de ether van onze gemeenschap voldoet misschien niet aan de voorwaarden waaronder we deze technologie kunnen toepassen. Het is misschien geen toeval dat ondergetekende zelf er een alternatief tijdbewustzijn op nahoudt en zo in staat is (tot op zekere hoogte) orde in deze zaak te brengen. Het klinkt niet onlogisch dat het doordringen van deze nieuwe technologie in de wetenschap ook afhankelijk is van de discipline van de wetenschapper zelf. Zolang die discipline niet verbetert zal het resultaat van de arbeid en het lot van de wereld dat ermee samenhangt ook niet verbeteren. De wereld is er pas beter aan toe als we ons beter gedragen ermee. Vanzelf. Het lijkt erop dat het is zoals prof. Kanarev het stelt: als we tijd, ruimte en materie niet als een heilige drie-eenheid van de natuurkunde behandelen, dan vervallen we, ook wetenschappelijk, in de incoherentie en de chaos van geïsoleerde verschijnselen die paradigmatisch niet te overzien zijn en die zo de zaak dan meer doen lijken op een individuele vaardigheid dan op een vorm van techniek of wetenschap die onafhankelijk van personen functioneert. Zonder verenigd te zijn in een goede tijdorde en beheersing van de krachten van de relatieve ether (zoals een yogi dat kan) geeft men het mogelijkerwijze te snel op zich op dit gebied te ontwikkelen, is men makkelijk het slachtoffer van een zekere psychische problematiek die voortkomt uit de spanning tussen de natuurlijke tijdconditioneringen en de cultuurgebonden tijdconditioneringen, en bouwen we niets op en verliezen we zelfs de synergie om samen te leven omdat de energie of aandacht naar 'elders' gaat. En daardoor vervallen we dan in ongeloof en scepticisme en zijn we weer terug bij argument nummer één van de vier hindernissen. Als we aan de spirituele kant van de tijdverschijnselen van de relatieve ether rekening moeten houden met verschillende niveaus en methoden van onszelf beheersen met de krachten van de ether, zijn er dan er aan de materiële kant vanzelf ook verschillende soorten van ethermachines of andere omvormingen van de primaire energie die afhankelijk zijn van en geschikt zijn voor verschillende personen en gemeenschappen. Een heilige kan soms uit zichzelf leviteren - iets waar de Paus een hekel aan heeft overigens - terwijl een gewone burger allicht een speciaal vliegbewijs moet behalen om een antizwaartekrachtvoertuig te mogen en kunnen besturen. Laten we een poging wagen in de richting van de beschrijving van de mogelijke vormen van begrijpen en beheersen en zo de verklarende capaciteit van onze hiërarchische deeltjestheorie (HDT) beproeven.  We recapituleren daarin deels het voorafgaande en zijn dan speculatief en abstract in het trachten te ordenen en verklaren van de effecten van de ethermachines en het toekennen van eigenschappen aan de verschillende krachten en deeltjes der materie die een rol spelen in de processen. Het nu volgende is dus een voorlopige beschrijving, een eerste inschatting of algemene basisschets van de orde der natuur waar we mee te maken hebben. We willen hier niet direct de hele kwantumfysica bespreken met al haar fijne onderverdelingen. Dat is aan de theoretische natuurkunde.

Het begrip ether is, zoals we het in eerste instantie normaal kennen met de radiotransmissie, van toepassing op de verschillende krachtvelden zoals we die om planeten en sterren aantreffen. Dit eerste etherbegrip is afgeleid van wat Einstein de kromme ruimte noemde, de 'deuken' in de tijdruimte, en hiermee spreken we dus van de lokale ether. Volgens de HDT is de kromme ruimte van de lokale ether niets anders dan het restproduct van het materialisatieproces waarin gravitonen polariseren. De lokale ether (het integron) vormt de integriteit van atomen die bestaan uit protonen, elektronen en neutronen. Het integron vormt als het ware de oppervlaktespanning van de materiële wereld. Het neutron is het anti-integriteitsdeeltje dat als tegenhanger van het lokale etherdeeltje of integron de protonen en neutronen gescheiden houdt in de kern van het atoom. Het neutron wil van de cyclische tijd van een lokaal materieel deeltje een lineair tijddeeltje maken. Het neutron zou je ook een anti-integron kunnen noemen. Het neutron is als het ware een klein stukje van de holistisch doorgedrongen lineair expanderende tijdruimte die in India pradhâna wordt genoemd. De polariteit van het atoom verhindert dat het neutron en het integron van de lokale ether elkaar opheffen en opgaan in de universele ruimte. De zwaartekracht om een planeet heen is het resultaat van de som van de kracht van het integron - een relatieve maat die afhankelijk is van het univerum, en de paats daarin, waar men zich in bevindt - en die kracht leidt tot een verdichting van de, door de neutronen aangetrokken, gravitonen, de individuele etherdeeltjes die rondom de materie dringen die min of meer ermee onder druk staat. Zwaartekracht is in feite nulpuntsmagnetisme, de unipolariteit van het vacuüm, een universele monopool die bestaat bij de gratie van het feit dat er meer uitbreiding dan inkrimping is in het universum, en elektriciteit is niets anders dan gepolariseerde zwaartekracht. De ethermachine zet zwaartekracht om in elektriciteit door het lineaire integron van de zwaartekracht cyclisch te maken. Men maakt met zo'n machine dus van de gravitonendruk van het integron bruikbare energie, men geeft a.h.w. gewoon een draai aan die rechtlijnige ruimte-energie. Met het magnetisch polariseren van het graviton zien we dan elektrische verschijnselen en omgekeerd. Dit is de HDT-visie op de relatie tussen zwaartekracht, magnetisme en elektriciteit waar we in het hiervolgende mee zullen werken moeten. Bij de polarisatie van het graviton vinden we in deze optiek ook logisch gesproken steeds een bipolair magnetisch veld, de unipool van de ruimte, die zich als het integron van de zwaartekracht manifesteerde, werd immers gesplitst. Zo krijgen we een idee van het krachtenspel waar we mee bezig zijn in deze research.

