POLITIEK
Hebben
we een vrije wil of zijn we allen bepaald
door de tijd? Dit probleem van het
determinisme is een oud thema in de filosofie
en de sociale wetenschappen. Stap voor stap
verliest het sociale determinisme zijn
eenzijdige dominantie. Er is niet langer een
enkele leidraad van de tijd in de moderne
multiculturele samenleving. In deze nieuwe
dualiteit hebben we het formele systeem dat
op chaos uitliep en we hebben de private
subculturele optie om onze eigen 'heilige'
tijden van leven te regelen. Deze nieuwe
vrijheid herformuleert het begrip sociale
kontrole, dat zo belangrijk is voor de arena
waar sociale en kapitale argumenten tegenover
elkaar staan. Dit artikel wijst de weg naar
een politieke effectuering van het nieuwe
tweevoudige respect en het juiste gebruik van
deze vrijheid zonder te vervallen in vals
gezag. Politiek mag de gewenste vrijheid
bekrachtigen zonder te dicteren hoe en zo
doemt er een nieuwe sociale saamhorigheid
op.Vindt uw motief voor een meer verlichte
tijdpolitiek.
|
Temporeel
Deterministisch Dualisme
of de terugkeer
van God in de sociale
wetenschappen.
Door
R.P.B.A..
Samenvatting:
Dit artikel beschrijft de fundamenten, de
werkelijkheid, de angsten en de toepassing
van een nieuw dualisme van tijdbeheer in het
postmoderne tijdperk dat gekenmerkt door een
materialisme, dat corrupt of niet corrupt
zijnde, vraagt om de filognostische
aanpak.
Inhoud:
Wat
is het?
Dualisme
Big
Brother
Hoe
Realistisch is deze
Bevrijding?
Toepassing
Vooruitzichten
Het
materialisme en de ideële
oplossing ervoor
De
zes doelen en de zes
middelen
De
ideale integratie en haar
schaduw
De
corruptie doorhebben
Slotconclusie:
de filognostische
aanpak
Wat
is het?
In zijn
sociologische
toer door
cyberspace
maakt prof. K . melding van het
temporeel
determinisme
van sociale wetenschappers die betrokken zijn
bij de factor van de tijd als sociale
determinant. Het idee van temporeel
determinisme is niet nieuw. De vroege
katholieke
St.
A.
vooruitlopend op de modernistische
electromagnetische seriële repressie van
de Newtoniaanse tijd bood
verzet tegen het cyclisch begrip voor de
tijd
als een dreiging van demonische bepaaldheid:
zijn moraal was 'iedere dag is een nieuwe en
zie niet om'. Met C.
J.,
de psychoanalyticus werd het synchroniciteit
genoemd: de werkelijkheid van het zich
menselijk schikken naar het moment in het
hier en nu van het collectieve
(on-)bewustzijn dat mensen zonder dat ze het
beseffen in de handen drijft van een
gemeenschappelijke archetypische drijfveer.
De mensheid zou wel eens bezeten kunnen zijn
van demonen als het niet een hogere drijfveer
van de menselijke natuur is en de bedoeling
van de analytische therapie was om deze
drijfveren in het bewuste omhoog te halen.
Ook S.F.
werkte met de temporele hypothese ervan
uitgaande dat de
conditioneringen in de
jeugd
van serieus belang zouden zijn voor de
geestestoestand van de volwassen psyche met
al zijn verdringingen en compensaties. Deze
vroege therapeutische claim van de
psychoanalyse werd later gerationaliseerd en
geherformuleerd door de behaviorist die al de
contingenties onderzoekt van het
geconditioneerde menselijke gedrag teneinde
er een bewuste greep op te krijgen in de
therapie. Filosofisch vinden we dit
determinisme bij filosofen als
R.
S.,
die het morphogenetische
resonantie
noemde en M.
F.
die sprak van de epistème
of
de geest van de Tijd die de mensheid voort
zou drijven op een tijdfrequentie waarmee men
enkel later in de geschiedenis het een
voorwerp van de rede kon maken door eruit te
stappen als een deus ex machina. Temporeel
determinisme biedt ons het probleem van het
bewustzijn: hoe kunnen we de bewuste controle
hebben over iets dat we aan het doen zijn als
we worden beheerst door de tijd waarin we
leven? We zijn allen gelijkgericht naar het
collectieve, we maken allen deel uit van het
epistème, de tijdgeest, we ervaren
allen morfogenetische resonantie of het
effect van de trauma's van oorlog en een
gebrek aan sexuele beheersing in onze jeugd
('van de sexuele revolutie'). Dit is het
probleem: alleen maar naderhand kunnen we
verklaringen geven voor wat ons is overkomen.
Alleen maar achteraf kunnen we objectief en
onthecht zijn. Alleen maar als het kwaad al
geschied is kunnen we spijt betuigen en
inzien wat onze vergissingen waren. Dit nu is
temporeel determinisme. Dit probleem van het
bepaald zijn, het determinisme, is een oud
thema van de filosofie en de sociale
wetenschappen. Hebben we een vrije wil of
worden we allen voortgedreven door de
krachten der geschiedenis, niet er toe in
staat er greep op te krijgen en ons eigen lot
te bepalen?
Dualisme
Van de
cartesiaanse
methode
leren we het om problemen op een
systematische wijze aan te pakken. Het
probleem van de vrije wil of het temporele
determinisme kan aldus worden geanalyseerd
naar zijn samenstellende delen, een
probleemoplossende orde toegewezen krijgen en
holistisch in werking worden gezet om zoveel
elementen als mogelijk in te sluiten. Van
deze klassieke wetenschappelijk methode van
naderen tot een oorspronkelijk theologische
discussie over de vrijheid van het menselijk
wezen in verhouding tot God, begrijpen we dat
zonder theologisch fundamentalisme,
freudiaanse repressie, jungiaans mysticisme,
behavioristisch reductionisme of filosofisch
pessimisme we kunnen uitkomen op een
holistische conclusie aangaande de
werkelijkheid van deze verstriktheid in de
tijd. Simpelweg de feiten respecterend van de
moderne samenleving zien we dat stap voor
stap het sociale determinisme zijn
monothetische dominantie aan het verliezen
is. Niet langer bestaat er één
enkele richtlijn van de tijd in de moderne
multiculturele samenleving. Voor iedere
religie is er een andere kalender van
feestdagen en dagen van bezinning op de
sacrale
tijd elkaar
wederzijds 'relativerend' ter wille van onze
keuzevrijheid. De politieke standaardtijd met
haar formele claim op de heerschappij is
dezer dagen enkel een publieke notie van de
tijd die niet werkelijk ernstig gewicht in de
schaal zou leggen wat betreft onze private
subculturele levens gegeven het moderne
bewustzijn van emancipatie en zelfrealisatie
(ga maar naar een psycholoog als je van niks
weet). De moderne mens leerde het zijn eigen
schema's op te stellen en zijn eigen kalender
in te richten. De samenleving is een
supermarkt geworden van tijdskeuzen. Modern
management in de commerciële sfeer
leerde het om autoritaire claims op te geven
van controle over werknemers ten gunste van
een liberalisering in de regeling van
persoonlijke werktijden. Stap voor stap
leerde de mensheid respect op te brengen voor
wat de Bijbel ons zei over het uitoefenen van
macht door middel van de controle over de
tijd: voor elkaar de regelingen van de tijd
bepalend zijn we van het beest
(overeenkomstig D.'s
droom
beest nr 4) en moeten we worden verbannen uit
de formele politiek. Geen regering die de
regelingen van de tijd verandert kan
aanblijven. Al wat men kan doen is
individueel of subcultureel leren om te gaan
met de entropische zooi van het tijdbeheer
over de gehele wereld. Dit is de nieuwe
dualiteit: we hebben het
formele systeem dat op een chaos
uitliep,
en we hebben de private subculturele optie
ons in te richten naar onze eigen 'sacrale'
tijden van leven.
Big
Brother
Het sociale
experiment in Nederland in de herfst van 1999
genaamd 'Big Brother' toont het effect van
deze dualiteit: de mediashow van de
omroepvereniging V.
[nu Y]
over een groep mensen afgezonderd van de
informatiecultuur en haar tijdgebonden
bepaaldheden biedt dezelfde dualistische
bevrijding: met het uitbannen van klokken uit
de omgang met elkaar en het ontkennen van
alle (?) standaardtijdbeheer-toegang tot de
associatie realiseert men zich een nieuw
begrip van sociale controle die de eigenlijke
behoefte aan privacy weerstreeft (voor ten
minste drie maanden gegeven een zeker soort
van uithoudingsvermogen). Alles wat men nodig
zou hebben is een sociaal wetenschappelijke
vorm van
informatie-overbelastings-bescherming en
controle met camera's die een 'kijkend oog
van God'-cultuur neerzet (met inbegrip van de
luidsprekerstem van 'God' die uit de hemel
tot je spreekt). En dit is niet een op zich
zelf staand experiment. Webcams zijn een
realiteit van het internet en telefoons geven
ons woorden zonder gezichten uit de 'de
GSM-hemel'. De lokale politiek overweegt het
plaatsen van camera's door de hele stad om
straatgeweld te registreren. Oudere mensen
wordt het nieuwste stil alarm aangeboden naar
het politiebureau om zich op straat veilig te
voelen. Sociale controle digitaliseert
(inmiddels een aanvaard werkwoord in
Nederland). Niet langer worden we gedicteerd
door een autoriteit. Ons worden enkel de
grenzen aangegeven die helderheid zouden
verschaffen over sancties op overschrijdingen
en overtredingen of over wat trouw en
dienstbaarheid is. Niemand zegt ons meer wat
we moeten doen, we zijn simpelweg sociaal
geconditioneerd behavioristisch gesproken.
Zelfs formulieren invullen of belasting
betalen hoeven we dan niet. We worden
digitaal beheerst, iedere overtreding wordt
geregistreerd. Geen misdaad blijft
onopgemerkt. God is terug in de gemeenschap!
Verrezen uit Zijn religieuze en filosofische
dood. Een nieuw begrip van vrijheid is
gerealiseerd binnen de grenzen bepaald door
de subcultuur of zelfs de wet voor zover die
een democratisch overwicht bereikte. Als we
tegen 'Big Brother' ingaan worden we
verbannen uit zijn paradijs van economische
en informationele bescherming. We zijn
'geassimileerd en verzet is zinloos' is de
nachtmerrie.
De werkelijkheid is dat we weer met God zijn
daar de sociale wetenschappers het leerden
begrip te hebben vanuit de geschriften en we
zijn bevrijd van de opleggingen van de tijd
en de eventuele economische verplichtingen
zoals het betalen van belastingen of werken
voor een materieel resultaat. De prijs is
onze privacy en de bevrijding wordt gevonden
in de nieuwe dualiteit voor onze eigen vrije
wil: we kunnen er voor kiezen om mee te doen
en de verloren voordelen terug te winnen van
een aanvaardbare en aangename vorm van
sociale controle of tegen deze controle van
de sociale wetenschapper ingaan en worden
verbannen uit de bekrachtigde associatie,
terug geworpen worden in de ouderwetse poel
van sociale chaos, tekort schieten in de
sociale controle, een toenemende misdaad
hebben, staan voor dictaten van
materiële arbeid en
belastingverplichtingen en sociale zekerheid
met de voortdurende dreiging van economische
instorting.
Hoe
Reëel is deze Bevrijding?
De
postmoderne realisatie van het temporeel
deterministisch dualisme als een verschijnsel
van de sociale wetenschappen dat ons zou
gelijkrichten met eeuwenoude begrippen van
sociale controle die voorheen
religieus werden
gerespecteerd,
schijnt een paradijs van vrijheid te bieden
tegenover een mogelijke nachtmerrie waaruit
geen ontsnappen mogelijk is. De nachtmerrie
is snel ontkracht als zijnde een illusie
gezien het
feit dat het eigenlijke idee van het dualisme
de werkelijkheid van een dictatuur
weerstreeft.
De ware dictatuur zit hem in de misvatting
die suggereert dat er geen alternatief zou
zijn om uit te kiezen. Dezelfde dualiteit
verzekert ons van het geweten van de sociale
wetenschappers. Ze vormen niet een
geïsoleerde controlekamer in de hemel
aan de rechter hand van God. Neen het zijn
enkel maar burgerdienaren zonder een regering
gedicteerd door consumenten die een vinger in
de marktpap hebben over de diensten die ze
bieden. De sociale wetenschapper dient de
mensen met de controle en bescherming waar de
mensen om vragen en op reageren. Zij die
conditioneren zijn zelf geconditioneerd door
vraag en aanbod. Zo is de markt nou eenmaal.
We mogen dan bang zijn voor
sadomasochistische neigingen van
populistische controle in de stijl van de
oude romeinse arena die zou schreeuwen om het
bloed van christenen geworpen voor de
gladiatoren of de leeuwen (in dit geval
B.B.-beheersing m.b.v. camera's), maar het is
wat de mensen willen. Het is nog steeds de
door de consumenten bepaalde democratie. De
wetenschappers hoeven alleen maar die
diensten te weigeren waarvan ze denken dat
die immoreel zijn of schade toebrengen (voor
hun eigen goede naam) daar ze weten hoe ver
mensen kunnen gaan gegeven vals gezag. De
ware vraag is 'wagen we het om in de spiegel
te kijken van onze (sociale) verlangens en
behoeften?', zijn we klaar voor dit opkomende
temporeel deterministische dualisme? De
evolutie zal ongetwijfeld het antwoord geven:
sommigen zijn het, anderen niet en nooit zal
een systeem de hele wereld beheersen. Dat is
het dualisme en de garantie van een
ontsnappingsmogelijkheid. De ene vrijheid
bestaat in contrast met de andere. Het ene
stel regels is zonnig in verhouding tot een
een
ander stel
regels.
Een rusteloos iemand zou simpelweg van de ene
optie naar de andere dwalen om naar gelang
zijn eigen aard de vrijheid te vinden. De
gestalt
therapeut
F.P.
noemde het 'in en uit mijn vuilnisvat';
zelfrealisatie is je eigen zaak die alleen
maar zinnig is als je er in en uit kan
stappen.
Toepassing
Voor het
realisme van de postmoderne dualiteit van een
private realisatie tegenover de
formalistische chaos bestaan er heldere
toepassingen van de theorie. Bij de Orde van
de Tijd is er de suggestie van een
'Cakra'
tempometer
die een alles omvattende benadering vormt
voor alle mogelijke opties van tijdbeheersing
op een zodanige manier dat ieder individu
zijn/haar unieke respect voor de tijd er op
na kan houden, zonder het zonder een
gemeenschappelijke 'astrarium'-basis terwille
van de sociale orde te moeten stellen. Dit
'Cakra' concept is volmaakt dualistisch in de
volledige zin als hiervoor beschreven. Maar
dit begrip is een idealistische apollinische
droom. Het is theoretisch de beste en de
meest integere benadering, maar het biedt,
naast de digitale display van de eigen tijd,
een klok waarmee niemand meer kan zeggen hoe
laat het is: men ziet wel waar de aarde, de
zon en de sterren staan, maar men kan dat
niet langer in woorden uitdrukken, daar is de
display van de tweede tijd voor. Het apparaat
differentieert zo goed naar het moment dat
een jaar lang iedere aanduiding van de tijd
anders uitvalt. Op z'n best zullen mensen er
een andere kalender bij aanhouden om controle
te krijgen op de
(t.v.-standaard)-afhankelijkheid en een
referentieklok instellen naar de regelmaat
van de zon met behulp van een tabel voor
de
vereffening van de
tijd.
