musicbutton

 


VEDISCHE GESCHRIFTEN

 



Een Lied van Geluk

- Een moderne Gîtâ -




 

 

HOOFDSTUK 8

Verenigd in de geest der eeuwigheid

verlossing vinden


(1) Aily zei: 'Wat over God, de ziel die men voor zichzelf heeft en vruchtdragende bezigheden; wat o grootste persoonlijkheid, over de materiële manifestatie en wat te zeggen over, zoals men dat noemt, de mindere goden in dezen? (2) Wie is die heer van het offer, hoe leeft hij binnenin het lichaam, en, duivelbestrijder, hoe kunnen zij die van de zelfbeheersing zijn jou kennen op het moment dat ze heengaan?'

(3)
Hij die van al de weelde is7 zei: ''God is de onvergankelijke Ene in het voorbije die de ziel of het ware zelf wordt genoemd die eeuwig is, en waarvan de levende wezens zich vertonen in een creatieve bezigheid die men karma noemt, de werklast of het werken voor een resultaat. (4) De mindere goden zijn de universele integriteiten, of de goddelijke persoonlijkheden, van de verschillende manifestaties van de natuur die constant in beweging zijn - zoals de zon en de maan -, en de heer der offers ben ik, hij die binnenin de belichaamde wezens aanwezig is, mijn beste. (5) Hij die zich mij herinnert als hij op het punt van sterven zijn materiële lichaam achterlaat, zal zonder enige twijfel mijn eigenlijke aard bereiken. (6) De aard van wat men zich allemaal herinnert als men dit lichaam ten leste opgeeft, zal, o zoon van Elles, altijd leiden tot een staat die overeenkomt met degene die men in gedachten hield. (7) Hou derhalve te allen tijde, en zelfs in het heetst van de strijd, vast aan het je herinneren van mij, zodat je, vrij van twijfel, met je geest en intelligentie mij aanvaardend, er zeker van bent dat je mij zult bereiken. (8) Als men, vasthoudend in het zich verenigen, verbonden is met een geest en intelligentie die niet afdwaalt, bereikt men de opperste en goddelijke, persoonlijke integriteit die men in gedachten hield, o zoon van Elles.

(9)
Hij, de Allerhoogste, is de Ene die alles weet en die de oudste en de beheerser is; Hij is kleiner dan een atoom, de Ene die altijd overal aan denkt en de Ondoorgrondelijke Handhaver die verheven is boven alle duisternis met een gedaante zo helder als de zon. (10) Die persoon zal het goddelijke bereiken die, als zijn tijd is gekomen, zijn levensadem tussen zijn wenkbrauwen vestigt, en, verbonden door de kracht van zijn yoga, in het volle van zijn toewijding een geest heeft die niet afdwaalt maar vasthoudt aan de integriteit van het universum, de Oorspronkelijke Persoon in het voorbije.

(11)
Laat me je nu in het kort uitleggen wat het betekent om een celibatair te zijn. Het is een praktijk die nagestreefd wordt door hen, behorend tot de wereldverzakende orde, die als grote geleerden goed thuis in de kenniscultuur de mantra AUM beoefenen. (12) Men bevindt zich in de positie van de bewustzijnsvereniging als men, zelfbeheerst in relatie tot wat de zintuigen waarnemen en met de levenskracht in het hoofd geconcentreerd, de geest in het hart sluit. (13) Een ieder kan die allerhoogste staat bereiken als hij, met het laten van het lichaam voor wat het is, met mij in gedachten AUM laat weerklinken, de ene lettergreep van de geest.

(14)
Voor iedere yogabeoefenaar, die op een regelmatige basis aanhoudend, met een geest die nergens anders doolt, zich mij herinnert, o zoon van Elles, ben ik, vanwege die constante aandacht, makkelijk te bereiken. (15) De grote zielen die mij bereikten beginnen nooit met een nieuw leven in de tijdelijke wereld die zo vol van misère is, omdat zij het helemaal tot het uiteindelijke van de perfectie hebben weten te brengen. (16) Aily, men keert zelfs weer terug van de hoogste geestelijke werelden, maar als men mij bereikt heeft, o zoon van Elles, zal men nooit meer een nieuw leven aanvangen. (17) Zoals het is met de gewone man die denkt in termen van dagen en nachten, bestaat een dag van God uit een duizendtal cycli van schepping8, terwijl Zijn nacht, zo wordt het begrepen, evenzo een duizendtal cycli beslaat. (18) Al de levende wezens manifesteren zich bij het begin van de dag en bij het vallen van de nacht vinden ze allen hun vernietiging, of worden ze, zoals men dat zegt, weer opgenomen in het ongeziene. (19) O zoon van Elles, het geheel van alle levende wezens dat zich manifesteert bij het aanbreken van iedere dag en hun automatisch weer vernietigd worden als het weer nacht wordt, houdt in dat ze herhaaldelijk hun geboorte nemen. (20) Maar transcendentaal aan die natuur, welke ongezien kan zijn, is er een andere natuur, eeuwig en niet te zien, welke nimmer zijn vernietiging vindt als aan al het gemanifesteerde een einde komt. (21) Die ongeziene natuur wordt gezegd onfeilbaar te zijn en wordt beschreven als de uiteindelijke bestemming vanwaar men, als men die bereikt heeft, nooit weer terugkeert: dat is mijn allerhoogste verblijf. (22) Hij, de Allerhoogste en Oorspronkelijke Persoon, o zoon van Elles, in wie de gehele manifestatie zijn bestaan heeft en door wie al het zichtbare wordt doortrokken, kan enkel worden bereikt door een dienstverlening die op niets anders is gericht dan op toewijding.

(23)
O beste der Gwens, laat me je nu een beschrijving geven van de tijden van vertrek uit deze wereld waarop zij die geslaagd zijn in de bewustzijnsvereniging terugkeren of anders niet terugkeren. (24) Die personen die vertrekken naargelang het licht van het vuur, het daglicht, het licht van de heldere maandhelft van een wassende maan of het licht van de zes maanden dat de zon hoog aan de hemel staat, gaan allemaal naar God. (25) Hij die verenigd in het bewustzijn echter vertrekt naargelang de duisternis van de nacht, de duisternis van rook, de duistere helft van de maand of het duister van de zes maanden dat de zon laag aan de hemel staat, zal weer naar deze wereld terugkeren omdat hij niet voorbij de orde van het maanlicht wist te reiken. (26) Dit zijn volgens de geschriften de twee manieren om uit deze wereld te vertrekken; als men overeenkomstig het licht vertrekt keert men niet terug, terwijl men wel terugkeert als men overeenkomstig het duister vertrekt. (27) Hij, verenigd in het bewustzijn, die weet heeft van deze verschillende wegen, verkeert niet in staat van begoocheling over welke van de twee ook; wees derhalve, Aily, altijd verbonden in de filognosie van het verenigen van het bewustzijn. (28) Alle yogabeoefenaars die zich hiervan bewust zijn reiken voorbij de resultaten van godvruchtige arbeid zoals ontleend aan de studie van de geschriften, offerplechtigheden, verzakingen en liefdadigheid, en bereiken het oorspronkelijke, allerhoogste verblijf.'


 
         

Bestel het boek: 'Een Lied van geluk - Een moderne Gîtâ' 



   


 2007 © Aadhar, Enschede
Commercieel gebruik vereist toestemming