    De individuele kracht, de intensiteit van het graviton noemen we even voor het gemak op een schaal van vijf normaal. De indeling bestaat uit oneindig, hyper, super, normaal en nul. De kracht van de universele monopool noemen we hyper en die van de oorspronkelijke tijdruimte oneindig. De kracht van het proton en het elektron noemen we super, de hyperkracht van de universele ruimte en de normale kracht van het etherdeeltje middelen bij polarisatie van het graviton tot twee tegengesteld draaiende superkrachten die door het neutron, dat als deeltje geen effectieve kracht heeft worden gescheiden gehouden. De enige kracht van het neutron bestaat uit zijn vermogen anti-integer of dissipatief te zijn als de lokale representant van de tijdruimte, het heeft in relatie tot de twee andere materiële deeltjes geen lading of intensiteit. Het is een antiholon deeltje dat alleen bestaat in relatie tot het integron dat een tegengestelde tijdrichting of massa heeft en net als zijn tegenhanger geen (cyclische) kracht levert of intensiteit heeft en ook geen spin of lading heeft. Het cyclische noemen we een kracht omdat het cyclische altijd is gekoppeld aan manifestatie, terwijl dat bij de evolutionair oudere tijdruimte en de etherische tegenhanger daarvan van de universele ether niet zonder meer zo is. Er kan dus massa zijn - tijdrichting - zonder manifestatie: donkere energie. Het lineaire vormt geen direct bruikbare kracht, de naar binnen en naar buiten gerichte lineaire ruimte zijn min of meer de vader en de moeder van alle krachten. Kracht en dus ook intensiteit manifesteert zich als een vorm van weerstand tegen die ouders, als een bepaalde relatie van het gemanifesteerde in verhouding tot die fundamentele lineaire dualiteit. Het gemanifesteerde dat zelf altijd cyclisch van aard is, speelt er als het ware een spel mee op het raakvlak der existentie, het membraan van het hier en nu dat we de werkelijkheid noemen. Een ruimtedeeltje dat lading krijgt zoals met een magneet veld het geval is is dus geen integron maar een graviton dat van zichzelf een chaotische lading en spin heeft en een normale intensiteit. Graviton en integron verhouden zich verticaal. Je moet niet horizontaal maar verticaal denken om dit te begrijpen. Ze kunnen tot elkaar leiden zoals in de chemie elementen samengaan of te scheiden zijn, alleen is men dan met een hiërarchisch evolutionair materialisatie/dematerialisatieproces bezig. Als je neutronen in een cycloton rondjaagt of met een wapen inzet, krijg je daar dan altijd andere 'chaos-deeltjes' voor terug die een mathematische relatie vertonen van de krachten die men heeft ingezet. Men heeft niet echt ooit een apart neutron, maar meer het effect van de vernietiging ermee of ervan. Evenzo kan men het graviton niet als een zelfstandig deeltje aantonen in een deeltjesversneller omdat het met het verlenen van massa en richting via de snelheid gewoon geen graviton meer kan zijn. De machine vernietigt de definitie van zo'n massaloos, chaotisch ruimtedeeltje. We zullen hier verder de beschrijving van de fijne deeltjesfysica van bosonen en fermionen buiten beschouwing laten. Het gaat allereerst om een algemene schets van de logica van de primaire verhoudingen van de natuurkrachten in de vorm van deeltjes, niet om experimenteel gevonden, min of meer zelf geschapen, uitzonderingen op of verfijningen van die logica.
    De druk die de gravitonen uitoefenen in de vorm van het integron is er de reden van dat de ether relatief is en niet homogeen. Het verschil tussen het integron en het graviton bestaat eruit dat het integron een lineare functie heeft terwijl het graviton cyclisch is. Het lineaire integron is de lokale vertegenwoordiger van de cyclische universele ether waarvan het graviton het individuele deeltje is dat ronddraait (spin heeft) en een dubbele polariteit vormt in de vorm van het afwisselend positief en negatief 'schuimen', 'bubbelen' of 'koken' van de ruimte als zijnde een ongerichte of 'onzekere' (tijd)energie. Het integron, net als het neutron, is massa zonder manifestatie, zij het dat het neutron een massa heeft die we met één plus een nihiele fractie zwaar noemen, terwijl het integron slechts een nihiel zware fractie vormt die bestaat dankzij de manifestatie. Het nihiele is het verschil dat voortkwam uit de gebroken symmetrie van de singulariteit waar alles uit voortkwam sedert het 'ontwaken van de schepping' (waarom een knal?); het nihile vormt het verschil tussen alles (1) en niets (0). Het nihiele is de overunity van het universum waar we op uit zijn met de ethermachines. Het is nulpuntsenergie die niet direct toegankelijk of bruikbaar is zonder dat er een 'draai' aan gegeven wordt. Maar zeggen dat die energie er niet zou zijn is hetzelfde als zeggen dat de zwaartekracht niet bestaat. De zwaartekracht is de normale manifestatie van de nulpuntsenergie op lokaal niveau. Daarom hoort het zwaartekrachtwiel en de machines van Gary en Finsrud (vi) die de zwaartekracht verbijsteren met de magnetische kracht, ook bij de ethermachines. Het woord zwaartekracht is in feite een foute benaming. Het vormt een paradox taalkundig: de zwaartekracht is een kracht die niet zomaar een effectieve, inzetbare krachtbron vormt en is zo ook weer niet een kracht. Het is een kracht die niet werkelijk een kracht is, maar slechts de ruimtedruk of 'zwaarte'kracht vormt. De kracht van de zwaarte van iets is de manifestatie van de onevenwichtigheid van het universum. Een stuwdam maakt elektriciteit van de waterkracht, niet van de zwaartekracht. De waterkracht komt in feite van de kracht van de zon die het water verdampte dat neergeslagen door afkoeling via een hoger gelegen gebied naar lager stromend weer vrij komt als we die stroom tegenhouden met een dam. In feite meet men als men massa meet niet de kracht van de zwaarte van een voorwerp, maar de naar binnen gerichte, negentropische tijdrichting van een materieel voorwerp die afhankelijk is van de afstand tot de planeet of datgene wat zwaartekracht genereert. Even wat verder in de ruimte en weg is die kracht. Dat wat er dan weer wel is en dan weer niet is, noemen we een illusie, een krachtsillusie in dit geval. Wat werkelijk is is het integron, de oppervlaktespanning van de manifestatie. Het integron vormt een lineair op één punt diallel samentrekkende tijdenergie, en niet zozeer een kracht die in alle gevallen een meetbare zwaarte oplevert. In de ruimte is er geen merkbare oppervlaktespanning die meer is dan de samenhang van de materie en dan is er dus ook geen zwaarte. In de ruimte heerst een evenwicht van ruimtedeeltjes, van gravitonen, die dan ongericht zijn, geen beduidend oppervlak van aantrekking kunnen vinden om in die mate het integron van de overunity te kunnen manifesteren dat er zoiets als zwaarte of richting zou zijn. De ethermachine brengt orde in de chaos van het vrije ruimtedeeltje dat het graviton is. Finsrud brengt bewust een mechanische orde aan in de zwaartekracht door de magneetkracht allereerst chaotisch op te zetten met zijn centrale slinger en vervolgens de ruimtedruk met uitbalancerende slingers lineair daar orde in te laten brengen. Gary schept verwarring door de zwaartekracht terug te leiden naar zijn beginpunt van werking via een neutrale zone in de magneetkracht en de onrust van ompolend diamagnetisch materiaal (vi). Het integron dat bij het proces van energiewinning uit de ruimte betrokken is, is een holon deeltje, een lokale werking van het geheel van de ruimte-energie. Het heeft dus ook geen beduidend gewicht, een spin of een lading, het staat slechts voor een tijdrichting immers: de naar binnen gerichte lineaire tijd die staat tegenover de naar buiten gerichte lineaire tijdrichting van het gelijksoortig neutrondeeltje. Zo bezien kan je concluderen dat de ethermachines op volle toeren draaiend zwaartekracht genereren, een eigen zwaartekrachtveld wel te verstaan, dat wordt veroorzaakt door de omringende gravitonen aan te zuigen en om te zetten in energie. Een zwaartekrachtgenerator kan meer zwaartekracht genereren dan een planeet en zo dan 'anti-zwaartekracht' vormen, een tijdruimteverschil dus dat een enorm kinetisch effect kan hebben bij het richten van de zuigrichting via een magnetische poort. Gravitonen reageren immers op magnetisme. Dit strookt met waarnemingen van dit soort effecten bij vliegende schotels: elektrische velden raken verstoord en G-krachten gelden niet meer. Met het aanzuigen van gravitonen door de ethermachine krijgen ze een lineaire richting die een eigen zwaartekrachtveld vormt, een veld dat men kan richten in relatie tot andere zwaartekrachtvelden en zo wordt sturing van zo'n voertuig dan mogelijk. De ethermachine is dus een zwaartekrachtgenerator die iets doet met de relatie tussen de lineaire en de cyclische tijd, de relatie tussen de 'ouders' en de 'kinderen' van de fundamentele natuurkrachten. Daarom spreekt men ook wel van trek-duw rotatietechnologie.