Deze simpele oplossing biedt eveneens de
dualiteit en het gewenste bewustzijn maar dan
zonder verdere innovatie. De tempometer
[in vol ornaat] is er alleen maar
voor de wetenschappelijke eer. Voor de gewone
man is een eenvoudig referentietruukje
genoeg. Dit werd ook begrepen door de
zwitserse klokkenmaker
S.
met het bieden van een nieuw soort van
internet-wereldtijd die de dag verdeelt in
1000 beats, die niet echt een verschil vormen
met de reeds bestaande standaardreferentie
van de wereldtijd gevormd door Greenwich
(UTC). Het idee was een alternatieve schaal
te bieden voor het begrip van de wereldtijd
om de dualiteit te bevorderen noodzakelijk
voor de beheersing over onze (informationele)
lotsbeschikkingen. In de discussie
met De Orde van de Tijd
(Voorheen:
De Orde) twijfelden de partijen niet aan het
dualisme of het realisme of aan de
haalbaarheid van de ontwerpen. Het argument
ging erover of het publiek wel zo'n
idealistisch concept in de vorm van een
'Cakra'-tempometer zou willen dan wel een
nieuwe schaal zou willen zien naar de (ook
niet ter discussie gestelde) UTC-tijd van
Greenwich gefixeerd op de locatie van de
klokkenmakers in Zwitserland ('Biel-tijd').
De Orde van de Tijd kon niet een economisch
succes garanderen en dus eindigde de
discussie tekort schietend in de publieke
verantwoording van deze discussie (wat heeft
een ingenieur nu te bespreken met een
psycholoog?). De consument en de economie
maken de dienst uit, zoals we hierboven zagen
en de wetenschapper is enkel maar een dienaar
van het publiek (voor zijn eigen
paradigmatisch regeren).
Vooruitzichten
Vanuit het
idealistisch gezichtspunt kunnen we opgetogen
zijn: we hebben God teruggevonden in de
sociale wetenschappen en er bestaat een
reële kans op eerherstel voor de
verloren gegane begrippen van een gewenste en
gewaardeerde sociale controle. Vanuit het
realistisch standpunt bezien echter bestaan
er vele hindernissen. Als het enkel maar de
sociaal-wetenschapper is die het zich
gelijkrichten met de oorspronkelijke orde
realiseert, is het niet moeilijk om in te
zien dat de zaken uit de hand zullen lopen in
een populistische jacht op de sensatie van
het binnendringen in de privésfeer van
anderen. Biedt het alternatief van sociale
controle met het opgeven van de privacy ons
werkelijk de geborgenheid die we zoeken? Of
zijn het maar de nieuwe kleren van de keizer?
Tot dusverre bevinden we ons midden in deze
temporeel deterministische overgang en is de
uitslag onzeker. Zeker is dat we een
evolutionaire behoefte hebben aan een grotere
differentiatie met een even zo zeer modern
('Biel-tijd') als historisch (denk aan de
zonnewijzer) alternatief voor onze bestaande
tijdplanningen om greep te krijgen op onze
lotsbestemmingen. Maar of de mensheid bereid
zal zijn de werkelijke regels en
voorschriften van het antieke begrip van
sociale controle te aanvaarden is nog maar de
vraag: een nieuwe tijd geeft ook een nieuwe
discipline waarin misschien alleen een
enkeling zich volledig zou kunnen vinden. Een
kluizenaar mag er dan in slagen, maar het
collectief kan even zo goed weer belanden in
weer een andere oorlog over weer een ander
argument...
Op
deze site is er dan de suggestie van de
filognosie: de integratie van de
verschillende visies in het persoonlijke
culturele en multiculturele leven. Dit
perspectief biedt een vooruitzicht waarin
enerzijds het materialisme van de
onevenwichtige mens wordt begrepen terwijl
anderzijds de cultuur van de mens die
ideëel wel zijn evenwicht heeft gevonden
even zo goed wordt herkend, op zijn plaats
gezet en filognostisch tot integratie en
doelbewust handelen kan komen. Zo heeft alles
in dit nieuwe dualisme, met een eigen
tijdbegrip dat tegenover een staatsbegrip van
de tijd staat, zijn identiteit en is er een
zekere winst mogelijk door deze duidelijkheid
in de zin van een bewustere politiek in het
omgaan met elkaar in de menselijke
werkelijkheid. Maar natuurlijk schuilt hier
wel een waardeoordeel in. Met het benoemen
van het probleem van het determinisme als
zijnde een vorm van materialisme in het
tegenstreven van de basisregels van de
menselijkheid en de oplossing van dat bepaald
zijn door de tijd als een daaraan
tegengesteld idealisme, overschrijden we de
grens van wat politiek haalbaar zou zijn. Je
kan immers het ideale niet bij de wet
voorschrijven als een materiële
oplegging. Gij zult een idealist zijn is een
zinloze uitspraak. We komen wettelijk niet
verder dan: 'gij zult solliciteren'.
Niettemin is het goed deze grens toch aan te
duiden. Politieke haalbaarheid is niet het
criterium als we over vooruitzichten praten.
Er hoeft niet meteen iets te zijn dat
controleerbaar of haalbaar is door een
overheid om toch van maatschappelijke
vooruitgang te kunnen spreken. Men kan immers
zichzelf zuiveren zonder wettelijke
consequenties. Is die vooruitgang er, dan kan
die zich later in de politiek eventueel laten
vertegenwoordigen. Zo moet een democratie
werken. Dus geven we hier een uiteenzetting
over de definitie van het materialisme van
een a-postriori, d.w.z. volgend op de
ervaring, van buitenaf deterministisch
werkend maatschappelijk systeem en de
filognostische uitkomst ervoor van een
idealistisch systeem dat meer van binnenuit,
naar de principes en discipline van een a
priori beginsel van goddelijk bepaald
zijn, werkt als het vooruitzicht. Deze twee
posities hebben we nodig om van vrijheid van
keuze die boven een van buiten werkende
onvermijdelijkheid uitgaat te kunnen
spreken.
Het
materialisme en de ideële tegenhanger
ervan
Materialisme
is het in de plaats van het ideële
belang stellen van het materiële belang.
We zijn in de wereld om er gelukkig te zijn,
of beter gezegd, we zijn gelukkig om de hemel
op aarde te doen nederdalen. Dit gelukkig
zijn in de wereld kan dus materieel en
ideëel bepaald zijn. De logica luidt
hier dat we met het goed omgaan met de
materie gelukkig zijn. Dit goede omgaan is
dan een voorwaarde, het geluk in de materie
is dan het doel. Maar hier ontstaat er
verwarring, want zo kan je denken dat de
materie zelf het doel is en dat de visie het
middel is. Deze verwarring noemen we
materialisme, want het materiële
verdrong de visie die we als zijnde een
middel vergeten als we het materiële
doel bereikt hebben. Willen we deze
verwarring niet, dan moeten we zeggen dat men
het geluk met de materie niet kan loskoppelen
van de goede omgang ermee, terwijl de materie
wel zonder ons geluk kan bestaan. Wat er dus
aan toegevoegd wordt is de visie van het
omgaan met de materie. Zo kan je dan stellen
dat de visie van hoe je omgaat met de materie
het doel is van het bestaan in de materie en
niet de materie zelf. De materie is dan het
middel om tot de juiste omgang ermee te komen
die dan het doel is. Omdat er verschillende
eigenschappen aan de materie kleven zoals
tijd, ruimte en samenhang en ook de omgang
ermee dienovereenkomstig verschillende visies
vereist, krijgen we een factorvergelijking
die een diversiteit oplevert aan
mogelijkheden in de omgang met de materie. De
integriteit van deze matrix van mogelijkheden
noemen we de filognosie, de liefde voor de
kennis; deze integriteit is dan het a
priori gegeven einddoel. Zonder deze
integriteit, die er steeds als een
ideële werkelijkheid of werkplan is,
verliezen we het overzicht en de motivatie,
en vervallen we in het oude dualisme van de
politieke vijandigheid van een materiële
belangenstrijd, en komen we zo in
goed-versus-kwaad tegenstellingen terecht die
bestaan uit goed noemen wat ons bekend is en
slecht noemen wat ons onbekend is. Door een
dergelijke onwetendheid willen we niet worden
beheerst, die noemen we achterlijk, en dus
zeggen we filognostisch dat geïntegreerd
zijn het goede is en het niet
geïntegreerd zijn iets slechts is, iets
van het duister, van een gebrek aan liefde
voor de kennis en de erbij behorende praktijk
van respect oefenen is. De noodzaak van de
integriteit van de filognosie leiden we af
uit de principiële doelstelling van de
politiek om 'God en vaderland dienend' tot
een goede samenleving, een verlichte
democratie te komen die recht doet aan allen.
Dat
aangenomen hebbende moeten we dan zien hoe de
matrix in elkaar zit waarmee we doel en
middel duidelijk tegenover elkaar plaatsen en
definiëren en waarmee we kunnen nagaan
wanneer er sprake is van een goede en wanneer
van een slechte integratie. Een goede
integratie noemen we een integratie van
evenwicht en bewustzijn, want
onevenwichtigheid is per definitie een
eigenschap van een slechte of onbewuste
integratie. Evenwicht wat betreft doel en
middel kan je zo dan definiëren als een
geslaagd bewust samennemen en dan ook
praktisch samengaan van een bepaald middel
met een bepaald doel, waarbij de a
priori integriteit van een ideëel
werkplan scheefgroei of wangebruik daarin
moet voorkomen. Als ik wil gaan koken met
schrijfgerei ben ik fout bezig, dat behoeft
geen uitleg. Maar toch is er schrijfgerei
nodig zowel als gekookt voedsel. Schrijfgerei
heeft een ander doel: geschreven tekst.
Gekookt voedsel heeft een ander middel:
potten pannen en ingrediënten. Niets van
dat alles is verkeerd en past in de
integriteit van het grotere werkplan, maar er
is wel een verkeerd samengaan mogelijk. Als
ik een goede combinatie van die twee zaken
heb, zoals een maaltijd en een kookpan, is er
een dualistische middenpositie van bewustzijn
die beiden evenzeer nodig heeft en dus ook
moet waarderen, er is dan sprake van een
evenwicht in de functionele verbinding van
het doel, de maaltijd, met het middel, de
kookpan. Dat midden, die verbinding is het
evenwicht dat we dan goed en gerecht of
terecht noemen, er is geen verlangen of
vastzitten in het ene bij gebrek aan het
andere. Toegepast op de tijd, de ruimte en de
samenhang der materie, als zijnde de
axiomatisch aangenomen fundamentele
basiskenmerken van de werkelijkheid, zijn er
zo drie basismiddelen en drie basisdoelen of
drie basisvisies van het goed omgaan met de
materie. De basiskenmerken zijn de ruimte als
het canvas waarop geschilderd is; de
planeten, sterren en sterrenstelsels en
nevels zijn als de verfklodders die de
composities vormen, en de tijd is dan het
leven, het bewegen, van dat schilderij van
God die dan de enige echte uitvinder, de bron
en de integriteit is van dat perpetuum
mobile. De drie middelen kunnen manifest
of niet manifest zijn, en ook de drie doelen
kunnen manifest of slechts in potentie
aanwezig zijn. Zo krijgen we dan zes
basismiddelen die we de vormen van fortuin of
de volheden noemen, zeg maar de kookpannen,
die we in het evenwicht eenduidig koppelen
met zes basisvisies, zeg maar de maaltijden,
die we de filognostische zienswijzen noemen.
De
zes doelen en de zes middelen
De
middelen der materie die we kennen als de
volheden van het geluk of de vormen van
fortuin, zijn naar aanleiding van het
hierboven gestelde dan:
Qua
Ruimte:
1)
Het manifeste van de ruimte dat aanwezig
is als een materiële betrokkenheid,
als het vermogen alles met alles te
verbinden, is er ook als een concreet
spoor dat in die betrokkenheid als een
indruk is getrokken in de hersenen,
alsmede als een gematerialiseerde cultuur
ermee die aanwezig is in de wereld. Die
manifestatie van de betrokkenheid op de
materie is wat we de wereld van de
kennis zelf noemen die bestaat bij de
gratie van de intelligentie, ofwel het
vermogen alles met alles te verbinden dat
we van de ruimte hebben gekregen, de
ruimte die er is als een concreet basis
middel dat ten grondslag ligt aan alle
andere kennismiddelen om greep op ons
bestaan te hebben.
2)
Het niet manifeste, niet zichtbare, de
niet-geziene werking van de ruimte vormt
de macht ervan, het krachtveld
ervan, want de materiële eigenschap
van de ruimte die zich zo manifesteert
kennen we als het krachtveld van de ether
dat het kennismiddel van de schepping is
dat alle leven bestiert of conditioneert,
ofwel schept, beëindigt en behoudt.
Deze volheid is de duidelijkste
formulering van het idee: kennis is
macht.
Qua
Materie:
3)
Het manifeste van de natuurlijke vorm van
de materiële samentrekking van de
ether is wat we het kennismiddel van de
schoonheid noemen, want de
samengetrokken materie in de vorm van de
in de evolutie door de tijd geschapen of
geconditioneerde natuur kennen we als
mooi, harmonisch, zuiver en
schoon.
4)
De niet-manifeste vorm van samentrekking
noemen we de verzaking, want afzien
van manifestatie met de materie is het
kennismiddel dat inboeten heet.
Qua
Tijd:
5)
De tijd manifest is wat we de roem
noemen, m.n. de roem van het absolute van
de getuigenis ervan die we de persoon of
de ziel of de eer van de mens noemen. Roem
is de menselijke eer der zuivere
getuigenis. Roem is er in samenhang met
een verdienste in de tijd of bekendheid in
de tijd, als een concrete vorm van geluk
of gelukt zijn in de tijd. Roem is het
kennismiddel dat ons het door ons zelf
begeerde voorbeeld verschaft voor ons
handelen.
6)
De tijd in niet-gemanifesteerde zin is wat
we de rijkdom noemen, tijd hebben,
rijk zijn aan tijd, is vrij zijn, en is zo
het kennismiddel van de bevrijding dat
niet alleen de existentiële rijkdom
aan bestaansmogelijkheden of
vrijheidsgraden van het leven biedt maar
ook, naar de stelregel tijd is geld,
in de materiële, en dus niet meer
vrije, rijkdom kan resulteren van een
volledige individuele, op persoonlijk
bezit uitzijnde, of collectieve, niet op
het privé bezit uitzijnde,
zelfverwerkelijking ermee.