    Een magnetisch veld is het resultaat van een gelijkrichten van deeltjes(groepen) in een magnetiseerbaar (of diamagnetisch) voorwerp zoals de ijzerdeeltjes in de aardkern b.v. Magnetische lijnen vormen stromen van tegen de polarisatie in ronddraaiende gravitonen. Sommigen spreken van elektronen en ionen, maar in essentie is de ruimte het bereik van de gravitonen, de materieel nog onbepaalde ruimte. Op basis van de magneetvelden rondom lichamen, magneten, planeten etc., werkt de ruimte aldus kinetisch en niet statisch. Al het materiële is in beweging bij de genade van de cyclische definitie van de materie. Als de ether geen werk zou verrichten zou het ontwikkelen van de ethermachine geen zin hebben. De ethermachines die al bestaan vormen dan ook simpelweg het experimenteel bewijs dat de ether bestaat. Het bewijs op basis van de wetenschappelijke observaties van de uitdijende ruimte (via het Doppler-effect in de astronomie), de
zwaartekrachtlens rondom zwarte gaten en sterrenstelsels, en de ronddraaiende planeten en manen, vormt het natuurkundig niet-experimenteel of observationeel bewijs van het dynamisch krachtveld van de ruimte dat we hier de relatieve ether noemen. In zijn simpelste vorm is dat bewijs al geleverd met een magneet die zonder verdere kleefstof of steun aan een ijzeren wand als van een koelkast hangt. Het aan elkaar kleven van de materie op basis van magnetische velden is in feite gebaseerd op de singulariteitswet van de HDT die stelt dat alle materie van nature naar zijn singulariteit streeft. Een magneet zal daarom steeds proberen zijn eigen polariteit op te heffen, een ring te vormen of met tegengestelde polen aan elkaar te kleven. Dit staat klassiek dus ook wel bekend als de natuurlijke neiging tot orde, de negentropie, de tegenhanger van de natuurlijke neiging tot chaos die de entropie wordt genoemd. Iedere kracht heeft een tegenkracht die hem probeert op te heffen. Zo staat dan de entropische uitbreiding tegenover de negentropische aantrekking.
    Zo ook heeft elektrische stroom die volgens een bepaalde meetmethode in een bepaalde richting loopt, zowel als een magnetische dipool die, zoals je kan aantonen met ijzervijlsel, een bepaald krachtveld geeft, een natuurlijke reactiekracht te verduren vanuit de ruimte, de ruimte-energie die we in de vorm van deeltjes omschrijven als een veld van gravitonen, een veld dat we ervaren als de zwaartekracht. Gravitonen vormen de ruimtedruk die samen op een hemellichaam inwerkend als een
holon genaamd het integron, lokaal de materie lineair opeendrukken. Het graviton zelf is zoals gezegd chaotisch en cyclisch, maar massaal aangetrokken door een materieel voorwerp of een magneet vormen de gravitonen lijnen of stromen die van plus naar min lopen, die dan het normale evenwicht van het integron enigszins verloren doen gaan en a.h.w. de zwaartekracht ervan hier doen toenemen en daar doen afnemen. Minder zwaartekracht is magnetische afstoting, meer is magnetische aantrekking. Die combinatie maakt dat het voorwerp niet zwaarder of lichter wordt door magnetisering, maar als je met een ethermachine een kunstmatige monopool vormt door gravitonen in energie om te zetten is dat volgens de HDT wel het geval. Verzamelt men nu elektrische lading op basis van magneetrotatie dan gebeurt er iets met de zwaartekracht. Een elektrische lading zal bij een afdoende frequentie van de betreffende dipool het integron van de zwaartekracht uit evenwicht of in werveling brengen en zo veranderen in een gravitonenstroom die wordt weggestuurd naar de elektrisch tegengestelde positie van de aarde of in een lichteffect (bij Searl en Sweet - xii -is dat aanwezig). De onderdruk van het integron dat ontstaat zal dan zoals gezegd leiden tot een verminderde zwaartekracht en zelfs bij een integronenvacuüm leiden tot tijdruimtevervormingen. Het voorwerp verdwijnt dan naar een andere plaats via de tijdruimte of hyperruimte. Het is b.v. bekend uit experimenten dat een condensator ietwat lichter wordt als hij geladen wordt: dat komt door het z.g. Biefeld-brown-effect. Een lading ioniseert de ruimte om de lading heen en verwerft aldus een kracht van tegengestelde, in de richting van de polariteit werkende, gravitonen. Deze kracht is groter dan de ionenwind, een min of meer door de lucht geleide elektriciteit, kan verklaren die normaal bij de uitleg van het effect wordt aangevoerd zo stelt Andrew Johnson in zijn analyse (zie ook de Eletrokhydrodynamische EDH-aandrijving). Gravitonen zijn cyclische tijddeeltjes. Zo ook komt er als het magneetveld wordt onderbroken door de magneet te verplaatsen of de stroom te onderbreken die magnetiseerde, een reactie tot stand van de kant van de gravitonen die dan polariseren met een elektrische impuls in de tegengestelde richting. De passieve gravitonen lijden aan een soort wet van de traagheid omdat hun intensiteit minder is dan die van de geladen exemplaren die steeds meer op elektronen gaan lijken. De gravitonen hebben op basis van de singulariteitswet de onverbiddelijke neiging steeds het evenwicht te herstellen zodat ze een positief veld met een negatief veld weerstreven. Als een positief veld wegvalt, hou je automatisch het negatieve veld over en omgekeerd: de vingerafdruk die als hij oplost energie afgeeft. Deze energie is extra energie omdat ze vloeit op basis van de natuurlijke gravitonendruk die uniform in de vorm van het integron van alle kanten in de ruimte werkt. Deze extra energie is niet zonder meer te meten met apparatuur die een normale elektrische stroom meet. Maar wat je niet meet bestaat nog wel. Andersom door een gloeidraad geeft het nog steeds licht. De negatieve stroom is de overunity van een iets te ijverig universum dat, naar verhouding, een minieme hoeveelheid energie toevoegt ter compensatie van het weggevallen veld. De ethermachine accumuleert daarom steeds deze energie in een condensator, een accu of een vliegwiel of een andere vorm van oscillatie of rotatie die de mechanische slang in zijn eigen staart doet bijten en zo een versterking van de impuls geeft. Het universum is in dezen niet een trampoline of een veer die teruggeeft wat je erin stopt, immers met de constante uitbreiding van de tijdruimte en de daaraan gekoppelde universele ruimte is er nogmaals gezegd steeds een extra druk. Een ethermachine is a.h.w. gewoon een ventieltje voor de extra energie in het universum. Zo goed als een ballon wegvliegt die je leeg laat lopen, gaat een ethermachine lopen als je een magnetische poort hebt geschapen waardoor de constante gravitonendruk een uitlaat kan vinden.
    Dit is de verklaring voor de energiewinning van de bewegingloze generator van Bearden die werkt op basis van het snel binnensluizen van de ruimte-energie door een schakelaar naar een ander circuit over te halen met het onderbreken van een elektromagnetisch geschapen veld. De overige elektromagnetische machines van Gray, Zsabo, Bedini, Tewari en DePalma, en de SEG van Searl zijn zo ook te verklaren (vii & xii), ze zuigen allemaal de ruimte-energie van de gravitonendruk naar binnen door een magnetische poort te scheppen en/of een cyclische beweging van de magneten te scheppen waarmee een integron-onderdruk ontstaat die extra gravitonen aanzuigt. In eerste instantie geeft dat nog geen anti-zwaartekracht omdat de aanspraak van energie te gering is. Maar in principe kan zo'n machine zonder negatieve zekeringen ijskoud en lichter worden of zelfs gaan zweven bij overbelasting. Dat laatste zou je een soort van etherische melt-down, of beter gezegd een etherische freeze-up kunnen noemen. Ook kan er zonder schakelaars en schakelingen vanuit de draaiende kern van de aarde een wisseling in het magneetveld worden afgevangen die dan stroom oplevert als men een spoel in de aarde plaatst. De wisseling in het magneetveld is een natuurlijk gegeven. Hiermee wordt het Stubblefield effect verklaard (i). Van de wisseling van het magneetveld van de aarde maakt ook de ringgenerator gebruik van Steven Mark. Die laat die beweging van het magneetveld met een poort ronddraaien in zijn dubbele spoel en daarom reageert die ook anders of helemaal niet als het ding op de kop wordt gehouden. Maar ook het Johnson-aspect van dit effect met permanente magneten zonder een elektrisch circuit is zo verklaard: de elkaar afstotende magneten leveren, cyclisch-sequentieel bewegend, hun eigen moment alsof een slang in zijn eigen staart bijt. De overunity ontstaat bij hem uit het mechanisch wisselende magneetveld dat steeds de poort opzoekt en zo cyclisch een mechanische voortgang geeft, zoals een ezel vooruit wordt gelokt met een wortel terwijl de drijver op de bok zit. Ook de rotatie van de Perendev machine moet berusten op dit effect, ook al was dit niet te verifiëren of dupliceren. Johnson's oorspronkelijke patentaanvrage laat wel zoiets zien. De diallelle organisatie van de gravitonenstroom zodat er een soort van brandpunt of krachtpunt ontstaat dat werk verricht met een stator - bij hem in de vorm van gekromde magneten -, is daarbij een voorwaarde, precies zoals dat bij de Torbay-opzet ook werkt met een gekromd gravitonenveld dat aan de ene kant meer werk levert dan aan de andere kant. Lastig te doen, zo blijkt uit de vele replicatiemislukkingen, maar in theorie mogelijk mits er een tweede kracht, de zwaartekracht of de inertiële kracht - zwaartekracht in een andere richting - bij betrokken is. Voor kinetische energie hebben we twee krachten nodig of twee verschillende werkingen van de tijd zoals expansie en contractie. Dit principe van energie uit de interactie van fundamenteel verschillende krachten zien we bij Finsrud duidelijk terug, maar hoe dit precies werkt bij Johnson en de klonen ervan is niet helemaal duidelijk. Men vermoed met de problemen van replicatie op dit punt in deze hoek - en Searl hoort daar ook bij - dan ook een make-believe cultuur. Er heerst onder de vrije onderzoekers veel scepticisme over de haalbaarheid van de magneetmotor. Dit direct met permanente magneten tot een mechanische puls verleiden vereist een nauwkeurig afregelen van de sterkte, afstand, eventuele afscherming en grootte van de magneten onderling. Alleen met een perfect evenwicht is de onevenwichtigheid van het universum te vangen. Ook het
OC MPMM-project van het Steornforum geeft dit replicatieprobleem te zien. Het valt niet mee het juiste krachtenevenwicht te vinden om de etheronrust te pakken te krijgen. Uit zichzelf zoekt de machine een evenwicht, een magnetisch slot met het integron, maar als dit wordt voorkomen door de afstotende velden mechanisch zo op elkaar te drukken dat ze via een poort (een 'gate') een uitweg hebben of via rotatie een integron onderdruk kunnen scheppen, ontstaat er een beweging als van een raket die in een cirkel opgevangen zichzelf versterkt tot de gravitonendruk maximaal is verwerkt. Met een kleine unit van de OC MPMM werd al een toerental van 5000 gehaald dat naar verluid wel zeven uur standhield. De overdruk wordt dan zonder in een elektronisch circuit te polariseren direct in een mechanisch effect omgezet. De snelle magnetische rotatie weet met een bepaalde frequentie en krachtenevenwicht een integron-onderdruk te scheppen en gravitonen aan te zuigen en ze om te zetten in mechanische energie. Maar helaas kon degene die verantwoordelijk was voor dit wapenfeit worden herkend als iemand die wel vaker de draak steekt met de verwachtingen...
    Zo werkt ook de Papp-motor van Saboris (v) zonder de polarisatie van een terugwaarse stroom in een elektronisch circuit of het afvangen van magnetische overunity in een mechanische lus puur op basis van de gravitonendruk: de edelgassen verleiden de gravitonen via de elektrische ontlading in een elektromagnetisch veld tot een mechanisch moment. De gravitonendichtheid explodeert a.h.w., waarschijnlijk omdat de energie van de edelgasatomen zodanig toeneemt dat het neutron zich geroepen voelt hulptroepen aan te slepen vanuit de tijdruimte. Dat geeft een reactie van de gravitonendruk die dan naar verhouding te laag is en het elektromagnetisch veld komt versterken. De extra toevoer van die energie vloeit dan bij hem op conventionele wijze weg via een normaal motorisch zuigersysteem in mechanische energie en hitte: het edelgas laadt en ontlaadt zich en wordt nauwelijks verbruikt. Het fungeert hoofdzakelijk als een katalysator voor de ruimte-energie.
Een ander effect dat mogelijk een rol hierbij speelt is het z.g. Electrum Validum ofwel High Density Charge Clusters (HDCC) bestaande uit groepjes samengetrokken elektronen die experimenteel kunnen worden opgewekt door met een zeer korte puls vanaf een spits in een magnetisch veld via een z.g koud plasma, een speciaal gas, met behulp van het Casimir-effect een hoog voltage aan gelijkstroom tot ontlading te brengen. Als die clusters, aanvankelijk EV's genaamd of elektromagnetische vortexen later tot EVO's ofwel exotische vacuuüm objecten omgedoopt, samenpakkend in ringetjes van 20 of 50 micron, een voorwerp raken, geven ze energie af die tot wel 91 keer de input overschrijdt. Het thermisch proces, dat verder geen neutronenstraling geeft, trekt dus energie uit de ruimte aan. De ringetjes van elektronen, waarvan het bestaan indruist tegen de bestaande natuurkundige theorieën die zich een groeperen van normaal elkaar afstotende elektronen niet kunnen voorstellen, vormen in feite een soort van materieel waarneembare ventieltjes voor de ruimtedruk die dan tot een thermische omzetting van de gravitonen leiden. Het effect dat in feite een pakketje elektrische lading in een zichtbare vorm voorstelt, werd in 1980 ontdekt door de experimenteel natuurkundige Kenneth R. Shoulders uit Bodega in Californië, die, handig een dreigende geheimhouding door de overheid omzeilend, er een patent voor kreeg in 1991 (U.S. Patent No. 5,018,180.0). Geheimhouding was er bijna vanwege het feit dat met deze technologie in principe stralingswapens kunnen worden gemaakt die niet hoeven te worden herladen en die alle materie desintegreren die wordt geraakt. Ook in 1992 (U.S. 5.153,901) kreeg hij een soortgelijk patent, en in 1999 (U.S. 6271614) kreeg hij een patent op een z.g. elektromagnetische plasma-drive generator die door hem werd ontwikkeld. Ook de uitvinder Christopher Arnold spreekt in een uitvinding waar ook Bedini en Sprain weer naar verwijzen, van elektronenclusters, van het Electrum Validum, in de uitleg van zijn op neodymium magneten draaiende, superefficiënte Plasma-fusie motor generator uit 2001 (hiervoor niet besproken, U.S. 6271614). Vermoedelijk speelden dezelfde elektronenclusters niet alleen ook een rol bij de Magnatron koude-fusievoorloper Rory Johnson, maar ook bij vele andere vindingen die we bespraken. Met de EVO technologie zo stelt Shoulders in 2007 kan in principe ruimtevoortdrijving en een afweerschild gemaakt worden, maar dat laatste kost aanzienlijk meer moeite dan het produceren van het wapen. Echt Starwars dus. Moge de kracht met u zijn, want zelfs een allesvernietigend Starwars' evo-zwaard kan zo worden gefabriceerd. Shoulders ontwikkelde het proces verder met zijn zoon Steve. De ontdekking die volgens de onderzoeker Hal Fox als de grootste van de 20e eeuw moet worden beschouwd, vormt een mijlpaal in de formele erkenning van de mogelijkheid om ruimte-energie om te zetten in bruikbare elektrische energie. Samen met Fleishman en Pons van de koude fusie zou hij de Nobelprijs moeten krijgen zo stelt Fox. Ken Shoulders maakte ook op de MIT conferentie voor Koude Fusie technologie in 2005 melding van een verband tussen EVO's en het Hutchison effect. Verder hebben ook de Russen Alexander Ilyanok uit Belarus, en Mesyats en Baraboshkin uit Ekaterinburg nader onderzoek gedaan om deze 'ladingcluster'-technologie verder te ontwikkelen en ontdekte Stan Gleeson, uit Cincinnati, Ohio samen met Dr. Shang Xian Jin dat het proces ook in water werkt en effectief radioactiviteit kan reduceren. Met die alternatieve mogelijkheden voor het ontwikkelen van toepassingen komen de HDCC ook in zicht bij het verklaren van de waterprocessen in de vrije energiesfeer (literatuur, artikelen, pagina's 1, 2, 3, 4).