Zo
hebben we dan kennis, macht, schoonheid,
verzaking, roem en rijkdom als de zes
basismiddelen die ons het geluk moeten
brengen, dat er alleen kan zijn als we het
evenwicht, als we de juiste koppeling kunnen
vinden met de visie die er nodig is om daar
goed mee om te gaan. Welnu wat betreft de zes
visies moeten we beginnen bij de drie
basisbenaderingen om het geheel van de
werkelijkheid te kunnen omvatten. Op basis
van de axiomatische aanname van de ruimte,
de tijd, en de materiële samentrekking
in de vorm van waarneembare materie als
de drie determinanten van de fysische
werkelijkheid - er bestaat, ook met de
persoonlijke integratie ervan, niets anders
dan dat - moeten we onze visie die we herkend
hebben als het doel waar we naar streven in
overeenstemming daarmee ordenen. Voor de tijd
zeggen we dan dat de persoon de visie
is, want met roem en rijkdom is het geluk dat
we ons voor de geest halen, de integriteit
ermee die we de persoon noemen, en wel de
persoon die met die kenmerken er de held en
het voorbeeld van is. Voor de samentrekking
van materiële vormen zeggen we dat er
dan sprake is van het principe, want
van schoonheid of harmonie en boete of
verzaking, zijn een kwestie van principe in
het streven naar geluk. We streven steeds
naar die principiële visie die van de
schoonheid en de beheersing in verzaking het
geluk is. Die principiële stelling geeft
dan meer een idee van de schoonheid en
heiligheid van de plaats waar we ons bevinden
dan van de persoon in kwestie die er
misschien de roem en rijkdom mee is. Wat
betreft de ruimte spreken we van het feit,
want het feitelijk werken van het geluk
is een kwestie van kennis en controle hebben
als het middel daartoe, een zuiver
geestelijke feitelijkheid die met de
verbondenheid van de ruimte, als de
intelligentie, als het samennemen en
bestieren van het alles verbindende element
van de ether, de krachtbeheersing vormt van
alle kennis en macht met de persoon van roem
en rijkdom op zijn plaats van schoonheid en
heiligheid. Zonder die twee van de kennis en
de macht kan het geestelijk feit niet bestaan
immers, want onwetendheid en onbeheerstheid
staan haaks op het geluk. De corresponderende
visies die we dan in evenwicht met de
middelen vinden zijn die van:
Qua
feit:
1)
De visie op, of omgang met, de kennis die
we als de filosofie of afweging van
de intelligentie aanduiden, ofwel het
methodisch, rationeel en logisch sturen
van de rede;
2)
De visie van de macht die we als een
duurzaam iets een systeem, cultuur of
paradigma noemen en die zo dan algemeen
aangeduid wordt als zijnde een
wetenschap;
Qua
principe:
3)
De visie vanuit de harmonie en het
evenwicht van de dingen doet zich in zijn
bewustzijn van de tegenstellingen kennen
in eindeloze analytische oordelen over wat
er allemaal in harmonie en evenwicht
verkeert. Deze visie noemen we de
analyse.
4)
De visie vanuit de verzaking kennen we als
het boven de materie staan in de
spiritualiteit die met een zeker
abstraherend vermogen afziet van de
materie om tot controle erover,
bewustzijnsvereniging, transcendentie en
verzonkenheid te komen.
Qua
persoon:
5)
De visie van het omgaan met het geluk van
de roem die duurzaam, ofwel werkelijk
gelukkig is, wordt alleen maar gevonden in
de religies die duizenden jaren
standhouden rondom de roem van een persoon
die dan ook de Heer of God genoemd wordt.
Omdat dit ook minder duurzaam lang stand
kan houden met betrekking tot minder
geslaagde, meer wereldse, maar wel
beroemde personen, noemen we deze visie
simpel het persoonlijke, dat
meestal in positieve zin het geluk en de
zegening van de religie wordt
genoemd.
6)
Tenslotte is er dan de rijkdom die voor
het geluk alleen maar goed te waarderen is
als die zonder angst en afgunst, zonder
bezitsdrang werkelijk van delen zijnd, kan
worden gewaardeerd. Wil men met de rijkdom
veilig en gelukkig zijn, dan moet men geen
afgunstige misdeelde concurrenten hebben
en daarom is er dan verdeling van het
kapitaal als de definitie van het geluk
van de rijkdom. Om deze verdeling van het
kapitaal die iedereen de vrijheid moet
geven, verantwoord te doen verlopen is er
zo dus de politiek als de zesde
visie die bestaat uit een commentaar
vanuit het persoonlijke op de principes
van de transcendentie en de analyse en de
feiten van de filosofie en de
wetenschappelijke controle.
Met
het onderscheiden van de zes visies kunnen en
moeten we ook zeggen wat hen dan bindt: ze
sluiten op basis van de logica van het
bovenstaande stuk voor stuk in dat ik (1),
als ideëel uitgangspunt, met de materie
(2), van dienst ben (3), voor de zuiverheid
(4), ofwel: er is steeds sprake van 1) een
met de wisselende vorm en vormen continuerend
zelf of subject, 2) een werklast, ofwel een
tijdelijke vorm van te overwinnen
gebondenheid in vruchtdragend handelen, 3)
een zekere bevrijding in dienstbaarheid aan
de integratie van de visie met zichzelf en in
tweede instantie met andere visies, en
tenslotte 4) een referentiecultuur, die de
geldigheid, de zuiverheid bepaald, een z.g.
synthetische koppeling, ofwel een zekere
traditie die de culturele ankerplaats ervoor
vormt. We hebben de wereld zo ingedeeld. We
gaan simpel gezegd uit van een zekere, boven
de verandering van de vorm voortbestaande,
ziel van karma, van de
mogelijkheid tot verlossing en van een
vorm van heiligheid die de a
priori-basis vormt die teruggaat tot de
realisatie van een of andere manifestatie van
de Fortuinlijke: Hij die alle kennismiddelen
en alle visies in zich verenigt als zijnde de
integratie ervan, als zijnde het baken en de
bron van de kennis en in verschillende
culturen met verschillende gedaanten bekend
staat of, naar noodzaak, nog bekend zal
staan. Hiermee
zijn we zo gekomen tot een duidelijke
definiëring van het goed en het kwaad,
van de verheffing, het middel en het doel, de
heiligheid en de integriteit van onze
ideële dualistische bepaaldheid van
cultureel aanwezig zijn.
De
ideale integratie en haar
schaduw.
De
ideale integratie komt dus voort uit het a
priori juiste ofwel logische, gerechte of
bewuste koppelen van een bepaalde vorm van
geluk of een bepaald kennismiddel aan een
erbij behorende zienswijze zoals we pannen
hebben om te koken en niet voor iets anders,
ook al kan je dan, zot, een fluitketel als
hoofddeksel gebruiken. De schaduw van deze
a priori naar de rede waardenbepaalde
juiste koppeling, noemen we dan het
gemankeerd redelijke of zotte, zeg maar
fluitketel-op-hoofd materialisme ofwel de
verwisseling van het doel en het middel
enerzijds - b.v. het geld als het doel zien
i.p.v. het gekochte product - en een foute
koppeling anderzijds van het verkeerde middel
met het verkeerde doel - b.v. met
schrijfgerei proberen te koken. Er is dus een
dubbele voorwaarde voor een goede
filognostische integratie:
1)
De visie, en met name de integratie van de
verschillende visies, als het doel zien en
niet de volheid van een kennismiddel dat
daartoe moet leiden daarvoor aanzien.
2)
De volheid, een bepaalde vorm van fortuin,
of een kennismiddel, in het juiste
evenwicht of bewustzijn koppelen aan de
juiste visie.
Met
deze twee regels in acht genomen krijg je het
bovengenoemde schema van de matrix van
culturele integriteiten of benaderingen te
zien die in evenwicht gewenst, en niet in
evenwicht zot en gemankeerd een toch nog
tolerabele vorm van een minder stabiel
materialisme vormen, die, zich tezamen
manifesterend als de filognostisch, ideale,
culturele integratie, kenbaar zijn. De
schaduw van deze moraal van integratie houdt
in dat er met de zienswijzen en volheden van
de 36 benaderingen ook sprake kan zijn van
een intolerabel materialisme dat moet worden
bestreden als zijnde illusoir en dat door het
verwisselen van doel en middel moedwillig,
maar niet echt bewust, nagestreefd dan
corrupt, misleidend en strafbaar heet. Zo kan
het geheel een ingewikkeld beeld vormen omdat
niet zomaar iedere minder evenwichtige en dus
materialistische koppeling corrupt kan worden
genoemd en bestreden moet worden, ook al kan
in geval van werkelijke corruptie - met een
materieel nevenmotief gericht op het middel -
dat dan noodzakelijk blijken. De corruptie
noemen we niet zot, maar slecht en
gevaarlijk. Men is zo bezien alles
samengenomen dan a) verlicht, kennisgericht,
evenwichtig heilig of b) onevenwichtig zot
met de visies als het doel, ofwel men is c)
onverlicht, egoïstisch, corrupt en
onheilig dan wel d) slecht bezig met een
schijnbare heilige aanpassing. Dit stabiel of
instabiel corrupt zijn, is dus niet van de
kennis, maar van een begeerte door het met
een materieel middel als doel voor ogen
gebroken hebben met de eerste regel. Zo kan
één en dezelfde zienswijze, van
evenwicht of niet, corrupt en duister zijn
dan wel rechtgeaard en verlicht. Je hebt dus
samengevat (schijnbaar) evenwichtige
corruptie en onevenwichtige corruptie, zowel
als een evenwichtige stabiele verlichting en
een onevenwichtige minder stabiele
verlichting met de zesendertig opvattingen
van visies en kenmiddelen. In gewone taal: je
bent onheilig of gewoon slecht dan wel heilig
of gewoon zot.
Laten
we eerstens uitgaan van de niet corrupte
zienswijzen van zotheid tegenover heiligheid,
dan bezien we daarna de corruptie. We stellen
de corruptie niet voorop, dat is meer het
venijn van de maatschappijkritiek in de
staart. Evenwichtig leveren de kennismiddelen
en de visies ermee een heilig resultaat op,
onevenwichtig of fout gekoppeld leveren ze
een minder stabiele, doch tolerabele visie op
die niet heilig maar materieel gemotiveerd,
egoïstisch, zelfzuchtig of gespleten
onevenwichtig materialisme ofwel gewoon de
zotheid wordt genoemd: een laakbaar -isme.
Materialisme als de moeder der -ismen kan zo
dus, het nog eens repeterend, niet corrupt
zijnde, wel tolerabel zijn, terwijl het
materialisme er ook corrupt zijnde niet
tolerabel is - en met name juist misschien
als het evenwichtig is zoals een schaduw er
is bij iets wat stabiel in de zon staat.
Laten we de matrix gaan invullen om te zien
hoe dat werkt:

We zien in
dit schema de 30 onevenwichtige vormen van
materialisme en de 6 vormen van evenwicht met
het materialisme die allemaal, nogmaals,
verlicht d.w.z. niet corrupt zijn met het
goede doel voor ogen, dan wel onverlicht
corrupt zijn met het verkeerde middel als
doel gesteld. Filognosie noemen we dus de
integratie van de zes vormen van het niet
corrupte evenwicht. Laten we ze nu, uitgaande
van hun goed zijn, benoemen. Alle zesendertig
posities zijn allemaal -ismen omdat ze deel,
een afsplitsing t.o.v. het geheel van de
filognosie vormen maar de evenwichtige zijn
de heilige -ismen van de juiste koppeling.
Goed laten we de zes vormen van evenwichtige
religiositeit of heiligheid bespreken samen
met hun schaduw in de vorm van telkens vijf
vormen van onevenwichtige ego-gemotiveerde
zelfzuchtigheid.
1)
De kennis die zijn evenwicht vindt in de
methodische afweging van de filosofie heet
in cultuur gebracht, de cultuur van de
kennis. Deze cultuur heet ook anders
gezegd de vedische cultuur. Veda betekent
kennis. Vandaar dat de cultuur van dit
evenwicht wordt herkend in het
Hindoeïsme.
Als de kennis fout wordt
gekoppeld aan een paradigma ontstaat er
rationalisme, een vorm van
materialisme waarin men niet goed de voors
en tegens afweegt, maar wel systematisch
doorredeneert om het eigen gelijk te
bewijzen.
Analytisch aangewend
geeft de kennis het dualisme te
zien, waarin er niet goed of enkel maar
wordt afgewogen, maar er wel steeds het
een tegenover het ander wordt
geplaatst.
Als vorm van
verbondenheid of spiritualiteit is enkel
uitgaan van de kennis ook niet op zijn
plaats omdat er dan sprake is van een
vereniging van het bewustzijn die zich
zonder verzaking dan van de halve of hele
wereld van de verschillen afkeert zodat
men vervalt in monisme.
Religieus is enkel
de kennis zonder de juiste afweging een
groot gevaar dat fundamentalisme
heet. Het eigen gelijk wordt doorgedrukt
zonder zich af te vragen of er misschien
wel niet een gezamenlijke zonde is die
vreedzamer is dan het heiliger dan gij
beginsel. Is verwant met het dogmatisme
dat tolerabel is indien men niet uit is op
de materie.
Als men politiek met de
kennis van wet en economie schermt zonder
de zaken goed af te wegen spreken we van
formalisme: kennis van de wet
zonder de juridische relativiteit van
wetsregels en economische evenwichten,
zonder een vorm van proces en respect voor
rechtspersonen, dat autoritair zonder
aanziens des persoons zijn wil doordrukt.
Veel gehoorde klacht over b.v. de
overheidsdienaar die dan veel leed geeft,
maar getolereerd moet worden tot er een
politieke omslag is.
2)
De
macht die zijn evenwicht vindt in de
wetenschap kent als zijn cultuur het
systematisch bestrijden van de illusie,
immers, gebaseerd op illusie heeft men
alleen greep op zijn eigen voorstelling en
niet op de voorgestelde wereld buiten
zich. Macht heeft betrekking op het
controle hebben op de concrete
werkelijkheid van de materiële wereld
van het persoonlijke lichaam en de
materiële wereld daarbuiten. Met de
wetenschap als de visie der
illusievrijheid komen we dan uit op de
religiositeit van het Boeddhisme
als haar volkomen evenwicht, als de
optimaliteit en zuiverheid van haar
systematiek; het was immers de Boeddha die
met achting voor de regels der
menselijkheid systematisch de voorstelling
uitbande terwille van het voorgestelde en
die verzonkenheid de verlichting noemde,
het ware doel van de beheersing van de
persoon in relatie tot zijn omgeving.
Als men controle
wil verkrijgen over de filosofie zal men
snel merken dat dat in strijd is met de
verlichtingsgedachte van het vrij zijn van
illusies: al filosoferend mist men dan het
voorgestelde en blijft men in
relativeringen steken. Dit heet
relativisme; het absolute van het
voorgestelde van de fysieke werkelijkheid
van de tijd, de ruimte en de materie zoals
die voor zich is, wordt niet opgemerkt.
Ziet men veel bij wis- en natuurkundigen,
verdwijnend in een wolk van abstracte
logica die maar niet concreet kan
koppelen. Dure doch tolerabele hobby.
Een andere vorm van
slecht mediteren is het negativisme
waarin men analytisch al indelend de
controle wil krijgen over de dualiteit,
maar daarmee steeds partij kiest voor de
beheerser ten koste van het beheerste.
Deze machtsuiting toont zich dan als een
negatieve relatie met dat wat men wil
beheersen maar zonder evenwicht niet onder
controle krijgt. De controle en de geest
erbij wordt dan negatief, is mislukt, is
afwezig in feite. Ziet men veel bij
gefrustreerde psychotherapeuten. Wel te
verdragen, en is ook niet stabiel
gelukkig, mits men niet naar
materiële middelen grijpt.
Het volgende
probleem van illusie is het
spiritisme, waarin men niet de
materie maar de voorstelling ervan
gebruikt om de controle te krijgen over de
werkelijkheid. Zich in de geest verenigend
zonder die leeg te maken wordt de
voorstelling een werkelijkheid die een
volkomen illusie genoemd kan worden: men
leeft met geesten en spoken die voor
niemand anders te zien zijn. Je zou het
ook negatief materialisme kunnen noemen of
gewoon geestesziekte als de sociale
samenhang ermee of dienstverlening ermee
in spiritistische seances verloren gaat.