HDT-elementen
massa
lading
spin
intensiteit
tijd
tijdruimte
oneindig
oneindig
geen
oneindig
+ lineair
universele ether
0
0
half
hyper
cyclisch
graviton
0
±
dubbel
normaal
cyclisch
integron
nihil
0
geen
geen
- lineair
neutron
1 + nihil
0
half
geen
+ lineair
proton
1- nihil
+
half
super
cyclisch
elektron
nihil
-
half
super
cyclisch
De hoofdrolspelers in de HDT en hun veronderstelde eigenschappen:
het graviton is de gastspeler en de lokale ether is quantummechanisch herkend als het integron.

Met de elektrolyse van Kanarev, Stanley Meyer en Bill Williams (ix) wordt water elektrisch geladen dat dan met de polariteit van de elektrolyse, met name via een 'catastrofaal diëlektrisch mislukken' van de opgebouwde lading, extra energie oplevert door van het integron van de individuele watermolecuul de energetische basis te veranderen. Dat integron krijgt door de 'energetische rek' die specifiek in een watermolecuul zit een extra toevoer van gravitonen te verwerken, de energie neemt toe van het watermolecuul, maar daar is het heersende neutron dat het integron tegenwicht biedt niet van gediend, dat neutron moet de zaak compenseren met een greep uit de tijdruimte om extra steun, en die extra energie zorgt ervoor dat het watermolecuul uit elkaar valt - er is immers extra integron- en neutronenergie voor - en dat er ook een restpotentiaal in het water ontstaat dat als een soort van kettingreactie nog een hele tijd freewheelt voordat de orde van het juiste neutron/integron evenwicht dat voor het trillingsgetal van het water geldt hersteld is. 'De volts aan spanning worden omgezet in ampères aan stroom en daardoor vindt er een vernietiging plaats van het water dat dan opsplitst in waterstof en zuurstof', zoals dr. Peter Lindeman Meyer's werk analyseert. Water dat geladen is kan tot ontbranding overgaan omdat met een restproductie aan waterstof en zuurstof het verbrandingsproces de lading er als het ware uit kan zuigen. Als ergens in dat water de lading ontsnapt probeert de rest van de lading daarvoor in de bres te pringen om de lading gelijk te verdelen, en dit gaat dan door tot de lading te laag is om nog brandbaar Brownsgas vrij te kunnen maken. Uitgebrand is het water dan weer normaal. Geladen is het min of meer gravitonenwater, water met een te hoog energieniveau voor het normale trillingsgetal van water, dat je ook onzeker water zou kunnen noemen, water dat op springen staat. Ook al werd de lading met elektriciteit opgebouwd is het dus geen elektrische ontlading maar een gravitationele ontlading die vertraagd verloopt via het 'opgeschrikte' water dat zich langzaamaan weer 'ontspant'.
    Dit effect van water met een verkeerd trillingsgetal dat energie oplevert in dissociatie, doet denken aan het Keely-effect van het via geluidstrillingen beïnvloeden van het trillingsgetal van verschillende soorten van materie (ii) en het Huchison-effect (x) dat langs een andere weg hetzelfde doet. Dat koeien en planten het beter doen op klassieke muziek dan op popmuziek was al bekend. De interferentie van verschillende trillingen geeft een erbij behorend opladen van de materie die dan 'zichzelf' niet meer is, en waardoor de integronwaarde en tijdruimteverhouding van de materie wordt aantast, zodat er een uitweg wordt gezocht of een plaats die beter past bij het nieuwe trillingsgetal. Iedere planeet heeft een eigen trillingsgetal samenhangend met de omtrek van de planeet. Het heet wetenschappelijk sedert 1952 de
Schumann-frequentie, het is een ultralage frequentie (ULF) die voor de aarde varieert van tussen de 7.8 Hz standaard en de 33.8 Hz, met 59,9 Hz als een boventoon. Hij bestaat uit het resonantiegetal van b.v. bliksemflitsen in de holte gevormd tussen het oppervlak van de aarde en de ionosfeer. Het betekent dat het licht van een bliksemflits 7.83 keer om de aarde gaat in één seconde en dus de aarde dat getal geeft als haar basisfrequentie van resoneren. Een hoger trillingsgetal hoort dus bij een kleinere planeet als de snelheid van het licht elders gelijk zou zijn aan die van dit zonne- of sterrenstelsel. Maar we zagen al dat de lichtsnelheid een relatieve constante moet zijn die samenhangt met de afstand tot het centrum van het sterrenstelsel in kwestie. Zo kan je dus ongeveer eenzelfde trillingsgetal hebben met een heel andere planeet dan de onze, of eenzelfde planeet in een ander sterrenstelsel met andere lichtsnelheidsverhoudingen. Oppassen dus met alternatieve elektromagnetische frequenties en tijdmaten die ermee samenhangen. De wereldcultuur is daarmee ook gewaarschuwd voor het vasthouden van een tijdregelmaat die vreemd is aan die van de aarde. Men heeft er een psychologie mee van een 'verschoven' tijdbewustzijn. Volgens de formule Pt=Tw-TK is de psychische instabiliteit van de tijdervaring er als de resultante van de spanning gevonden in het verschil tussen de klokkentijd en de tijd van de natuur (Meijer 1992). Klokken en kalenders moeten wetenschappelijk gesproken gelijklopen met de frequentie van een passerende zon en maan om collelctief zonder illusie gelijkgericht te zijn op de materiële werkelijkheid en wetmatigheid van die planeet. Onze greep op de werkelijkheid en onze geestelijke gezondheid wordt erdoor bepaald. Een ander trillingsgetal geeft zo een andere planeet of een parallele wereld in een ander sterrenstelsel met een naburige frequentie. Zo zou er dan een hele bandbreedte aan parallelle werelden bestaan waarheen men dan in fasen (psychisch, emotioneel, materieel) getransporteerd kan worden bij het manipuleren van elektromagnetische velden of met alleen al het aanhouden van de standaardtijdfrequenties van burgerlijke tijdconditioneringen. Het zou heel goed de buitenaardsen uit kunnen lokken om 'graancirkel' te gaan prediken hier in onze graanvelden. Het proces van het energie krijgen tot men teleporteert lijkt als volgt te gaan; eerst ontstaat er een energetisch effect door het afwijken van de standaardgravitatie van je plaats in het universum, dan ontstaat er antigravitie door het wegvallen van de integron druk en vervolgens ontstaat er teleportatie via de hyperruimte naar de naburige frequentie van een andere planeet van een soortgelijk formaat als de hele integriteit van trilling 'overspringt' of 'wegschuift' naar een ander trillingsgetal van de kromme ruimte. In feite is dit verschuiven een fenomeen dat geobserveerd is in o.a. het z.g. thether-incident van de NASA waarmee in het infrarood een druk UFO-verkeer werd waargenomen in de hogere luchtlagen.
  Searl en Sweet (xii) maakten beiden melding van eerst energieproductie en toen antigravitatie van hun generatoren die respectievelijk uit diallel gearrangeerde roterende magneten bestaan (Searl) dan wel uit snel vibrerende magneten (Sweet). Ook Huchison ziet op basis van interfererende elektromagnetische frequenties in een testgebied net als Sweet (xii) antigravitatie ontstaan als de integron lading van zijn objecten door het aanzuigen van de gravitonen onafhankelijkheid bereikt in het 'laden' van de materie met een andere, materiaalvreemde frequentie. Men zij ook in dit verband herinnerd aan de catastrofale gevolgen van het z.g.
Philadelphia experiment (Project Rainbow) van de amerikaanse marine in 1943, ondernomen als een alternatief voor het Manhatten project om de oorlog te winnen. Men probeerde naar verluid met de geheime medewerking van Tesla en Einstein, een oorlogschip genaamd de U.S.S. Eldrigde (fot0) onzichtbaar te maken door sterke elektromagnetische velden om het schip heen te vormen. Het werd een puinzooi omdat de magnetische velden niet roteerden en er zo niet een mogelijkheid was om een afgrenzing van het veld met de verhoogde elektromanetische energie te vormen. Men bereikte dislocatie (teleportatie), verdwijning en herverschijning, zowel als het samensmelten van heterogene materialen zoals Huchison dat ook constateerde: bemanningsleden versmolten met het metaal van het schip, anderen werden gek of losten spontaan op in lucht of vlogen in brand in de periode erna. Men kon het verschijnsel niet beheersen, en stopte het project in de doofpot vanwege de rampzalige gevolgen. Dat was toen, maar tot op heden schijnt men er in het geheim nog mee bezig te zijn in een geheim project genaamd het Montauk Project, dat goed geheim gehouden een bron van vele samenzweringstheoriëen vormt over UFO-technologie en gedachtencontrole-apparatuur als militair wapen. Het moge duidelijk zijn dat het experimenteren met magnetische velden mogelijk een bron van energie oplevert, maar dat het ook een gevaar kan vormen als het de elektromagnetische basis van ons eigen fysieke, en door het integron beschermde bestaan aantast. Door het oproepen van een kunstmatig zwaartekrachtveld vervormt men de tijdruimte zoals ook ieder hemellichaam dat doet, zo legde Einstein uit aangaande de kromme ruimte van het integron. Die vervorming geldt niet voor de lineaire tijd echter die wordt gehandhaafd in het zelfgeschapen veld waarmee ook de elementaire structuur van de materie daarin die bestaat uit protonen, elektronen en neutronen gehandhaafd blijft. Zomaar vibreren van magneetvelden kan extra energie opleveren, maar ook een ernstige integriteitscrisis van het fuseren van 'heterogene materialen opleveren als het evenwicht van de lineaire orde, de integriteit van de materie, met de lineaire vibratie niet wordt gehandhaafd. De paradox van de hyperruimtesprong bestaat eruit dat men door de cyclische actie van magnetische velden de lineaire onafhankelijkheid van het integron creëert.
   Ook mechanische actie van water(damp) trekt gravitonen aan zoals aangetoond in de waterdruppelaar van Kelvin, de Testatika van Baumann (viii) en de hydrosonische pomp van Griggs en zijn voorgangers. (x) De atomaire structuur van (zwaar) water leent zich zoals we bij de koude fusie en de processen van Kanarev al zagen heel goed voor het opladen van de toegevoegde energie die bij de verschillende vormen van ontlading de gravitonenstroom die zo door de beweging van het water werd aangetrokken polariseert. In verhouding tot een elektrostatische spanning polariseren ze bij Bouwmann tot bruikbare elektrische energie. Ze kunnen worden omgezet in overunity warmte zoals bij Griggs, of ook tot een dynamische elektrische ontlading worden verleidt zoals bij Kelvin. De Testatika vangt m.b.v. de elektrostatische lading, die mechanisch wordt opgewekt, met zijn aftasters de tegengesteld werkende stroom van polariserende gravitonen op zodat de machine een self-runner met overunity wordt. Kelvin realiseert dat verschil tussen het begin en het einde van het bewegingstraject van het vallende water zoals een bliksemstraal dat doet en Griggs vindt zijn overunity hitte via de explosie van de door de holten in de rotor opgeroepen belletjes.
   Met hun machines overwinnen de uitvinders niet meteen de zwaartekracht of de locatie van de generator in de universele ether als de magnetische velden niet supersnel of hypersnel ronddraaien. Men wekt er allereerst, middels de dynamische relatie van de gravitonen met de bewegende magneten energie mee op uit het vacuüm. Alleen het Searl effect kent antigravitatie door superrotatie. De twee uitzonderingen gevormd door de frequentiebeînvloeding van Sweet met zijn generator en van Huchison in zijn antigravitatie-experimenten zijn, omdat ze geen van beiden berusten op rotatie, minder te verkiezen volgens de HDT. Zonder rotatie wordt er geen integron voor het object geschapen maar slechts weggetrild, de opgewekte gravitonenstroom verdringt dan het integron en dat kan rampzalig uitwerken op de integriteit van de elektromagnetische materie van de gebruiker. Het zou zelfs een desintegratiewapen kunnen vormen.
    Wat betreft de ethermachines tot dusverre besproken is er samenvattend dus sprake van energiewinning door het omzetten van de natuurlijke gravitonendruk: E+Egd= ouE. Ofwel: een basisenergie (E) die gravitonen weet aan te trekken levert overunity energie (ouE) op bij omzetting van de gravitonen die van nature toestromen door de integron-gravitonendruk van de zwaartekracht (Egd). Anders gesteld kan je zeggen: de druk van de lineaire tijd (Egd) levert overunity energie op (ouE) als een na opstart de door het systeem gehandhaafde basis-energie door een cyclisch proces gravitonen weet aan te trekken. De aangewezen methode voor het aantrekken van de gravitonen is de rotatie van magneetvelden, lucht of vloeistoffen. Lineaire systemen die destructief zijn met het integron, d.w.z het integron niet opbouwen en herintegreren, ofwel een eigen zwaartekrachtveld vormen, geven bij schaalvergroting problemen, ook al kunnen ze op kleine schaal voor particulier gebruik nuttig zijn. De ethermachines zijn gravitonenpompen die de lineaire tijd omzetten in cyclische tijd. Die cyclische tijd kan elektrische of mechanische energie opleveren, maar kan in meer ontwikkelde toepassingen rechtsreeks materie produceren. Het klonen of reproduceren van bestaande materie als een soort van versnelling van de natuurlijke expansie van de materie is mogelijk in de HDT. De natuurlijke lokale elektrische werking van de kristallen van Huchison valt ook onder deze definitie. Door de geordende structuur van de kristallen rangschikken de gravitonen zich zodanig dat ze, als met een elektrische impuls het kristal geladen wordt, een geordende gravitonen-onzekerheid opleveren. Het onzekere kristal zoekt via een elektrische potentiaal dat vanuit zijn ordening ontstaat dan zijn oude zekerheid weer. Afhankelijk van zijn structuur kan het kristal mogelijk lang of kort die onzekerheid vasthouden, ongeveer zoals de ene stof beter magnetiseert dan de andere stof (x). Oppervlaktevergroting door het vergruizen van het kristal levert meer potentiaal op. Dit is wat Huchison laat zien in zijn Crystal Energy Cell demonstratie. De radiant energy zoals van Tesla, Moray en het staafeffect (iv) is dan niets anders dan het rechtstreekse aanspreken, via metalen platen of combinaties van metalen in een diode, van het potentiaalverschil tussen de lineaire ether van de tijdruimte (de 'neutrino's' etc.) en de cyclische gravitonenflux van de cyclische ether of kromme ruimte oftewel het aardmagnetisme. In dit laatste geval is de aarde de draaiende magneet en zijn eigen constructies van draaiing overbodig. De aarde pompt a.h.w. al zijn eigen gravitonen. Dergelijke machines zijn relatief het eenvoudigst qua principe, ze benaderen het best de definitie van de ethermachine als zijnde een ventiel, sluis of klep voor de ruimte-energie. Daar hebben we dan wel energie van, maar geen ruimteschepen. Lang leve ruimteschip aarde.

Wat nog rest is het verklaren van de orgone energie van Reich (iii). Deze is wat gecompliceerder omdat hier de antimaterie ofwel het verschijnsel van het biologisch leven een rol in speelt. Reich constateerde een temperatuurverschil van 0.3 - 1 graad C maximaal tussen organische en anorganische stof, alsmede een energetisch, orgonaal effect in samenhang met aan de basis onderling verbonden lange metalen buizen in een z.g. cloudbuster. Ondanks Einsteins tegenwerpingen geven we hier Reich het voordeel van de twijfel ervan uitgaande dat Einstein bij gebrek aan een theorie van alles (onze HDT) wellicht last had van het heersende horizontale denken waaraan hij met zijn verworven status vast zat. Reich noemde zijn energie orgonaal, omdat organische moleculen de etherische energie meer aantrekken dan niet-organische moleculen. M.a.w. het organische zelf vormt een gravitonenpomp volgens Reich. Organische materie kent een holistische integriteit: het heeft, als het nog leeft, een zelfbewustzijn en daarmee een vrije wil die de anorganische materie niet heeft. Organische materie kan dus verticaal met een eigen wil opklimmend in het bewustzijn tot vereniging komen waar anorganische materie niet zoiets kent. Organische materie heeft dus een spirituele tegenhanger; ofwel geest, intelligentie, lateraliteit, ego, gevoel en zelfbewustzijn volgens de HDT. Anorganische materie heeft weliswaar een gravitonenrelatie ofwel elektromagnetische eigenschappen en een ermee samenhangend krachtveld, maar heeft geen weet van een spirituele tegenhanger. Anorganische materie is onpersoonlijk, het is zich, levenloos als het is, niet bewust van een parallelle organisatie in de antimaterie. De antimaterie geeft de materie samenhang, integriteit, zelfcontrole en een motief van zelfbehoud. De materie geeft diversificatie te zien in een proces dat we evolutie noemen. Uitgeëvolueerd op het materiële vlak bestaat de volgende stap uit de weg terug naar de singulariteit via de weg van de antimaterie. In die evolutie ontstaat geslachtelijkheid, intelligentie en geest waaruit dan in de niveaus erboven de rest van wat de HDT beschrijft volgt.
     Zo ontwikkelden levende wezens zelfbewustzijn en controle. Er is als het ware een kringloop van de zich differentiërende energie op het materiële vlak die overloopt in de zich verenigende energie die van de verscheidenheid weg beweegt of weer terug gaat naar de eenheid van het singuliere op het antimateriële of spirituele vlak. De spirituele evolutie neemt het over van de materiële.
Charles Darwin (1809-1882) heeft geen ongelijk volgens de HDT, maar beschrijft slechts het materieel diversificatieproces van organismen, niet hun realisatieproces waarin ze hun oorspronkelijke eenheid in het voorbije zoeken en vinden. Vanuit een oerstof ontstaan we, maar we we keren er ook weer naar terug. Het zijn evolutionaire ideeën die terug te vinden zijn in de opvattingen van presocratische natuurfilosofen als Democritus (460-370-80 vChr.), bij de duitse romatische filosoof, de 'transcendentaal idealist' Friedrich von Schelling (1775-1854) en bij de franse theoloog en paleontoloog Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955). Door die intelligentie van het zoeken van symmetrie met het materiële zonder dat de verscheidenheid van de materie wordt verloren - een verschijnsel wat je de organische wet zou kunnen noemen - hebben organismen hun bestaansrecht met een greep op de materie en bereikt de evolutie die zo met de persoon een volgende fase ingaat volkomenheid. In die volkomenheid vormt het levende wezen een binnen-buitenafgrenzing, een dipool van eenheid of tijdloosheid die staat tegenover de verscheidenheid of tijdelijkheid, een dipool die op basaal niveau al vanaf het begin van de schepping bestond. Het zelfbewustzijn wordt gevonden in een realisatieproces, het wordt niet geconditioneerd van buitenaf als een aanvulling op de materie. Er is dus wel degelijk een 'intelligent design' van een zich manifesterende spirituele antimateriestructuur volgens de HDT. Zo'n design wordt ook geïllustreerd door het verschijnsel van verschillende humanoïden op verschillende planeten zoals de Disclosure Group bevestigt. Wat de britse bioloog Rupert Sheldrake morfische resonantie noemt geldt dan als een aanduiding van de aanwezigheid van het intelligent kosmisch ontwerp, een elders geëvolueerde vorm die model staat voor de ideale organische vorm: de humanoïde vorm, een vorm waar een schilpad, een spin, een aap, of welke organische levensvorm op een andere paneet dan ook met hetzelfde evolutionaire recht naar toe kan evolueren (Ninja Turtles for real!). De zwitserse best-sellerauteur Von Däniken met zijn stelling dat de goden kosmonauten waren die onze soort misschien dan minder morfisch gestalte gaven kan daarbij ook heel goed gelijk hebben. Waarom zou de natuurwet niet gelden die stelt dat de hoger geëvolueerde integriteit dominant is t.o.v. de lagere soort tot op het verschijnsel van hogere en lagere humanoïden toe? De menselijke vorm mag dan superieur zijn, maar dat houdt nog niet in dat homo sapiens de superieure humanoide is, de god der mensen zou zijn (ookal kan dat ook wel zo zijn natuurlijk, wij hebben immers geen vliegende schotel voor het paradijs nodig waar we al zijn). De tegenstelling tussen de materie en de antimaterie was de eerste in de schepping. Eerst was er het singuliere waarin alles één is. Toen was er pure energie, de donkere materie die we tijdruimte noemen alsmede het bewustzijn ervan als de eerste anti-materiële tegenhanger. Toen splitste de lineaire tijd zich op qua richting en werd de universele ruimte geschapen waarbij het ego zich losmaakte van de gelukzaligheid van het zefbewustzijn, van de gelukzaligheid van het geheel. Toen pas kwam er, als condenserende waterdruppels, de cyclische materie der manifestatie door het wervelen van de tijdenergie die in tweeën splitste omdat ze geen evenwicht kon vinden. De gebroken symmetrie ligt aan de basis van de schepping zo stelt de gevestigde natuurwetenschap het vandaag de dag zoals we al zagen. Die materie combineerde tot organismen die blijk gaven van de gelijktijdig ontwikkelde verscheidenheid van de sprituele, tijdloze antimaterie. Pas met de cyclische manifestatie van de materie is er sprake van krachten die met die materie werkzaam zijn. Simpel gezegd was er na het Ene eerst de donkere energie, toen de tijdrichting, en toen pas een materieel krachtenspel; energie, tijd en kracht ofwel: de pradhâna, akasha en shakti van de drie Vishnu's, de oerether, de universele ether en de lokale ether zoals we die al besproken. Spiritueel is er parallel daaraan vanuit de Ene zelfbewustzijn, dan ego en dan de seksuele tegenstelling met een geest en een intelligentie; zelfbewustzijn, ego en wijsheid (vergelijk: de natuurlijke geaardheden in het Spel van de Orde). Pas in de evolutie van het organisme toont zich de orgone energie die het resultaat is van de aangeboren neiging tot verenigen, het verlangen terug te keren naar het singuliere of naar de op de achtergrond steeds aanwezige God, zoals men de integriteit van het Volkomen Geheel is gaan noemen. Bij spirituele vereniging komt immers energie vrij, de energie die opgesloten zat in de conditioneringen, net zoals dat materieel het geval is bij het tot water verbranden van waterstof en zuurstof.