De spiritist moet volhouden de macht en
krachten in de geest naar buiten te
brengen. Lukt wel af en toe en mag ook
wel.
Een heel andere
en meer sociale vorm van illusiegebonden
materialisme is de beheersing met
tradities uit te willen leven. Men heeft
niet de controle door een traditie omdat
dat een systeem is, men heeft de controle
omdat men de zaken systematisch ziet zoals
ze zijn. In die zin kan de traditie dus
een blok aan het been vormen en heet ze
als doordrammerij dan
traditionalisme, een benadering die
andere hoofdstukken uit de
godsgeschiedenis verdringt en zo een
repressieve vorm doch toegestane vorm van
materialisme of sociaal super-egoïsme
vormt die monomaan als ze is bij het
onvermijdelijke destabiliseren ervan vroeg
of laat veel schade en leed veroorzaakt
aan andersdenkenden alsmede aan de
wereldvrede en de vooruitgang die het
juist moet hebben van de tolerantie en
openheid. Tradities zonder openheid en
vooruitgang geven geen duurzame of zelfs
helemaal geen vreugde. Het systeem van een
traditie heeft feitelijk geen ziel als ze
niet met de tijd kan komen. Het is een
toegestane grafstemming.
Tenslotte kan de
macht foutief doch tolerabel worden
gekoppeld aan de politiek. Als
machtsuitoefening niet illusievrij niet
wetenschappelijk is, slaat men de plank
mis in relatie tot de burger en heeft men
een cultuurneurose: een ineffectieve vorm
van controle uitoefenen en betrokken zijn
die zonder zelfkennis leidt tot een regime
van machtsuitoefening over andere mensen.
Daarbij is dan iedereen die niet
gehoorzaamt dissident een vijand van de
staatsorde. Illusievrijheid is echter een
kwestie van macht over jezelf en samen met
anderen vechten tegen illusies, niet
omgekeerd met je illusies van macht tegen
anderen vechten waarop je je eigen
illusies projecteert. Machtsstreven is zo
de illusie van het gebrek eraan. Men heeft
het niet maar wil het met een ander. Een
voorbeeld is de communistische stelling
'God is het opium van het volk'
terwijl het geld meer de koesthouder is
dan de religie die alleen maar op het
geweten werkt en opwekt tot bewustzijn.
Een tweede voorbeeld is het antisemitisme
dat de Joden het materialisme in de
schoenen schuift dat toch echt, zo merkte
de machtsbeoefenaar heel snel in heel de
wereld aanwezig is als de vijand van de
opleggingen van de politieke wil tot macht
over anderen. Toch mag de politiek gewoon
macht uitoefenen mits het doel een
politiek doel is, een vorm van
redelijkheid inhoudt. Het anderen willen
beheersen echter wil nooit duurzaam, men
kweekt altijd tegengas. Deze misvatting
van meestens dwaze en niet haalbaar
gebleken machtstoepassing over anderen
i.p.v. over zichzelf heet aldus
despotisme. De machtspolitiek wordt
doorgaans door de trias politica in
goede banen geleid zolang de macht zelf
niet het doel is en men dus nog politiek
van vergaderen is. Vrijwel iedere
politicus heeft er een handje van zijn
idealisme voor te schrijven met het
wegmoffelen van de keuze die dan steeds
politiek terugbevochten moet
worden.
3)
Het ideaal van de schoonheid en harmonie
realiseert men zich ten volle als men het
evenwicht vind in de analytische geest.
Alleen als je daarin het midden houdt, de
middenweg bewandelt, lukt dat. De cultuur
van het evenwicht is derhalve de
heiligheid ervan. Die kennen we uit China
als het Taoïsme met het
daarbij behorende Confucianisme,
voor zover dat meer op het staatsbestuur
gerichte naar buiten treden voor de
menselijke Hemelse Deugden van de
medemenselijkheid, de plicht ervoor, het
decorum erbij en het inzicht ervan, niet
tegen de bezinning en de meditatieve staat
ingaat van de meer op de natuurlijkheid
gestelde terughoudende Taoïsten. Yin
en Yang is het symbool. De psychoanalyse
was pas compleet toen C. G. Jung zich op
het Geheim van de Gouden Bloem bezon, de
continuïteit van de leer en de ziel
ermee boven het eigen lichamelijke bestaan
uit. De harmonie is de Dao, de weg van de
menselijkheid en de bezinning op het
natuurlijk evenwicht der dualiteiten is de
discipline die de schoonheid als het
uiteindelijke ware toont. Zolang de
evenwichtige analyse en de integratie van
de visie erbij het doel is van de
harmonie, is dat goed, maar dat wordt
echter anders als men dat b.v.
propagandistisch omdraait.
Minder fraai in
evenwicht is het slechts de overweging
willen met de harmonie. Dat soort streven
vanuit de harmonie is dan slechts een
opvatting die we estheticisme
noemen. Zo kan je dan b.v. kunstenaars
hebben met veel praatjes, terwijl hun
kunst op zich niks voorstelt. Je hebt er
een kunstkritisch analyticus bij nodig om
het recht te breien. Leuk, maar niet vol
te houden.
De volgende
systematische fout in dit opzicht is als
men er wetenschappelijk tegen aangaat om
de schoonheid in de markt te zetten. Die
cultuur heet de cultuur van het
narcisme en is het materialisme van
de eigenwaan of de valse notie dat men
door toepassing van het schoonheidsideaal
ook werkelijk een evenwichtig leven zou
leiden. Ware schoonheid bloeit in het
respect voor het natuurlijk evenwicht.
De schoonheid inzetten
om je te verenigen geeft de verbijstering
over de menselijkheid en menselijke vorm
die we humanisme noemen. De mens
voorop plaatsen impliceert nog geen
evenwicht en harmonie, noch kent dat de
moraal om de gulden middenweg in de
algehele dualiteit te bewandelen en er
stabiel in te zijn. Het humanisme is
veeleer een vorm van verliefdheid op de
vereniging die mens heet maar niet meer
dan dat zijnde meer een sentiment dan een
weg vormt die men kan bewandelen.
Menselijk verbonden kent men verder geen
gezag of weg anders dan het eigen gezag
leidend naar het eigen samenzijn, hetgeen
uiteindelijk gewoon uiteenvalt door een
gebrek aan discipline. Men mediteert niet
en ziet zo niet, of kan niet vast houden
aan, het evenwicht in de dualiteit dat de
schoonheid vereist.
Schoonheid aangewend in
de religiositeit geeft een andere
verliefdheid van de persoon die we
holisme noemen. Bovenin het artikel
vermeld als een positieve term moet gezegd
dat het helaas echter een zotte of gewoon
valse koppeling is terwille van de
eenheid. De juiste koppeling van de
veelheid is er als er sprake is van
respect voor de succesvolle actie, de
culturele weerklank van de persoon in
zijn hele godsgeschiedenis, voor de
roem dus ermee; maar doet het holisme dat,
dan is het geen holisme meer, maar noemen
we het Soefisme. Als het holisme als
zijnde een weg of een vorm van
karma-yoga (een vereniging in het
afzien van de vruchten) haar
zotheid wil overwinnen is het Soefisme
haar concrete doel want alleen daarin
vinden we het geheel van de roem van de
godspersoon terug. De religie is er dus
niet voor de schoonheid en de schoonheid
dus niet voor de religie, ookal gaan ze
goed samen. Schoonheid, een mooi plaatje
waar iedereen inpast, religieus beleefd
geeft een besef van eenheid dat net als
met het humanisme niet stabiel is; het is
een verbijstering over de uiterlijkheid
van de leer ditmaal, die niet in evenwicht
met de verscheidenheid die de religie ook
uitdraagt teveel in de
alles-is-één gedachte blijft
hangen. Men verwaarloost dan met de
voorkeur voor het mystieke geheel dat dan
God is, bij een gebrek aan filognosie de
historische en actuele verschillen met een
oppervlakkig gebaar, of klank, of geur.
Het is prachtig voor even, maar het
beklijft niet, en is zo meer een
hartstocht voor een materieel effect van
respect hebben, het materialisme dus van
een foute aanwending.
Als men de schoonheid
als middel in de politiek aanwend komt men
op nationale trots uit. O wat zijn we mooi
(maar het is een zooi). Dit heet
nationalisme. Leuk voor het voetbal
en een volkslied, het ego is een veld van
handelen waarin de lust wordt beheerst,
maar als singuliere staatsopvatting is dat
gevaarlijk, net zoals met de andere
socialistische, liberale en
confessionele-conservatieve eenzijdigheden
in het politieke veld. Het is een
begrijpelijk iets, maar de politiek is er
niet voor de trots. Het gaat meer om de
eer een ieder ongeacht de natie recht te
doen in de wereld.
4)
De verzaking is de waarde die men koestert
als men zich wil verenigen in het
bewustzijn. Als men los wil laten kan men
samenkomen en samen zijn in de ziel boven
de materie en zo erboven uitstijgen om
daar dan de gelukzaligheid te vinden. In
cultuur gebracht kan verzaking echter voor
veel problemen zorgen. Loslaten moet men
namelijk alle fixaties omdat men zich in
het getuige zijn duurzaam verenigt, niet
in deze of gene voorstelling die tijdelijk
is. Daarom spreekt men van verzaking in
dat verband. De getuige kenmerkt zich
behalve duurzaamheid en gelukzalige
verheffing in vereniging door kennis. Deze
kennis in cultuur gebracht, de kennis van
het uitstijgen boven en opofferen van,
kent de Christen als de gnosis die
de materiële verleiding als het kwaad
ziet en mythisch geassocieerd de
geestelijke onafhankelijkheid en
verlichting zoekt boven de religieuze
tradities en de filosofie uit. Hij zit
niet direct vast aan een ritueel of aan
een politiek, en ook niet direct aan een
systematische twijfel of aan deze of gene
manier van kennen. De gnosis betreft het
kennen van de kenner die de veranderingen
als werkelijk, als de levende God ziet,
niet de fixaties. En
hermetisch-filosofisch is er zelfs liefde
voor de kosmische werkelijkheid. De
cultuur van de gnosis heet het
gnosticisme en vormt de kern van
het Christendom. Het is de kennis van de
vereniging van de ziel met God die boven
het gereformeerde ritueel of de katholieke
traditie en autoriteit uitgaat. Dat is wat
wetenschap en religie samenbindt, vrij van
illusie niet de wereld zozeer zien, maar
de levende ziel en daaraan vasthouden.
Direct aan de gnosis is de yoga gekoppeld
die niets meer dan de systematiek van de
gnosis, van de transcendentale gang is. De
gnosis is de naam van het evenwicht, de
discipline
ervan heet
yoga,
is het filognostisch inzicht. Onze
filognosie is dan ook de yoga die
gnostisch boven zichzelf uitstijgt om meer
dan dat de ziel, de verzonkenheid in alle
visies apart bijeen te binden tot een
geheel en de kosmos wel als goddelijk
ziet. In die zin is de liefde van de
gnosis meer dan de yoga en het gnosticisme
zelf; ze heet dan filognosie en zo het
positieve van de meer syncretische,
structurele en zingende mens die
drievoudig is zonder een conflict tussen
geest en verstand of de seksualiteit en de
dood. De filognostich positieve waarheid
gaat echter verloren met het tot doel
stellen van de verzaking. Steeds is de
bewustzijnsvereniging het doel of anders
is ook de filognosie gevallen.
Fout gaat het met de
verzaking als men die inzet om filosofie
te bedrijven. De afwegingen vooropgesteld
hebbend met de verzaking als kennismiddel
blijft men, met het op de methode van
beschouwen uit zijn, met het
moralisme zitten: de regels zijn dan
werkelijke denk-objecten die af te wegen
zijn, maar wat wil men aan de ziel der
vereniging die de verzaking levert afwegen
die in de praktijk der meditatie ermee het
denken steeds tot rust beweegt?
Een tweede probleem is
het in de wetenschap als verzaker van de
wereld naar voren te treden. Dit soort
bezigheden rekent men onder het
sciëntisme, dat enkel en
alleen maar de wetenschap tot de religie
of de transcendente positie wil verheffen,
terwijl de wetenschap toch duidelijk de
macht in de wereld voorstelt in de omgang
met de materie.
De derde moeilijkheid doet
zich voor met het analytisch gebruikmaken
van de verzaking als het kennismiddel. Men
pleegt dan een karaktermoord op de analyse
die zo de dualiteit niet meer goed kan
overzien. Dit resulteert in een
levenshouding die helemaal opnieuw het
wiel moet uitvinden omdat ze het,
lustmatige, verwarde, verleden afwijst en
zo als een boom zonder wortels niet zelf
een traditie uit de mouw kan schudden. Met
andere woorden met zo'n reductie kan men
niet tot een vaststaande ethische,
wijsgerige of sociale grondslag komen. Dit
noemt men het nihilisme. Dit ziet
men wel eens bij goeroes die in hun
verzaking gefixeerd op het hier en nu geen
stabiele samenleving kunnen opbouwen omdat
onderwijs zonder geschiedenisboeken geen
geschikte scholing kan vormen en zo geen
samenleving oplevert die geleerd heeft van
het verleden. Geen verleden, geen
toekomst. Wel leuk mediteren, maar dat is
dan dat.
Ten vierde kan men
de verzaking fout koppelen aan de religie.
De religie is er echter voor het in goede
banen leiden van de roem van de persoon,
die hoewel hij van verzaking is, toch echt
niet zonder zichzelf een bevredigend
resultaat oplevert, zodat verzaking als
kennismiddel in de religie resulteert in
een dwangmatig versterven zonder dat de
integratie die erbij hoort wordt gevonden.
Deze wanhoop kan dan leiden tot
zelfvernietiging. Dit soort gevallen van
jaloezie met de heilige roem, in de vorm
van het ontkennen van de godspersoon en
het verdraaien van de heilige schrift,
noemt men sektarisme als het
sociaal functioneert als een denkmodel:
een centrale persoon wil de godheid zijn,
maar blijkt uiteindelijk een psychotische,
destructieve gek te wezen die leidt tot
zelfvernietiging. Je zou kunnen zeggen dat
zelfs de heilige vormen van evenwicht in
de filognosie ieder voor zich weer sekten
vormen als ze jaloers de Fortuinlijke van
de filognostische integratie afwijzen,
terwijl die hen zelf wel accepteert. Wie
zichzelf zo afwijst is van de
zelfvernietiging en vernietigt ook zijn
volgelingen en associatie
uiteindelijk.
De laatste vorm van een
mislukte of mislukkende koppeling van de
verzaking is de uiting ervan in het
politiek bedrijf. Een land kan in
verzaking een culturele eigenwaan
ontwikkelen die stelt dat de rest van de
wereld gek is en zondig en zich zo
isoleren en verkommeren. Dit doet zich
meestal voor als een totalitair en
autoritair systeem dat niet meer
diplomatiek en cultureel relativerend naar
buiten gericht is, naar binnen gericht
blijvend uiteindelijk dan moet instorten.
Zo'n systeem is dan precies zoals de
Boeddha die de verlichting niet kon
bereiken door enkel strenge boete te doen.
Er is voor iedere natie een positieve
wereldmissie nodig die persoonlijke
heiligheid en heldhaftigheid vereist. Deze
verkeerde politiek van nationaal opgelegde
verzaking heet het
isolationisme.