           De schematische voorstelling van de orgonaccumulator van Reich

Zoals de vedische klassieken het stellen: damp of lucht geeft vuur en vuur geeft water. Zo ook geeft de omkering van de evolutie in de devolutie van de antimaterie hitte die aan de binnenkant ontstaat waar de vereniging plaats vindt. De energie van de evolutionaire druk moet ergens heen en ontwikkelt zo dan warmte. Zo zijn organismen warm in de biochemische vereniging van hun etherische, organisch afgegrensde water en draagt de organische materie ervan nog heel lang die warmtecapaciteit in zich als het leven er al uit verdwenen is. Iedereen weet dat een wollen trui 'warmer' is en 'beter ademt' dan een synthetische trui. Maar kunnen we dit gevoel technisch goed verklaren vanuit de horizontale logica van het niet-hiërarchisch denken volgens het oude wetenschapsmodel? Nu moeten we eerlijk zijn en niet arrogant de geldigheid van het horizontale denken als bewijs voor de ongeldigheid van het verticale HDT-denken naar voren schuiven. Het warmte-effect, dat er in de orgonale experimentele opzet zoals in de afbeelding hierboven weergegeven werkelijk is, is te verklaren uit de antimateriële, hiërarchische devolutie die in de vereniging in principe warmte doet ontstaan. Hoe dat bij wol en katoen zo kan zijn van een organisme dat al dood is laat zich verklaren als een gravitonenlading waarmee de antimaterie in het levende wezen evenwicht hield, en die in principe kan verdwijnen in de loop van de tijd. Zo kan verse wol een hoger temperatuurverschil opleveren dan oude wol. Dat moet experimenteel worden onderzocht.
  Er bestaat zoiets als
spontane zelfontbranding van mensen waaruit blijkt dat de controle op het organisch/etherisch hitteproces weg kan vallen. Hoe weten we niet precies. Een voorbeeld van een geslaagde organische hittebeheersing wordt gevormd door mediterende monniken. Sommige monniken in de Himalaya's kunnen naakt in de vrieskou mediteren zodat de sneeuw om hen heen smelt. Ze genereren puur hitte omdat ze gravitonen kunnen produceren door hun spirituele vereniging. Ze worden dan niet magerder dan normaal, maar boeten wel in aan handelingsvermogen. De levensenergie moet ergens heen. De materie op zich lukt dat niet omdat die immers onder de evolutionaire druk staat van het diversificatieproces waarin de krachten elkaar gescheiden houden. In de devolutie echter gebiedt de ziel een einde te maken aan de diversificatie die dan karma of resultaatgericht bezig zijn heet. In deze vereniging noemt men de warmte spiritueel geluk en liefde. Dat is wat we ervaren als we zondagen vieren: geen karma meer maar vereniging zonder vruchtdragende bezigheden. Dan is er de liefde en de warmte van het samenzijn dat niks anders wil dan dat. De normale principes van de thermodynamica in de natuurkunde hebben betrekking op de horizontale processen van het binden en ontbinden van energie. Verticale hiërarchische evolutie of devolutie van energetische verschijnselen in de materie vallen buiten die zienswijze. Verticaal is materialiseren en dematerialiseren een normaal iets. Zo is de evolutie en haar tegenhanger nou eenmaal. We komen ergens vandaan en keren ook weer ergens naar terug. In het verticale bindt de energie zich evolutionair stapsgewijze in de diversiteit van de materie terwijl in de antimateriële vereniging die energie vrijkomt als bindmiddel van liefde en geluk voor het ego dat tot zelfbewustzijn moet komen. Zo zijn we dan perfect logisch met de aanname van het graviton met zijn universele krachtveld, of beter gezegd zijn tijdruimtelijke werkelijkheid of ruimtebereik, als de materiële parallel van het ego met zijn gelukzaligheid van seksuele vereniging. Van belang in dit verband is te onthouden dat je de ruimte als een vorm van materie kan zien en andersom, net zoals je tijd en materie als omvormingen van elkaar kan zien. Tijd, ruimte en materie definiëren elkaar als zijnde de basiselementen van de zichtbare werkelijkheid: materie is tijdenergie die een bepaalde ruimte inneemt.
    Sommige wetenschappers noemen religie en meditatie een regressief proces, maar regressie is niet het juiste woord. Devolutie is het juiste woord. In het Engels betekent het het delegeren van centrale overheidstaken naar regionale besturen, maar hier willen we deze term gebruiken voor een natuurlijk proces van innerlijke vereniging met behoud van uiterlijke verscheidenheid en structuur. Regressie suggereert in een horizontale visie het uiteenvallen van de structuur van de materie in de richting van een voorgaand stadium. Maar devolutie keert alleen maar de gang van de evolutie naar binnen waarbij de verscheidenheid niet verloren gaat: er is dan verticaal 'verval' in de zin van het niet verder tot resultaten komen. De energie wordt aangewend voor het geluk en het zelfbewustzijn, voor de stabiliteit van het huwelijk en de harmonie van de geest en de intelligentie. Rituelen zijn er dan om contact te houden met de werkelijkheid en een teveel aan energie af te voeren om 'zelfontbranding' of ongewenste zelfverhitting te voorkomen. Iedere cultuur van geestelijke vereniging kent rituelen en offerplechtigheden. Horizontaal denkend begrijpt men dat niet en denkt men dat er iemand ergens voordeel zit te behalen met de religieuze truc. Maar de meeste spirituele oefeningen zijn heel goed alleen te volbrengen zonder aandacht van anderen. Dus die redenering gaat niet op. De essentie van de energiekwestie zoals hier besproken is dat we van de (relatieve) ether mechanisch-experimenteel of organisch in geestelijke vereniging energie krijgen en harmonie vinden. De voorstelling van zaken dat het allemaal bedrog is van mensen die je alleen maar geld en je energie - of zelfs je intelligentie of integratie - kosten, wijzen we hier radicaal af als een vorm van ziekelijke achterdocht of jaloezie, een product van een verkeerd tijdbewustzijn. Religies mogen dan oude koek zijn en de religieuze boeken vol staan met metaforen en allegorieën, maar ze vormen nog steeds een essentiële basis van etherische energiewinst waarop de cultuur gedijt. De energiekwestie is in psychologisch opzicht opgelost als we de orde van de tijd helder voor ogen krijgen zoals die er in de natuur is. Met het oplossen van de psychologische problematiek van een foute conditionering staan we dan vanzelf voor de volgende praktische stap in onze culturele evolutie: het vervangen van verbrandingsmotoren door kwantummechanische vacuüm- of ruimte-energie omzetters ofwel ethermachines die werken op basis van een experiment dat de relatieve ether als een energiebron bevestigde. Dat experiment moeten we zien te realiseren zodat al deze theorie en de bijbehorende speculaties en hypothesen tot repliceerbare machines leidt, ofwel werkt, en dus ten minste gedeeltelijk, in haar grondslagen dan, geldig is. Tot die tijd zullen we het met zonne-energie moeten doen als de vorm van duurzame energie die het dichtst bij de directe winning (of omzetting) van de relatieve ruimte-energie staat.
    Willen we dus begrijpen wat Reich aan het doen was, dan moeten we de verticale denktrant achten. Hij zag duidelijk een verband tussen orgone energie en seksualiteit. Hij veronderstelde dat een persoon blootstellen aan orgone energie in een van zijn accumulators de persoon zou genezen van impotentie en dergelijke. Het zich
seksueel verenigen vormt tantrisch, d.w.z. meditatief geweldloos niet op een resultaat gericht, in de HDT een van de twee toegangspoorten - de z.g. dyonisische of hedonistische weg - die de geestelijke vereniging mogelijk maakt. De andere weg is die van de geestelijke verenging in de intelligentie: de apollinische weg. Men spreekt ook van van links-handige en rechtshandige tantra yoga in dit verband. En die twee keuzen zijn er voor de beginners. Zo gauw er ego bij ontstaat is het afgelopen volgens de HDT. Mediteer je op de seks, dan verenigt zich de intelligentie met de geest tot ego. Evenzogoed kan je ook merken dat met intellectuele arbeid die niet op resultaten is gericht een celibataire weg kan worden ingeslagen: de seks kan een storende factor worden omdat die de aandacht voor het 'hogere' teveel afleid. Het ego of ik-besef dat ontstaat uit de geestelijke vereniging staat tegenover het geluk dat men zoekt in de seksuele vereniging. Het is volgens de HDT een onvermijdelijk neveneffect a.g.v. de dualiteit van het geheel. Dus tenzij men in het volgende stadium het ego samenvoegt met het geluk zonder verder nog de seks erbij te halen, kan er geen stabiel zelfbewustzijn ontstaan dat de controle over de materie mogelijk maakt die de mens nodig heeft om zijn vrije wil niet-destructief uit te oefenen en zo vreedzaam in harmonie met de natuur en met elkaar voort te kunnen bestaan. Na de seksuele meditatie komt de egomeditatie, na het seksgeluk komt het egogeluk. Egogeluk is zelfbewustzijn, is individuele ziel. De materiële parallel daarbij is dat de energiewinst en warmtewinst uit de materiële vereniging op organische basis de omzetting van gravitonen ofwel van orgone, ongerichte energie inhoudt op materiële basis. In strijd met de principes van de thermodynamica als een dergelijke energiewinst is, is dat niet in strijd met de HDT. Orgone energiewinst is niets anders dan het omkeren van de kracht van de evolutie, een omkering waarin gravitonen worden teruggewonnen door de diversificatie of het karmisch streven naar resultaten op te geven. Voordeel: materieel is er thermische energie en vitale harmonisatie en spiritueel is er een toename van de synergie omdat er meer liefde en geluk is en het ego tot zelfbewustzijn kan komen. Dit strookt dan met Reich's claims dat zijn accumulator mensen zou genezen van verkoudheden, kanker, en seksuele klachten.
    Bij de orgone energieproductie is er samenvattend dus allereerst de tantra, dan wel de intellectualiteit, van het overstijgen van de geest en het seksuele en is er vervolgens in de niveaus hoger in de individuele ziel het verenigen van het ego in het geluk. Tenslotte moet ook de individuele ziel zijn eeuwigheid zoeken in de meer duurzame en permanente bevrijding in het singuliere zelf van het universum: de Superziel van wat de persoon oorspronkelijk is als een vereniging van alle materie, ruimte en tijd. In spiritueel opzicht is de HDT in overeenstemming met de inhoud van de wetenschap van de tantra en de yoga: eerst is men pas'u-tantrisch puur seksueel om de geest een ik te geven, dan is men vira-tantrisch meer met de yoga bezig om het geluk een ziel te geven en tenslotte is men divya-tantrisch met zuivere toewijding meer als een monnik overwegend celibatair bezig om het zelfbewustzijn tot Godbewustzijn te brengen. En zo is dan de tijdloze devolutie compleet zonder dat er regressie plaats vindt op het materiële vlak.
   Met deze laatste directe energiegenerator van Reich kunnen we dan besluiten dat de technicus een mens met zelfbewustzijn is die zich niet buiten de machine heeft gesloten. Wat we van Reich kunnen leren is dat de mens zelf de belangrijkste generator is van vrije energie, vrij energie die we nodig hebben om meer synergie te vinden met elkaar en zo gezamenlijke problemen op te kunnen lossen. Bij Reich zien we organisme en mechanisme in elkaar overgaan en zo vormt hij een mooi sluitstuk in de energiekwestie. Wellicht duurt het nog dertig, veertig jaar eer we vrije-energiemachines in de winkel kunnen kopen. Technologie ontwikkelen voor de consument kost nu eenmaal veel tijd en inspanning. Zijn z.g. cloudbuster om het klimaat te beheersen laten we hier als een karmische excentriciteit van hem voorlopig nog even buiten beschouwing. Het lijkt niet direct van belang voor het onderwerp van de energiekwestie om wolken uiteen te drijven, ook al is er wel een verband met het klimaatprobleem. Het klimaat laten herstellen door het minder te storen is meer het plan.
   Als conclusie kunnen we stellen dat de held in ons verhaal het graviton-deeltje is: het onzichtbare en massaloze deeltje cyclische tijdenergie met zijn diffuse lading en spin. Volgens de formele natuurkunde is, in het raamwerk van de kwantum veldtheorie, het graviton een hypothetisch elementair deeltje dat de zwaartekracht overdraagt, en dat doet het via wat we het integron ofwel het lineaire effect van de ruimtedruk hebben genoemd. Het deeltje niet kennend hoopt men het in deeltjesversnellers aan te tonen. De
snaarheorie voorspelt het bestaan van gravitonen namelijk alsmede hun duidelijk omschreven interacties. Maar de HDT stelt dat manipulatie van het graviton niet mogelijk is zonder het in een ander deeltje om te zetten, net zo min als de snelheid van het licht als een materiële grootheid kan dienen voor het bewijs - of weerleggen - van de ether als een zijnde een niet-materieel, maar protomaterieel verschijnsel. Je vergelijkt appels met peren en dat gaat niet in de HDT, in de HDT moet je anders rekenen op een ander nivo van de hierarchie der manifestatie. Het zijn de effecten die we hier hebben besproken die het experimenteel bewijs van het graviton vormen. Ronddraaien of vibreren van magneetvelden geeft energie, doet iets met de zwaartekracht en kan de tijdruimte vervormen. Maar een flesje gravitonen blijft gewoon een flesje met een vacuüm. Een leuke beschrijving van het graviton vonden we op YouTube. Een jonge amerikaanse vrouw zonder enige kennis van de natuurkunde had een droom en vertelt erover in een filmpje genaamd: Random Thoughts - What is a Graviton?. Ze zag een deeltje in de vorm van een kraal en daarin een boom als een DNA-streng geprojecteerd. Daarop vroeg ze zich af: 'God are you telling me that the nature of the universe is contained in a graviton particle?" De HDT geeft haar gelijk, heel het universum treft men aan in de ruimte die gevormd wordt door het graviton.

De energiekwestie is, met inbegrip van zijn innovaties en de HDT-verklaring met het accepteren van de realiteit van de orgone kwaliteit, zoals we zagen tevens een kwestie van hoe we met onze persoonlijke energie omgaan: zijn we naar boven gericht op onbaatzuchtige, geestelijke liefde en innerlijke vereniging met de persoonlijke en maatschappelijke voordelen daarvan of zijn we vol van wedijver gericht op het krijgen van biologische of geesteskinderen die de materiële continuïteit van onze beschaving moeten zekeren? Het antwoord is dat de ladder van Jakob naar boven zowel als naar beneden kan worden gebruikt. Het is zoals we het in De Ether Bestaat! (Aadhar 2006) al zagen meer een z.g. Eschertrap: het opklimmen is tegelijkertijd het afdalen. Dàt is evolutie en verfijning in harmonie. En daar gaat het om. Voor onze vooruitgang als mensheid in zijn geheel is het verticale HDT-begrip van de relatieve ether in ieder geval van essentieel belang als we de kwestie van de directe energiewinning en de klimaatbeheersing willen aanpakken. Voor het verklaren waarom er met directe transformatie elektrische of mechanische energie verschijnt zullen we ons in deze richting moeten bewegen. Als we namelijk niet de energiebron kennen, maar met een vinding als van de boven beschreven ethermachines wel energie weten op te wekken, ontstaat het merkwaardige probleem dat we handen hebben die met het uitvinden intelligenter blijken te zijn dan onze hersens kunnen bijbenen: handen die slimmer zijn dan hersens. Het kindje is er al maar kan nog niet nadenken. Met de ethertechnologie staan we, zoals ook Bearden dat bevestigt, absoluut nog in de kinderschoenen. Het bespreken daarbij van een mogelijke free energy suppression samenzwering van zittende financiële machten die repressief zouden zijn is dan minder van belang dan het doorgronden van de psychologie van het paradigmaconflict binnen een en dezelfde persoon. Als die psychologie, die zoals we zagen samenhangt met de orde van de tijd, is doorgrond bereiken we de integratie van de culturele persoon en verliest de achterdocht zijn macht, hoe reëel de dreigingen ook waren die symptomatisch zijn voor de onwetendheid rondom een evolutionair onvermijdelijke vernieuwing.

 

 





 

                         

 


 

 

©5-9-2007 theorderoftime.com:
copying only for ptivate and research purposes.

 

 


 

  

 
 

 

website metrics