5)
De roem zoals gezegd vindt zijn vervulling
in de religie. Nu vormen religies
makkelijk super-egosystemen i.p.v.
superziel-systemen die nogal wat strijd in
de wereld opleveren door foute
interpretaties en toepassingen van heilige
teksten. Het eigen tekort ziet men dan
psychologisch gedwongen in consonantie met
de heiligheid als de zonde bij de andere
cultuur. Vals superioriteitsgevoel
ontmaskert zo de religie als een vorm van
onwetendheid wat betreft de relatie tussen
God en zijn godsgeschiedenis. Evident zijn
er verschillende religies, evident zijn
die ontstaan in verschillende tijdperken,
evident hebben ze allemaal een aspect, een
punt van belang onder hun hoede, evident
is er dus een godsgeschiedenis waarin
iedere religie slechts een hoofdstuk in
het Werkelijk Grote [en praktisch
Onleesbare] Boek van God vormt.
Derhalve blijft er als het evenwicht van
de roem gecombineerd met de erediensten
van de religies, maar één
kandidaat over: degene die gewoon alle
heilige schriften op zijn altaar legt en
daar zijn best mee doet met zang en preek
en eredienst. Deze mensen staan over het
algemeen bekend als de leden van het
Universeel Soefisme, maar er zijn
ook andere syncretische religieuze
bewegingen die de eenheid van de
wereldreligies beogen met culturele
kruisbestuivingen. Het probleem is dat,
behalve het vaak naïef tijdbegrip dat
dan ook syncretisch in de eredienst wordt
gecompenseerd, het steeds enkel de religie
is, terwijl de cultuur toch uit meerdere
visies bestaat. Zo blijft dan de
filognosie toch nog noodzakelijk.
Uit evenwicht met de
roem is de filosoof te veel gebrand op de
concrete materie ermee. Roem vereist
concrete aansprekende, populaire,
voorbeelden, maar de perfectie van de
metafoor is de religieuze en niet de
filosofische. Als de filosoof niet wil
zingen en niet de eer betoont en
voordraagt, blijft hij een intellectuele
droogzwemmer en boekenwurm die, zich
uitputtend in concrete voorbeelden om maar
de roem naar zich toe te trekken of de
roem als middel te hanteren mislukt in de
eredienst: het wordt een on-eredienst door
de blamage van het filosofisch niet
meer goed afwegen van de argumenten zodat
men dan als zijnde slechts een mening
afgeserveerd wordt. Deze mislukking
van de roem als kennismiddel in de
filosofie heet concretisme, de
mislukking van de abstraherende
relativering die de juiste methode van
afwegen met name in zijn laatste fasen
mist: men komt niet tot ordening en
volledigheid.
De tweede zonde
tegen of zwakheid met de roem is die
systematisch na te streven door het eigen
ik in de plaats te stellen van die van de
groten in de geschiedenis en dat dan als
zijnde de verlichting van de authentieke
geest aan te smeren. Alleen de wetenschap
is echt systematisch dus daar komen we de
grootste voorbeelden tegen. Einstein b.v.
ontkende de ether, een fundamenteel
element van de klassieke filosofie
geassocieerd met de roem van God en Zijn
geschriften, maar Albert moest er later op
terugkomen met zijn excuus dat ie te
radicaal was geweest. Deze jaloerse
houding, nog steeds populair onder
natuurkundigen, heet echter niet
radicalisme, maar personalisme, dat
er simpel op neerkomt dat men zijn
meerdere in de godspersoon of met name de
eredienst voor die Hoogste Persoon niet
kan onderkennen.
Analytisch neemt de roem
ontledend dat de vorm aan van een zeer
innovatief construeren van allerlei
indelingen die echter de integratie missen
om echt die van de tradities naar de kroon
te kunnen steken. Men is dan een
structuralist; deze afwijking van het
structuralisme in het aandacht
trekken treft men vaak aan bij psychologen
en psychiaters die niet echt goed de
analytische conclusie kennen aangaande de
illusievrije subject-object koppeling die
de heiligheid en zijn eredienst eigen
is.
Spiritueel de roem als
kennismiddel voor de vereniging inzettend
wil men iets manifests, de roem, voor iets
niet manifests, de transcendentie van de
bewustzijnsvereniging, aanwenden. Dit uit
zich dan in een sociaal nep-idealisme dat
trots is op zijn materialisme ofwel
filosofisch in feite niet deugt. De
controle over zichzelf ontaardt dan
makkelijk in het controle willen hebben
over anderen, hetgeen mislukt natuurlijk
zodat men dan weer, in een normale
democratie, uit het sociale beeld wegklapt
als was men het weermannetje in het
weerhuisje dat dan weer mechanisch het
individueel materialisme vooropstelt dat
dàn weer zogenaamd, gaa-a-ap, het
ideaal van iedereen zou zijn. Deze
waanvoorstelling die echter heel menselijk
en sympathiek aanvaardbaar en zelfs, als
politiek tegenwicht, noodzakelijk kan
zijn, noemt men het socialisme dat
getrouwd is met het evenmin stabiele
liberalisme van allerlei snit, dat als het
rechtse economische weervrouwtje
fungeert.
Tenslotte is er
nog de laatste zonde t.a.v. de roem
en dat is de politiek ingaan of die van
binnenuit anders aanpakken met je
bekendheid omdat dat zo'n prettige en
ijdele jeuk van macht en
verantwoordelijkheid geeft in het
lijf. Die verantwoordelijkheid is
echter minder prettig op de lange duur.
Politieke bekendheid op zich is geen
pretje, maar een wandelend geweten met een
microfoon en een camera achter je aan die
je nooit met rust laat. Door steeds als
principe het volk naar de mond te praten
vanuit het idee van bekend zijn, ontstaat
er met dit soort lieden een janboel van
jewelste omdat de fysieke, culturele
integriteit van de in feite
opportunistisch opererende aandachttrekker
geen filosofische, sociale of historische
samenhang, geen systematiek, geen
behoorlijke analyse, geen transcendentie
en geen eredienst kent, maar slechts het
eigen eigenwijze naveltje of populaire
trucje als doelstelling en kwaliteit
onderkent. Deze kapitale vergissing van de
naar het hoofd gestegen eigenwaan die de
ware adel naar de kroon steekt met een
vals of zot of niet goed gekoppeld idee
van verlichting en dat verwant is aan het
opportunisme - waar dan ook soms de
doodstraf op staat omdat men voor de
duivel of voor een dubbelspion van
hoogverraad wordt aangezien - heet
populisme; een
carrièrewending - ook mogelijk
onder geboren politici - die heel spannend
is, maar evenzogoed een levensgevaarlijk
en schadelijk -isme kan zijn.
6)
De laatste vorm van fortuin is de meest
begeerde: de rijkdom. Men heeft er
fantasieën bij van vrijheid en
heerschappij, superioriteit en adel, maar,
zo kan menig een edelman verzekeren, is
het in werkelijkheid doorgaans een hoop
koppijn om de eer van de materiële
cultuur en beschaving hoog te houden met
culturele hoogstandjes van
verantwoordelijkheid. Want ja, rijkdom is
een ruim begrip dat meer inhoud dan geld
alleen. Zoals we boven al zagen is de ware
rijkdom tijd hebben voor de
zelfverwerkelijking. Daar moet men dan
doorgaans ook zijn hele salaris voor
inleveren om solidair als vrijwilliger met
een uitkering er wel aan toe te komen een
tijdje voordat men met het materiële
motief weer verstrikt raakt in de minder
verheven rijkdom van geen tijd, maar wel
geld hebben. Welnu de wetenschap en eer om
met de tijd op orde de rijkdom en de
welvaart met alle idealen in het vaandel
te verdedigen, heet de politiek van het
commentaar der heiligheid wat betreft het
geld en de tijd die het
Vaishnavisme wordt genoemd. Alleen
zij kennen de integriteit van de volheden
en de visies in één
cultureel concept: dat van de God van het
Behoud die alle nevenmotieven afwijst en
alle eer toekomt. Hebt u een miljardje
teveel, geef het aan de vaishnava's:
alleen zij zijn integer met de centen, ze
bouwen er alleen tempels en ashrams mee om
de jeugd van de straat te houden met gebed
en studie en de huishouders gemotiveerd
met zuivere dienst door ze met hun
specifieke filognostische basis discipline
bij te brengen. In het klooster zijn het
de monniken met de hoogste standaard van
discipline op het geestelijk vlak die er
te vinden is. Buiten de tempel levend zijn
het, in goede doen, ware en zuivere
vernieuwers die de cultuur vooruithelpen
in opofferingsgezindheid en zijn ze de
vooruitgang in eigen persoon. Probleem
alleen is dat de politiek van het bidden
met alle roem des Heren niet volstaat, ook
de andere heilige -ismen uit de ene
godsgeschiedenis zijn noodzakelijk voor
een volledig godsbeeld. Conclusie: bouw op
de filognosie-vaishnava die niet het
Hindoeïsme, het Boeddhisme, het
Taoisme, het gnosticisme en het Soefisme
afwijst. Alleen die integratie is volkomen
waarin alle anderen volledig zijn onder te
brengen.
Wat betreft het
geld gaat er zoals bekend verschrikkelijk
veel mis zonder dat we, laakbaar als het
is, dat echt bestrijden kunnen omdat het
niet zonder meer corrupt te noemen is. Als
het geld van een professorensalaris een
manier is om een goed vakfilosoof aan een
universiteit te zijn bijvoorbeeld noemen
we het kapitalisme als dat bij zo'n
denkartiest het feitelijk motief is om
zijn vakmatige afwegingen uit te dragen
als zijnde een voorbeeld zoals het moet.
Hij is dan onzuiver bezeten van alles en
iedereen die, net als materialistisch
algemeen met de seks-is-alijd-goed
overtuiging, de hele dag loopt te denken
aan wat voor vertoning men nu weer ten
beste moet geven van
(schijn-)deskundigheid en prestige om het
begeerde extra geld van een salaris binnen
te halen in wat men dan de
'carrière' noemt, die redelijk
onafhankelijk van geleverde prestaties
zijn vaste voortgang kent. Geld en seks
als het leidmotief voor alle visies die de
filognosie onderscheidt, inclusief die van
het evenwicht, vormen de simpele filosofie
van het kapitalisme dat een van de grote
steenpuisten van het wrattenzwijn van het
materialisme is. Het staat gevaarlijk
dicht bij het anarchisme dat er de diepste
schaduw van vormt en dat inderdaad vals
verlicht feitelijk tegen iedere vorm van
staatsbemoeienis en belastingheffing is,
terwijl de politiek de enige club mensen
is die werkelijk verantwoordelijk met het
geld kunnen omspringen, als ze ook maar
iets van de vaishnava's aannemen - wat op
zich niet zo moeilijk is. Vandaar ons
belastingstelsel. Zoals de vaishnava's het
zeggen: zonder Lakshmî, de Godin van
het Fortuin van met name de
uitkeringsgerechtigden en Heer Vishnu, de
Heer van de ether, het universum en de
tijd, wordt het allemaal niks. Wie
verzorgt anders de bejaarden, de kinderen,
de huishouding en het vrijwilligerswerk?
Wil de filosofie zuiver zijn dan moet de
redenaar zuiver zijn, en niet enkel de
(kritische) rede; d.w.z. de filosoof moet
vrij zijn van de twee basisdriften van het
materialisme. Vanwege financiële
preoccupaties is er dan ook weinig
vooruitgang en vernieuwing mogelijk met de
universitair hooggehouden filosofie. In
India zitten de wijzen altijd in het bos
of aan de rivier, ver van de wereldse
invloed... zij het misschien dan met een
ashram met leerlingen die zonder
prestatiedwang en tentamens hun studies
doen.
De tweede helaas
toegestane zonde met het geld is het
systematisch aanpakken van het geld zelf
te plaatsen boven de politiek van het
eerlijk verdelen ervan. Want wat zou nou
anders een goede economie inhouden dan dat
het geld goed verdeeld wordt? Deze
opvatting die het geld boven de politiek
uit met een systematische economische
opvatting wetenschappelijk wil beheersen
heet monetarisme en houdt in dat
het geld steeds maar met een andere
hoeveelheid rondpompen de oplossing zou
zijn. Maar ieder kind weet dat aderlaten
of bloedtransfusies, behalve wat korte
termijn effecten, geen wezenlijke invloed
hebben op de kwaliteit van de bloedsomloop
zelf die meer afhangt van de algehele
fysieke conditie en de levensgewoonten. In
ieder geval moet de econoom van deze
opvatting onthouden dat economische
trombose, of opgehoopt passief kapitaal de
manier is om iedere economie om zeep te
helpen. Dus investeringsverplichtingen die
het kapitaal actief houden is de enige
oplossing. De regering moet daar echter
over beslissen, en niet het geldwezen zelf
met zijn eigenlijk middeleeuwse
bijgelovige praktijken van aderlaten en
bloed drinken om gezond te blijven met
enkel een hoofdader van het geld. Het is
een nogal illusoir -isme, dat echter
wettelijk niet te verbieden is.
Een
wat minder in het oog lopende, maar o zo
sluipende
vorm van materialisme is het in de
analyse, voor de analyse meepraten met
alle winden op basis van het geld als het
middel om die visie te verdedigen. Het is
eigenlijk, gewoon geestelijke hoererij en
dat terwijl de mensen met problemen die
voor b.v. psychoanalyse in aanmerking
komen nou juist met het geld vaak in de
rats zitten. Men plukt de zoeker van de
kennis kaal, ook een soort middeleeuws
aderlaten in de analytische therapie, en
biedt ze als enige oplossing de
mogelijkheid dan dat voorbeeld ook maar te
volgen met een medisch air van gezag. Dit
analyseren met het kapitaal als leidmotief
in feite, noemen we opportunisme,
de hoofdzonde der 'geestelijke'
hulpverleners die hun cliënten van
alles en nog wat wijsmaken behalve dan de
uitweg van de geestelijke discipline. Ze
meten daarbij hun cliënten vaak ook
nog chemische dwangbuizen aan die hun
vaardigheden en zelfcontrole nog verder
ondermijnen. Wat nou zou het geestelijk
probleem anders verhelpen dan een
geestelijke discipline? Maar ja die
onthechting lukt dan niet hè, zeker
niet professioneel aan de bak zijnd. Deze
kritiek geldt trouwens ook de analytisch
ingestelde adviseurs van de politiek en
het bedrijfsleven die het geld als het
middel der valse verlichting niet schuwen.
De rekeningen zijn hoog en de vlag wappert
inderdaad alle kanten op. Een zinloze
verspilling van het geld, talent en de
analytische autoriteit, die er echter, het
moet gezegd, echt wel is.
De vierde zonde van de
rijkdom is de elitaire verbondenheid ermee
in een soort van nep-adel die geen enkele
sociale verantwoordelijkheid kent anders
dan die van de eigen bankrekening, de
roddelpers en het feestje. Men stelt de
eigen vriendjes voorop ermee en weet echt
niet wat men anders zou moeten met zijn
geld dan de zoveelste onzinnige uitgave te
doen op het gebied van de kunst, het
vastgoed, het vervoermiddel, de sieraden
of de kleding, of nee, zelfs een
incidentele schenking in liefdadigheid die
echter nooit een vaste ondersteuning wordt
en dus alleen maar sociaal verstorend en
feitelijk waardeloos is. Deze vooral ook
familie-gebonden droom van een godendom
waarin anderen je gekochte slaaf zijn en
die zich het liefst als van adel
beschouwt, noemt men nepotisme of
elitarisme. Een soort van sociale
zelfbevrediging zonder schaamte over het
onverantwoorde kapitaalbeheer erbij. Het
enige wat de burger belet om opnieuw de
guillotine op te stellen is dat ze via hun
invloed en hang naar valse zelfverheffing
het sociale stelsel nog niet geheel om
zeep gebracht hebben, maar de verleiding
is er wel...
De vijfde en
laatste zonde van de rijkdom als
kennismiddel is het kicken op het
koningshuis, zeer geliefd bij het halve
volk. Men moet natuurlijk van zijn
staatshoofd houden en de adel ook achten,
dat is niet verkeerd maar de rijkdom wordt
toch echt niet gevonden door zich erop
blind te staren in wat men het
royalisme noemt. De koning als
zijnde God hebben de Hindoes al
vijfduizend jaren geleden afgeschaft. Men
mag het vergeten die dweperij. Meer dan
een lintje voor goed gedrag zit er bij het
koningshuis echt niet in. Ook de rijkdom
over de eigen tijd te kunnen beschikken is
daar niet op zijn plaats te vinden, daar
heeft de koning(in) het veel te druk voor.
Dus nee de vervulling van de rijkdom, is
er heel hoog begrepen, maar er niet op
zijn plaats wat betreft de burger,
daarvoor moet men toch echt een deurtje
verder zijn in de vaishnava tempel. Daar
vindt men dan wel de echte gastvrijheid,
de liefde van de rijkdom van alle Fortuin
voor de eigen persoon die met je de kennis
en het voedsel deelt aan dezelfde voeten
van de ware Koning-filosoof die men daar
dan vindt als de wereldverzaakte
geestelijk leraar.
De
corruptie doorhebben
Goed nu
weten we hoe de verschillende -ismen van het
materialisme werken en wanneer ze idealiter
een zekere heiligheid hebben en als een
samenhangend geheel kunnen worden gezien en
ervaren, waarmee het gevoel van gescheiden
zijn, concurreren met elkaar of ontkennen van
elkaar en vervreemd zijn in onze opvattingen
en praktijken kan worden te boven gekomen.
Dit is de uiterlijkheid van een wereld van
mensen die allemaal zich aan regel een
houden: het materiële geluk, het fortuin
is er als een middel om uiteindelijk tot de
liefde van de kennis te komen eigen aan de
ziel die alles omvat en alles respecteren
kan, zij het dan met een kritische noot die
stimuleert tot evenwicht en duurzaamheid. Dit
is de ideale filognostische maatschappij. Nu
is de werkelijkheid dat niet iedereen zich
aan de regels houdt. Het te vergeven foutief
koppelen van een bepaald kennismiddel met een
bepaald kennismotief of een middel is te
vergeven en te tolereren, maar als moedwillig
het middel het motief zelf gaat vormen
krijgen we problemen.
1)
De
kennis als doel gesteld i.p.v. de
filosofie van afwegingen, geeft de
doodse school die alleen maar mechanisch
uit het hoofd geleerde zaken biedt: er is
wel kennis, maar de overweging vindt niet
plaats. Er zijn quizzen op t.v. die
suggereren dat de intelligentie bestaat
uit het hebben van veel feitenkennis of
incidentele handigheid, terwijl het in de
liefde voor de kennis nou juist gaat om
het talent deze verschillende zaken juist
af te wegen, anders zal er nooit een goede
manier van optreden en een rechtvaardige
maatschappij tot stand komen. Kennis dus
als doel is zo filosofisch gezien geen
geleefde kennis of kenniscultuur meer,
maar een verwerpelijke dogmatiek of fout
idee van intelligentie, die de
persoonlijke realisatie in de weg staat.
Ook de wetenschap, de analyse, de
bewustzijnsvereniging, de persoonscultus
en de politiek lijden dan aan hetzelfde
euvel.
Enkel voor de kennis zijnde
vormt de wetenschap de uitbuiting
van en voor leerlingen die dan niet echt
leren werken met die kennis.
Bij de analyse krijg
je corrupt met de kennis een schoolse
methode van aangeleerde inzichten zonder
dat er de kunst van het zelfrealiseren
wordt onderwezen; of zoals sommige
kunstenaars zeggen: ga niet naar de
kunstacademie, want daar leer je je
oorspronkelijke talent af.
Ook een
spirituele les die slechts de
kennis van de yoga nastreeft of de kennis
van gnostische geschriften, is vrij
nutteloos als niet duidelijk wordt hoe de
kennis moet worden aangewend in de
overstijging om stabiliteit en
verzonkenheid te bereiken. Veel
yogascholen b.v. leren de mensen niet eens
de
principes van de gelofte van de
yoga.
Ook dit is corruptie of misbruik van
de leer die mensen een verkeerd beeld van
de yoga als zijnde iets zelfzuchtigs
voorspiegelt. Het gnosticisme en
hermetisme kennen zo ook onzuiverheden in
hun visies die niet overwonnen worden als
de kennis zelf het doel is en niet de
stabiliteit van de gnostische visie. Er is
dan een pretentie van niet werkelijk
doorleefde 'wijsheden'. Deze onzuiverheden
hangen samen met het veroordelen van
mensen die geen kinderen hebben, de
afwijzing dat de mens van het goede zou
zijn dat dan gereserveerd wordt voor enkel
God, dat de kosmos als verlokkende materie
het kwaad zou zijn, dat geven wel maar
nemen er niet zou moeten zijn, dat je God
zou kunnen worden i.p.v. je slechts te
kunnen realiseren dat je maar op zijn best
een zuiver deel van God kan zijn, dat de
alomtegenwoordige ziel niet in de materie
aanwezig is, dat eros gelijk staat aan de
doodsdrift en meer van de wijsheid wat in
de gnostische/hermetische speculatie, die
toch vaak qua inzicht zo raak en terecht
is, gemist wordt.
In het
persoonsrespect geen juiste
afwegingen leren maken met het enkel
kennis hebben van de Schrift of van de
beroemdheid is evenzeer bedrog. Iemand het
morele gereedschap geven, maar hem niet
leren timmeren kan gevaarlijke toestanden
opleveren die menig een religie een
slechte naam heeft bezorgd. Je moet b.v.
leren dat de roem van de held niet zonder
meer kan worden nageaapt, omdat ieder zijn
eigen aanpassing of werkopdracht moet
vinden. Het gaat om de persoonlijke
aanvaarding van de principes in deze
afdeling, het b.v. gewoon maar aan anderen
uiterlijke kenmerken van boete opleggen,
terwijl de zonde onder die schijn van
heiligheid dan gewoon extra
ongecontroleerd met die frustratie
voortwoekert, is natuurlijk een corrupte
zaak, die de hele integriteit van de
persoonscultus in gevaar brengt.
Ook is tenslotte
politiek gezien enkel de kennis van de wet
nog geen redelijk bestuur als niet de
juiste afwegingen ermee worden gedaan. Men
is dan niet enkel formalistisch te kort
door de bocht met de regels, maar gewoon
ook willekeurig en onrechtvaardig ermee,
een vorm van laakbaarheid die niet zelden
een regering als zijnde mislukt ten val
bracht.
2)
De
macht als doel gesteld heeft
verschrikkelijke gevolgen. Niet alleen
wordt de Bhoeddhist, als die b.v. slechts
de macht over de geest wil om die weg te
drukken, die dan vermoord door een
woedende massa chinezen die dat
luilakkerij en bedrog noemen, neen, het
systematische van de school en de cultuur
verwaarlozend die de wetenschap ervan zou
zijn gaat dan zelfs helemaal verloren, de
bibliotheken branden af en de kloosters
worden gesloopt. De leer enkel voor de
eigen verlichting is gewoon vals. De
Boeddha zelf moest de leer onderrichten
omdat de liefde van de verlichting niet
los kan worden gezien van het onderricht
ervan. Ook de Boeddhist moet, zeg maar,
solliciteren, en zo geldt dat ook voor de
hele westerse wetenschap: als de
wetenschap er slechts is om tentamens af
te nemen zonder dat er researchprojecten
zijn, practica en stages, leidt dat
onverwijld tot de vernietiging van de
wetenschap, precies zoals de Boeddhisten
Tibet kwijtraakten door niet actief zelf
op de chinezen voor die tijd af te
stappen. en nu hebben ze dan een eigen
Dalai Lama en zelfs pauselijke staatsmacht
om bisschoppen te benoemen naar zich
toegetrokken. Missie is onontbeerlijk in
de wetenschap in het algemeen dus.
Zonder de missie van de adviespraktijk, de
therapie, of het onderwijs, is de
wetenschap gewoon op zichzelf betrokken
zelfdestructief, zinloos en corrupt zijnde
een vorm van bedrog. Met de macht gaat er
nog veel meer mis.
De filosofie uit
op de macht geeft een relativering die
filosofisch volkomen vals uitpakt en de
filosofie vernietigt. Een voorbeeld
daarvan is die duitse filosofie die van
een kritiek van de zuivere rede is die dan
de zuivere redenaar over het hoofd ziet;
die een exclusieve duitse hoogmoed inhoudt
die niks dan valse trots is en een idee
van übermensch zijn koestert die in
zijn atheïsme en eigenwaan zijn
meerdere niet kunnende erkennen in zijn
eigen vlammende zwaard loopt. En dat alles
omdat er wel macht gewild wordt, maar geen
systematiek van een goede factoranalyse
met de rede wordt opgebouwd. Veel duitse
filosofie van de verlichting en de kritiek
staat bol van de moeilijkste redenaties
die ook heel interessant en waar kunnen
zijn, maar waarvan niemand precies kan
zeggen wat de structuur ervan is. Deze
filosofie moet men, als men integer wil
blijven in de liefde voor de kennis, na
een aantal pagina's door tegenzin tegen
het abstracte geweld overmand, wegschuiven
met de smaak van perversie en corruptie in
de mond, anders wordt men het zelf. Les:
de macht is nooit en mag nooit het doel
zijn van de denker, anders is ie feitelijk
geestesziek. De kracht van het denken
bestaat bij de macht die men over zichzelf
heeft, maar moet ze tot die macht leiden,
dan is ze noodzakelijkerwijze vervreemd en
afgespleten.
In de analyse is
het analyseren ten behoeve van de macht
eveneens een ramp. Een mooi voorbeeld van
een analyticus die volkomen de mist inging
is het geval van de volgeling in de leer
die in de psychoanalyse bezonnen op de
macht ontaardde als zijnde een protagonist
van de z.g. orgone energie kanonnen die
wolken partijen uiteendreven en die, los
van de kanonnen, als energie de seksuele
potentie bevorderen zou. In de
middeleeuwen zou men op de brandstapel
belanden voor zoiets, in de moderne tijd
werd dit door de amerikaanse staat in de
ban gedaan als zijnde een perverse vorm
van wetenschapsbeoefening. Het orgone
experiment diende niet de wetenschap, maar
de macht. De ether is er niet om seks te
bedrijven of wolken aan flarden te
schieten, de ether als de macht van het
universum is er om de integriteit van alle
levensvormen te dienen met het juiste,
systematische respect voor de natuurlijke
tijd.
In de
verbondenheid is het bekend dat
spiritueel het spiritisme ook
corrupte varianten kent. Wilde de
ectoplasmische energie niet lukken, de
tafel dansen of de geest verschijnen, dan
belazerde men gewoon de seance-bezoeker.
Talloze malen zijn gerenommeerde
spiritisten als zijnde corrupt door de
mand gevallen omdat ze bezweken waren voor
de verleiding van de macht. Daarmee deden
ze veel schade aan die toch wel zeker
reële en acceptabele vorm van
geestbezwering, ook al is die 'hang naar
de talenten der vereniging', inderdaad
niet van het hoogste gehalte.
Religies verder die zich verslikken in het
machtsidee vormen beruchte valpartijen van
hele culturen zelfs. De katholieke kerk
die zich via de z.g. Inquisitie
compromitteerde met de rechtspraak in de
vorm van het martelen, verbranden,
ophangen, verdrinken of anderszins
vermoorden of uitbannen van vermeende
ketters die de machtspositie van de kerk
bedreigden, heeft zeker daarmee haar eigen
gewelddadige reformatie afgeroepen toen ze
door Luther werd aangeklaagd vanwege de
afkoopsommen. De afkoopsom was ook een
vorm van bedrog natuurlijk, een vorm van
misbruik van gelovigen, maar Luther schrok
zelf van de gewelddadige omslag die hij
teweegbracht met zijn stellingen: de kerk
ging finaal onderuit zodat heden ten dage
alleen nog maar de gnostiek overgebleven
is als de integriteit van Christus en niet
meer de machtsbeluste kerk-instituten die
de burgerij nog steeds verdeeld houden en
zelfs in strijd, zoals tot voor kort nog
het brandende conflict van de noord-ierse
Christenen in relatie tot de engelse.
Machtsillusies met eeuwenlange helse
gevolgen. Weg ermee: het is corrupt en
gevaarlijk met de religie ook maar enige
machtsillusie te koesteren. Voorbeelden te
over ook van andere religies. Door de
macht over zichzelf systematisch
en wetenschappelijk aan te
pakken
kan men religieus zijn, draait men het om
in het verlangen over anderen te heersen,
dan vernietigt een dergelijk corrupt
traditionalisme de religie ermee.
Politieke
machtsillusies zijn de hel op aarde, dat
is zeker. De macht van het volk over
zichzelf in de vorm van een despoot is op
zich nog tolerabel, maar geeft bij een
gebrek aan zelfkennis van de leider maar
al te makkelijk projecties met
vijandbeelden zodat het despotisme met een
vijandbeeld zichzelf de ondergang bezorgt.
Zoekt de despoot de ondergang van een
ander, dan herkent hij in het belang van
die ander niet meer zijn eigenbelang en
vernietigt hij zichzelf zo. Een despoot
moet zeer systematisch iedereen precies
dat bedenken wat hij zichzelf ook bedenkt
om niet zijn eigen ondergang te regelen.
In de praktijk oogst de despoot dan ook in
90 % van de gevallen zijn ondergang:
steeds spuugt men op hun graf. Alleen de
vedische heersers uit de oude tijd
slaagden erin hun goddelijke status te
behouden met verlicht despotisme volgens
een strikte systematische kennismoraal,
maar sedert Krishna lukt dat daar ook niet
meer. De europese poging om dat principe
met hakenkruizen te emuleren is
schandelijk mislukt. De politiek is er dus
niet voor de macht over anderen, de
politiek daarentegen is er enkel dankzij
de macht die men over zichzelf heeft. De
Boeddha was zo de beste machtspoliticus en
iedereen die hem nadoet gaat ten onder die
hem niet in zijn hele systematiek,
leerschool en genade voorop stelt. Hij is
de bestraffer van allen die afgunstig zijn
op de Fortuinlijke als de almachtige
heerser over de mensen.
3)
De verleiding van de schoonheid. De
chinezen weten er alles van. De Tao of
dao (de weg) van het volmaakt
evenwicht in de yin en yang
bedenking is er niet om mooie sier te
maken, net zo goed als de qi (de
ether) er niet is voor de macht; zij is er
om de menselijkheid te realiseren van de
hemelse waarden van het medeleven, de
plicht, het ritueel en het inzicht. Alle
andere strevingen gaan ten onder als
zijnde de corruptie van de Tao. De Tao is
er dankzij de schoonheid van de
natuurlijke harmonie die de mens zijn
goedheid geeft, omgekeerd echter pakt het
lelijk uit. De mooie tempel werd
vernietigd, de mooie cultuur ging tenonder
en het keizerrijk verging in politieke
moordpartijen omdat de heren der wijsheid
het valse revisionistische gezag vormden
dat de mensen dan weer kapitalistisch zou
onderdrukken. Schoonheid als doel gesteld,
de hoogmoed der ijdelen vooraf aan hun
val, is hetzelfde als geld dat als doel
wordt gesteld: het is corrupt en in China
is menigeen eraan tenonder gegaan. Dat is
de schaduw van het daoïsme dat
onvoldoende bewust is van doel en middel.
Het doel, zo benadrukte het confucianisme
dat zelf ook weer zijn schaduw van
formalisme en moralisme kent, is steeds
het inzicht, niet deze of gene zijden robe
of dat en dat lattenwerk of siertuin, en
ook van de communistische kunst is zo niet
veel meer te respecteren over; het was
immers hoofdzakelijk de edelkitsch van een
verschijning van eensgezindheid onder de
arbeiders zonder het werkelijk
evenwichtige zon/maan inzicht van de
yin en yang in de hele
menselijke identiteit van ook de
intellectuelen, bestuurders en
ondernemers. Zo viel men en valt men nog
steeds buiten China ook telkens weer op
zijn eigen ijdelheid, als de schoonheid de
leegte, het gebrek aan visie, wil
overdekken. De holle schijnvertoning klapt
als een ballon uit elkaar vroeg of laat,
het is corruptie.
Als filosofie is
de schoonheid niets meer dan estheticisme;
iets wat op zich nog geen halsmisdaad is
als een zeker inzicht in de noodzaak van
het evenwicht in de dualiteit wordt
nagestreefd. Maar als denkdoel gesteld
brengt de schoonheid precies de denker die
zich afkeert van de wereld om zeep als
zijnde een gehechte geilaard, masturbant
of verliezer die maar scheel op zijn neus
kijkt. De femme fatale is berucht
in het Westen en vormt een typisch
voorbeeld van het mannelijk tenondergaan
in het najagen van vrouwelijke schoonheid
dat belust is zonder de analyse en kunst
van het evenwicht houden. Bent u verliefd
als denker, klamp u dan vast aan de
artistieke analyse van het evenwicht, met
name het natuurlijke evenwicht, anders
verbrandt men zijn verstand als een mot in
de vlam, als een filosoof die tengronde
gaat aan zijn eigen corruptie.
Als wetenschap,
d.w.z. systematisch nagestreefd is de
schoonheid de cultuur van het narcisme.
Schoonheid als middel is bekend bij de
reclamemakers en de religies, maar zien ze
dat als hun doel, dan zullen ze hun
inkomsten en publiek zien slinken. Je moet
er zelf immers niet instinken in de truuk.
De narcist verdrinkt in zijn spiegelbeeld,
want hij ziet alleen nog maar zichzelf. De
popmuziek en de kunst in het algemeen
heeft als wetenschap van het schone dit
als zijn zware slagschaduw. Huis gered,
huwelijk kapot. Farao verdronken in eigen
piramide. Zonder de redding van een
regelmatige tai chi-oefening, een
bewuste kunst-analyse en andere
kunst-kenniscultuur is de narcist een
corrupte ijdeltuit die zichzelf in zijn
eigen uiterlijkheid niet meer kan vinden,
en zeker niet bij het ouder worden, wat de
grote vijand der narcisten is. Men belandt
verbijsterd met de schoonheid in de hel
van de eeuwige ontevredenheid over het
eigen uiterlijk ofwel men verdrinkt zonder
een analytische visie als in zichzelf.
Welke hel erger is, de ontevredenheid of
het verdrinken, is aan de slachtoffers om
te bepalen.
De volgende corruptie
der schoonheid is die in de
vereniging na te jagen. En dat is
echt een instinker waar menige sociale yup
en spirituele idealist is ingetrapt. De
mens die zich wil verenigen in zijn
schoonheid is niet zozeer een narcist.
Narcisten willen zich niet verenigen. De
vereniging kan men zich denken als de
redding ervoor, maar dat is ie niet. De
redding voor de zich in zichzelf
verenigende, menslievende mens is ofwel
met de verzaking de ware verbondenheid te
vinden ofwel met de schoonheid zich tot de
weg van het inzicht te bekeren dat niet
die schoonheid nog langer als doel stelt.
Anders komt men in het eeuwige tranendal
terecht waarin men de humanist aantreft
die zijn eigen afknapper op de menselijke
natuur niet meer de baas kan. Die mooie
intellectuele film, je komt er niet meer
uit omdat die slechts een probleemstelling
vormt. De verbondenheid is er niet voor de
menselijke schoonheid als de absolute
humanistische grootheid, de verbondenheid
vind men slechts in de verzaking van de
lusten in de zuivering daaromtrent.
Nog gevaarlijker
is de religieuze variant op de
schoonheid belust. Holisme is best een
lief materialistisch iets dat, heel
kostbaar weliswaar met al die cursussen,
toch best wat sociaal en spiritueel
entertainment oplevert dat kan inspireren.
Helemaal niet erg als het respect voor de
persoon voorop staat. Staart men zich
echter blind op het nevenmotief van de
uiterlijke verworvenheid ermee, dan beland
men in het gekkenhuis, niet meer en niet
minder. Heel verrassend? Neen, het als
zijnde het doel verwaarlozen van de
persoon, van de ziel, die juist de bron
van de schoonheid in de religie is, houdt
in dat men gericht op de persoon als een
middel, met het esthetisch nevenmotief de
persoon weerstreeft, ergogekte oogst dus;
want men misbruikt de persoon om de
ijdelheid van het uiterlijke effect te
bereiken. Dat kan gewoon weg niet en is
ook een vorm van misleiding. Waak tegen de
esthetische corruptie van het holisme, het
is weliswaar geen narcisme, maar je
misbruikt de medemens voor iets anders en
solliciteert zo naar de waanzin in die
vervreemding van de eigen heelheid. Met
het schone zoet eerst volgt het bittere
later.
Politiek
tenslotte is het ijdele van het volk
een goed middel om de nationale belangen
uit te dragen; kaasmeisjes, volksdansen,
molentjes, klompen, zijn allemaal lief en
onschuldig doch, slechts of gelukkig,
tijdelijke vorm van materialisme waar je
hoogstens wat misselijkheid van overhoudt.
Maar omgekeerd met het middel als doel
gesteld is het de totale waanzin van een
volk dat in zijn nationale trots de
collectieve waanzin tegemoet holt van de
paranoïdie. De eigenwaan
onzelfkritisch niet snappend natuurlijk
waarom er altijd zelfkritiek nodig is,
verdenkt met die waarheid dan anderen van
een kwade wil tegen te werken, want er
moet toch iets niet kloppen nietwaar? En
wat kwam er nu van de duitse edelgermaan
terecht? Er ging toch iets mis... De
politiek is er om economische afwegingen
te maken, niet als een middel om het
schone van de natie voor te vechten, dat
dan een propagandastunt wordt, dat dan
repressief wordt en oneerlijk omdat het
eigenlijk om wat anders gaat dan eerlijk
delen, vrije meningsuiting of openlijk
bespreken. Patriottische en
onzelfkritische eigenwanen bestrijden, met
achterdocht over de vermeende
achterlijkheid van andere culturen, die
culturen te vuur en te zwaard als zijnde
bedreigingen om de eigen valse schoonheid
op te gaan leggen, zonder nog door te
hebben hoe lelijk men er eigenlijk in
eigen spiegel uitziet. De schaduw, de
corruptie van het nationalisme met zijn
patriottische heldenverering, is gewoon
oorlog, neen het was zelfs een
wereldoorlog.
4)
De lokroep van de verzaking, klinkt
merkwaardig maar is reëel. Mensen
denken God te winnen als ze afzien van en
dat is ook wel zo, verzaking geeft kennis,
is een principe van de kennis horende bij
de yoga, de analyse en het celibaat. Toch
is het een vorm van corruptie het te
willen om van verzaking te zijn vanuit de
yoga. Het is de zonde van de monnik die
zijn zending verwaarloost en zijn
missiewerk erbij laat zitten omdat de
gelukzaligheid van God prettiger is. Het
is precies de corruptie waarmee de orde
der wereldverzakers de mist ingaat, en als
zijnde liefdeloos wordt afgeserveerd.
Bewust streven naar verzaking als een doel
is wat de man op weg naar de verlichting
kan denken, maar al snel komt hij erachter
dat hij bij de psychiater terecht komt en
zelf een hulpbehoevende wordt als hij er
niet in slaagt zijn zaak uit te dragen.
Het gekkenhuis of het klooster, het slagen
van de heilige geest zit hem in de
sympathie met de nooddruftige die je gaat
helpen, niet in het vluchten voor de geest
der ellende die dan als een duivel de
gespletenheid van de geest geeft die we in
de psychiatrie tegenkomen met een doos vol
pillen om op te mediteren.
De overige vormen van
corruptie zijn makkelijker te herkennen.
De filosofie die afziet van
relativeringen met de verzaking als doel
noemt men een vorm van moralisme van de
ergste soort. Een goede moralist loopt
over van afwegingen om de ongelovige te
overtuigen, de corrupte moralist hamert
slechts op verzaking en kent in feite de
genade niet die de afweging en de
relativering inhoudt die er altijd weer
als de genade van God, in jouw gedaante
dan, nodig is.
De
wetenschapper die de verzaking op
het oog heeft is zoals gezegd een
sciëntist, maar een verstrooide
professor die zijn vrouw vergat alsmede
zijn collega's, moet echter oppassen, want
dat is het lot van de wetenschapper die de
neurose ontdekt van een
wetenschapsbeoefening die zijn eigen
bestaansvoorwaarden afbreekt. Een normale
sciëntist is gewoon een fanatiekeling
die van niks anders wil weten, maar degene
die angstig en overtuigd vasthoudt aan het
afwijzen van de hele wereld omdat hij die
als een bedreiging ziet voor de
integriteit van zijn werk, kan nooit
slagen in iets anders dan zijn eigen
verstrooidheid en sociale isolement. Een
echte nerd is een wetenschappelijke
gelovige onhandig met de wereld, maar is
nooit iemand die niet meer kan lachen.
De analyticus of
kunstenaar die het nihilisme beoefent is
een weinig inspirerende droogzwammer of
prutser, maar is hij daar echter op uit
dan mislukt zijn relatie met de
cliënt en het publiek. Het analytisch
streven zonder een visie te willen is de
beste garantie voor de psychiatrie die vol
zit met mislukte kunstenaars, voor de
psychiater die alleen maar het probleem
afknijpt en zich niet realiseert dat dat
geen leefbaar iets oplevert: zijn
cliënten plegen liefdeloos afgeknepen
zelfmoord en de psychiater zelf is dan de
volgende kandidaat. Dit nihilisme is dus
een vorm van waanzin, een corrupte die
zeer gevaarlijk en schadelijk is: mensen
hebben analyse nodig, maar analyse streeft
nooit naar de verzaking waar ze op
gebaseerd is. Waar blijft anders het
voorwerp van studie? De oplossing voor dit
dilemma is het analytisch vak eraan geven
en yoga gaan doen. Ook dan moet men dus
zijn missie van helpen en dienen niet
vergeten. De verlichting van het afgekeerd
zijn is niet het doel, het is de
bevrijding die verlichting te dienen wat
het doel is: dan ontdekt men de ware aard
van de Fortuinlijke: Hij is de dienaar van
de dienaar; daar ontkomt men dan niet
aan.
De sekteleider die een
religie wil stichten slaat de plank
mis: hij realiseert geen duurzaamheid. Te
ver van de traditie afstaand blijft men
een commentaar en moet men terug naar de
gemeenschap die men zelf verketterde. Is
de leider echter helemaal niet van plan
een deugdzame cultuur van respect erop na
te houden, dan bevindt hij zich op de weg
van de zelfvernietiging omdat zijn lering
dan corrupt is. Als de leider sterft
moeten zijn volgelingen dan ook sterven.
De illusie dat een betere wereld niet op
deze planeet zou moeten bestaan doet hem
de das om. Een betere wereld is een
loffelijk streven. Dat het nooit helemaal
lukt is de werkelijkheid, maar om daarom
de hele wereld maar in de vuilnisbak te
kieperen en op een vliegende schotel of
zoiets te gaan wachten, is gewoon
escapisme op zijn zachts gezegd of in het
ergste geval een collectieve zelfmoord.
Corruptie is religieus de moordenaar van
het ware zelf.
Op nationaal niveau zich
isoleren en de wereld verketteren, leidt
in normale gevallen tot oorlog met die
landen die de stroom van vluchtelingen
niet langer willen opvangen en zich zo
verplicht zien de diplomatie te beoefenen
totdat het isolement doorbroken is.
Mislukt dit pogen om contact te leggen,
dan kan de negatieve houding van het
isolationisme naar binnen keren en dan heb
je dus een burgeroorlog: nationale
schizofrenie van het ergste soort:
collectieve hebefrenie: de patiënt is
niet meer aanspreekbaar of te redden
anders dan met paardenmiddelen. Een gewone
isolationist is een blaffende hond in de
wereldpolitiek, maar als het beestje schor
geblaft is gaat het aan zijn eigen poot
kluiven.
5)
De roem als de lokroep der sirenen
die de avonturier ten val brengt is
berucht. De paus die zijn eigen roem begon
na te streven en de grote Sint Pieter als
de macht van God op aarde wilde vestigen
kwam ten val. Met het streven naar zijn
eigen roem kwam de kerk ten val
corrumperend met aflaatbrieven om een
plaatsje in de hemel te kopen. Vloeken in
eigen kerk met het op die manier buiten de
geschriften om dat soort stunts uithalen
leidt tot het tegendeel: de beoogde roem
wordt infamie en alle gezag dat eraan
voorafging gaat er samen mee de kelder in.
De kerk spleet in reformatie, terug naar
de Bijbel, en contrareformatie, weg met de
opstand tegen de politiek van de kerk.
Maar de gnostiek zegt dat beide wegen van
illusie zijn, terug naar de Schrift is
fout omdat de schrift niet een doel is
maar een middel. Zo ook zal men geen roem
oogsten door politiek te bedrijven als
religieus instituut. De kerk, net als de
wetenschap, is van de staat gescheiden.
Het is gewoon een ander beroep, een andere
klasse, een andere kleur, dat is dat, punt
uit. Corruptie van de heiligheid is erger
dan corruptie van de zonde. Corrupte zonde
kan de heiligheid vinden, wiskundig gezien
want min maal min is plus, maar het geloof
in het kwadraat negatief maken leidt tot
de totale verduistering ervan, want min
maal kwadraat is zeker altijd min.
Met de corruptie
van de religie in gedachten is de overige
corruptie van de roem kinderlijker. De
filosoof die de roem op het oog
heeft is een concretist, maar als hij zich
in voorbeelden tegen de klassieke retoriek
van de Schrift keert, blijven alleen de
slechte voorbeelden over, namelijk die
voorbeelden die zijn eigen ondergang
beschrijven. Einstein b.v. was niet
corrupt en redde zichzelf door zijn
excuses aan te bieden voor het feit dat ie
te radicaal was geweest met het afwijzen
van de ether. Met Freud als vriend wou dat
lukken. Maar die arme zielen die de roem
van de natuurkunde als concretistische
filosofie willen redden zonder de ether te
erkennen graven, gecorrumpeerd, hun eigen
wetenschappelijke graf. Wie zijn
leermeester niet volgt in zijn kruis
dragen zal het zelf op de schouders
krijgen. We noemen hier even geen namen,
ook niet de namen van de tijdschriften die
van het verraad aan Einstein zijn in zijn
bekering. Een klein voorbeeld als men
concretistisch de roem van Jezus wil
najagen: als de Christen iedereen uit de
kerk moest ranselen die er zat vanwege het
geld, dan zou hij of worden opgepakt en
naar een inrichting worden gebracht, of,
van succes, de hele kerk ermee afbranden,
want dan blijft er geen gelovige meer
over.
Nauw aansluitend
bij de voorgaande filosofische variant is
het beogen van de Nobelprijs en andere
eerbewijzen met het
wetenschappelijk werk. De roem kan
nooit het doel zijn, ook al is het
toegestaan, neen zelfs gewenst zich op die
roem te beroepen. De roem niet als middel
in de wetenschap gebruiken, maar als doel,
leidt simpelweg tot de val van de
wetenschapsvervalsing: men vervalst de
gegevens, de roem van de wetenschap, om
het gezag van de wetenschap te misbruiken
en zelf met de eer (en het geld e.d.
natuurlijk) te strijken. Een beruchte
variant daarvan zijn de fraude-schandalen
in het bedrijfsleven, waarin de corruptie
van de economische wetenschap er uit
bestaat om met foute statistieken de roem
van het bedrijf voorop te stellen en zo op
vals vertrouwen te bouwen. Zo gaat de eer
van de goede orde naar de donder. Het
kwalijke is dat dat personalisme, dat
kicken op de eigen goede naam, die dan een
leugen wordt, niet alleen geloofd wordt
door de 'leken', neen er ontstaat een hele
school die die leugen overeind moet houden
zodat er niets opzit dan maar het heilige
ik-ben-beter in de wereld uit te dragen
die dan ook vertekend wordt door een
overmaat aan patsers en sukkels, winners
en verliezers, managers en wegbezuinigde
werknemers. Snel succes, langdurige
ellende. Maar moeizaam en geleidelijk
opgebouwd, geeft een betrouwbaar
instituut. Geef ons dus maar het laatste;
liever een succes als men al bijna in 't
graf ligt, dan dat men te vroegrijp met
schande onder de zoden gaat voor een leven
hierna van puin ruimen en excuus aanbieden
(sorry voor de vertraging).
De analyse
kan beroemd zijn in zijn structuralisme:
menige psycholoog met name, maar ook
andere fraaie theoretische constructies
hebben heel wat wetenschappers de roem
opgeleverd. We zagen zelfs een
wetenschapper die met een camera aantoonde
dat de tijd niet bestaat: je kan alleen
maar het moment ermee zien. Beroemd was ie
met zijn analyse, een dag lang, maar we
weten niet meer hoe hij heet. Want dat is
wat we corruptie noemen, hitsig op de
aandacht en de citaten, wat goed is voor
de carrière, schrijft men, ook
contractueel gecompromitteerd,
nep-artikelen en verzint men
nep-experimenten of theorieën die
alleen maar heel duur zijn en/of feitelijk
gewoon bedrog inhouden. Waarlijk de roem
inzetten voor de analyse heeft meer
betrekking op de geschiedenis van het
roemruchte tijdsysteem van een cultuur of
je afvragen waarom de helden ervan zo rijk
aan tijd zijn, hoe ze aan een dergelijke
graad van vrijheid komen.
Het
verbonden zijn kan natuurlijk ook
de roem nastreven: zie de plakkaten met de
grote voorzitter die de parades der
militairen voorbij ziet trekken, o wat
zijn we beroemd... en vooral met een
vijandbeeld dan. Nou goed, dat is dus een
communistische waanvoorstelling die
historisch roemloos tenonderging als een
van de grootste moordpartijen - in eigen
gelederen nota bene. Men moet niet beroemd
willen zijn als men een socialist is, want
de roem van het socialisme is aan het
socialisme zelf dat de verbondenheid der
kameraden geeft, iets anders is een
politieke doodzonde. Lekker debatteren
wordt het uiteindelijk democratisch omdat
er altijd de politieke tegenstelling is
met dit materialisme: met het liberale
weervrouwtje moet men politiek leren
leven. Je komt vanzelf aan de beurt met
het onvermijdelijke falen van de andere
politieke eenzijdigheid en klapt vanzelf
ook weer roemloos dan wel infaam weg uit
het maatschappelijk beeld. De
democratische visie van het verenigd
samenwerken met alle politieke gezindten
is wat de socialist steeds op het oog moet
hebben als de materialisatie van de
verbondenheid.
De
ramp van het populisme is nog niet zo erg
als de politicus de bliksem van de
aandacht met een ideaal of
een programma, een stunt, een
stroman of een concreet resultaat weet af
te leiden. Dan is de roem als middel tot
niet meer het probleem. Stuurt hij echter
op die roem populistisch aan, dan zal de
bliksem van die aandacht hem (of haar)
ongetwijfeld in lichterlaaie zetten.
In het brandpunt van de aandacht met het
ik als doel wordt iedere kleine
zwakheid duizend keer uitvergroot met het
brandglas van de media en blijft er
meestal niet meer dan een hoopje as over
voorzover onze lieve Heer genadig is. In
het ergste geval geeft het eeuwige
schande: je gaat de geschiedenis in als
een beroemde duivel. Namen noemen we even
niet, ze waren populair genoeg. De
populist moet niet vergeten met name
populair te zijn bij de collega politici,
die vertegenwoordigen immers de rest.
6)
De rijkdom corrupt. Wie streeft er
niet naar het geld, wie wil zijn baan nog
als ie er niet meer dan een uitkering voor
krijgt, wie doet het slechts voor de eer?
Wie verwaarloost zichzelf nu als hij het
volk moet vertegenwoordigen? Dat wil toch
geen armoe als voorbeeld zien? Welnu
minstens een kwart van de bevolking heeft
liever zijn gezonde verstand dan het geld,
zeker als het een erebaantje betreft.
Zeker een kwart van het volk wil best de
invloed hebben, ook al levert het niets
op, zeker een kwart van de bevolking wil
wel goed boeren in de handel en een enorme
omzet, ook al moet de regering geld
bijpassen omdat het volk afhankelijk is,
en zeker een kwart van de bevolking wil
gewoon zijn baantje wel houden, ook al is
er geen geld voor salarissen; wat niet is
kan nog komen immers. Dus vier maal een
kwart kan het goed ingedeeld een goede
samenleving zijn die niet op het geld uit
is en dan kan degene die helemaal zonder
geld leeft, met nog niet eens een
uitkering de grote held heten, omdat hij
bij iedereen gratis terecht kan: hij
begeert immers niet. Maar helaas, we zijn
verward over onze identiteit, we kennen
ons en elkaar niet zo en weten niet wie we
zijn dus, en zo willen we dus allemaal wel
het geld, voor de zekerheid, want je weet
maar nooit. Is het waar? Denk er over na.
Het kan waar zijn zonder dat het een
utopie is, gewoon met dezelfde wetboeken
die we nu hebben.
De kapitalist die
neigt tot de filosofie van de
anarchie heeft iets beschaafds niettemin:
het is zo'n prettige rebel, want ja als
iedereen een uitkering heeft, hoef je ook
geen belastingformulieren meer in te
vullen, dan draait de staat automatisch
zeg maar. Makkie, kat in't bakkie, kind
kan de was doen, allemaal thuis, allemaal
zakgeld, en dat allemaal te danken aan die
idealistische kapitalist die alle geld
verzamelde en het toen waardeloos
verklaarde omdat niemand het had. Opzet
geslaagd, anarchist ontmaskerd als
idealist. Een heel leuk scenario, maar ja,
de heer der fascisten stichtte een enorme
chaos en ellende, maar zijn boek leverde
goud geld op. Een mislukte anarchist die
het volk ook niet echt kapot kon krijgen,
terwijl het dat volgens hem wel verdiende?
Doch zo erg is de filosoof ook weer niet,
er waren ook wel weer leesbare navolgers
immers. Neen het schrikbeeld van het
kapitalisme is de totale corruptie van de
hele volksgeest, juist omdat de chaos niet
ontstaat, juist omdat de patsers een
onneembaar bolwerk zijn gaan vormen en
juist omdat het leven in armoe echt
ellendig is en steeds ellendiger wordt -
zo niet dan zorgt men daar wel voor. Dat
is de nachtmerrie. Hou ze tegen de
politici die de schijn ophouden met het
geld als doel, want het is die schijn die
hun pantser vormt. Beter een eerlijk
kapitalist die niet de politiek ingaat,
maar gewoon een boek schrijft dan een
corrupte die wel op het geld uit, niks
zegt en samenzweert om de staat asociaal
te krijgen. Deze misdadigers zijn zelfs
georganiseerd: ze innen zelf hun belasting
wel. Ze heten de georganiseerde misdaad,
de onderwereld, drugsbaron, hoerenkeizer,
gokheer en maffioso en dergelijke. Soms
zijn het zelfs terroristen die op betaling
een bomaanslag leveren, ander werk was er
niet in de kennis-cultuurloze
kenniseconomie.
Het bankwezen dat heel
braaf een beetje knoeit met de geldkraan,
krijtstreep en haar in scheiding, is wel
o.k. lastig, maar indien niet al te
serieus genomen vormt het niet meer dan
een stel graaiers. Niet echt strafbaar.
Maar er zijn er natuurlijk die handig de
ene bank met de andere opheffen omdat niet
een goede geldstroom hun doel is, maar
omdat het op een zwitserse bank
weggesluisde geld zo'n leuk vroegtijdig
pensioentje oplevert. Ideaal toch,
functioneel niks meer te betekenen hebben
maatschappelijk? Toch maar niet dus, de
oplichters horen in de gevangenis thuis.
Oplossing: toch maar wat meer wettelijke
controle op de wetenschap van de
kapitaalstroom. Dan kunnen we er over
praten, da's beter, dan corrupt met een
uitgestreken gezicht verdwijnen, want dat
mocht met de mazen van de wet. Beroemdheid
is hier niet nodig, wel de greep op het
geld. De les om te onthouden: hoe meer
geld hoe meer overheidsbemoeienis dan
nodig is. Dan kan de vrijwilliger met zijn
uitkering zich ook eens verheugen in wat
vrijheid is.
Er zijn
analytisch corrupt met het geld
natuurlijk ook corrupte
kapitaal-analisten, die met verkeerde
adviezen hele systemen van kapitaalbeheer
opblazen door foute speculatiewegen af te
bakenen; men kan dan niets meer uitleggen
(goed opletten, het symptoom). Het is
natuurlijk een verstandsverbijstering van
het gokwezen, maar geeft de rechtgeaarde
economie een zware deuk in het imago. Wat
doen we d'r aan? Meer de burger die rijk
is tot rechtgeaard investeren verplichten,
en dat dan ook blijven controleren, met
name wat betreft de eigen
verantwoordelijkheid. Geen paardenraces
meer toegestaan voor meer dan een tien
euro, wordt zelf maar eens jockey.
De
nepotistische variant van een corrupte
verbondenheid in de rijkdom van de rijke
persoonlijkheid vormt de miljonairscultus,
en kent de ramp van de rijkaard die
dronken en pervers verslaafd aan de luxe
en de drugs in de goot beland of aan de
ziekte sterft. Met het geld op het oog
miskent men verbonden in het kapitaal de
last die het dragen van het politieke
kruis, dat men in een rechtgeaarde
samenleving dan moet dragen, met zich
meebrengt. Alleen de politiek kan de
rijkdom werkelijk op zijn plaats krijgen:
n.l. door die gelijkmatig te verdelen,
eervol zijn en de tijd hebben is immers
ook rijkdom. Het schadelijke van de jetset
verbondenheid is de enorme schaduw van
armoe die de corruptie van het nepotisme
met zich meebrengt. Vriendjes politiek met
geld hebben is nog wel te tolereren, maar
steeds meer economische galgjes tekenen
voor steeds meer burgers die aan de
zelfkant belanden is natuurlijk vragen om
moeilijkheden, niet alleen individueel in
de zin van afpersingen en ontvoeringen en
dergelijke gezelschapsspelen rond het
geld, maar ook collectief in de vorm van
een overspannen veiligheids streven, de
legale dief immers vreest altijd de
illegale; want soort zoekt
soort.
Slotconclusie:
de filognostische aanpak
Het is
duidelijk dat ons kleine model van het
materialisme een fraaie ordening van de
maatschappijkritiek oplevert. De vraag is hoe
voorkomen we de corruptie ervan? De zotheid
kan natuurlijk nooit uitgebannen worden en is
nog wel in goede banen te leiden. Maar de
corruptie, is toch echt een vorm van misdaad
dan wel geestesziekte. De psychiater die
structuur wil aanbrengen met chemische
krampmiddelen e.d. laten we even buiten
beschouwing, want die mag optreden als we
niet meer voor de rede van een ander pleidooi
van gedragsmatige orde te porren zijn. Met de
redding van de rede moeten we voordat het
zover is de dualistische strijdvraag te boven
komen door allereerst deze logica van doelen
en middelen te onderwijzen aan de jeugd en
deze ten tweede ook uit te dragen voor
onszelf als volwassenen. De integriteit van
het evenwicht ervan, met name die van de
persoon van God weer teruggekeerd in de
wetenschap, is het doel. Wat er voor nodig
is, is bij de wet moeilijk anders te regelen
dan door grenzen te trekken, want dat is
deugd en evenwicht; maar gegeven een matige
tot redelijke beheersing van de deugd en het
evenwicht op basis van deze kennisliefde kan
de identiteit met de burgerfunctionaliteit
daaraan ondergeschikt verklaard,
vertegenwoordigd worden op een succesvolle
manier. De deugd bestaat uit de regels voor
de menselijkheid die we in zijn historische
ontwikkeling tot de juiste filognostische
conclusie van delen (temperantia) en helpen
(pax) zonder leugens (veritas) en bedrog
(patria) moeten brengen. Het gebed daarvoor
luidt hetzelfde als die aan het eind van
Een
Kleine Filosofie van de
Vereniging:
Laat vrede met de natuurlijke orde, over
de wereld heersen in respect voor de
waarheid, alles in matiging delend met een
ieder, trouw aan de zaak der eenheid. Het
evenwicht vindt men door met deze moraal van
de yin en yang naar de zon en
de maan goed met de wereld buiten ons en de
wereld binnen in ons om te gaan zoals dat
staat besproken op de velden-pagina
van tabel vier. De identiteit zuiver krijgen
is een kwestie van het Spel
van de Orde
goed spelen naar de spelregels, en de
vertegenwoordiging tenslotte is gered met het
zich vinden in en gedragen naar de conclusie
van deze politieke afdeling: het
Filognostisch
Manifest
en de conclusie ervan in Een
Kleine Filosofie van de
Vereniging.
Zo komen we er met een Tempometer
om onze pols en een cakrakalender
aangekruist op onze agenda's als zijnde het
filognostisch kruis van orde dat we moeten
dragen, wel uit met ons deterministisch
dualisme nieuwe stijl. Het is een klus, maar
de 'werkelozen' zijn er niet bang voor als de
verantwoordelijken het serieus nemen en
menen.
R.P.B.A.,11-10-'99 ;
uitgebreid met de materialisme-tabel:
16-07-06
©
1999-2006 non-commercial publication
elsewhere permitted, the rest rquires
permission.

|
|