Zeven Domeinen - Zeven wijsheidssleutels

Johannes 14:16-17: Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven. (Isis ontsluierd p. 189)
Mattheus 16:19: Jezus zei tegen Petrus, Ik zal u de sleutels van het Koninkrijk der Hemelen geven, en wat gij bindt op aarde zal gebonden zijn in de hemel …
Paulus: Onderzoek alles, behoud het goede ( 1 Tes 5,21)
Lucas 17:20-21: En op de vraag der Farizeeën, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, antwoordde Hij hun en zeide: Het Koninkrijk Gods komt niet zo, dat het te berekenen is; ook zal men niet zeggen: zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u.
Joh.3:3: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien.
Simon Vinkenoog: De eenheid in oneindige verscheidenheid. De macro- en de microkosmos, en wij mensen precies in het midden daarvan aanwezig.
Men kan geen omelet bakken zonder eieren te breken.

'Tetraktis en Tetragrammaton' (Zijn en Niet-zijn, Sat en Asat, Alfa en Omega)

De wijsheidssleutels 1, 2 en 3 dragen een macro en de sleutels 5, 6 en 7 een micro karakter. De schakel tussen micro en macro, de ziel brengt de reflexieve dynamiek 'zo binnen, zo buiten; zo buiten, zo binnen' tot uitdrukking. Sleutel 1 kan in samenhang worden gezien met sleutel 7, sleutel 2 met 6, en sleutel 3 met 5. De sleutels weerspiegelen (bewustzijn van bewustzijn) zich in elkaar waardoor de macrokosmos en de microkosmos met elkaar worden verbonden. De 'supersymmetrie in het universum wordt daarmee (1 + 7, 2 + 6 en 3 + 5 = 8) tot uitdrukking gebracht en wordt met behulp van een lemniscaat gesymboliseerd. In het rapport ‘E i V’ wordt de bewustzijnsevolutie aan de hand van zeven zintuigen (zeven eigenschappen) beschreven.

Om de supersymmetrie in het universum te symboliseren maakt het rapport ‘E i V’ gebruik van een pedagogisch denkmodel. Dit model is gebaseerd op de supersymmetrie tussen geest en stof. De M-theorie van Edward Witten is net als het Kompaskwadrant een multidimensionaal verklaringsmodel. De M van de M-theorie staat voor Magic, Mystery of Matrix. Het rapport ‘E i V’ heeft het liever over White Magic, Occultisme, het contrast van Black Magic.

Devorah Kabbalah (24 mei 1998)
De Luriaanse visie
1.De leer van de Tsimtsoem: Tsimtsoem (tzimzum) betekent letterlijk samentrekken en/of concentratie. Het woord wordt in de Tora gebruikt om de projectie van G´ds geconcentreerde aanwezigheid, de Sjechinàh (Shekinah), aan te duiden. Het woord Tsimtsoem komt niet in de Sefer Zohar voor. In de school van Luria is het betekenis van het woord ‘samentrekken' zo gehanteerd: de vrijwillige samentrekking van G´d, de Ejn-Sof in dit geval, is de stap die de schepping laat aanvangen.
I.p.v. het oorspronkelijke plan, worden in deze nieuwe situatie slechts bepaalde delen van de schepping door het licht overstraald, terwijl andere delen in duisternis verkeren. Doordat er delen in duisternis verkeren, vormde dat de het Rijk van de Kelipot (klippoth, de bewoners van asiah, de vierde wereld). Dat alles niet volgens plan liep, is duidelijk; anderzijds waren deze delen niet in het Rijk van de Kelipot terechtgekomen. Deze delen vormen door de vermenging met de vonken van het licht de huidige realiteit in de schepping: een schepping waar je kwaad niet kan kennen zonder het goede te kennen en vers visa. Op dit ogenblik zendt de Ejn-Sof opnieuw het licht, zodat de Sefiroth de eigenschappen aannemen die zij tot op de dag van vandaag hebben. Met het aannemen van deze eigenschappen, begint het werk van Tikkoen: herstel. Alleen door het werk van de Tikkoen kunnen de vonken, in de Rijk van Kelipot, herwonnen worden. G´d helpt de Tikkoen daarmee. Het werk werd moeizamer door de zondeval van Adam.
In de Kabbalah is de Ejn Sof een niets. Het is een Niets, van het Hebreeuwse woord Ayin: Ayin-Soph. Mensen hebben geprobeerd de Ejn Sof te definiëren door te omschrijven wat het niets is. De negatieve omschrijving in de hoop op deze wijze tot een goede omschrijving te maken:
"...de oorzaak van alle dingen is niet de Ziel of het intellect; Hij heeft geen voorstelling, menig of rede. Geen intelligentie, noch is Hij rede of intelligentie. Hij bestaat niet in woord of gedachte. Hij is geen getal, geen aantal of ordening, geen afbeelding of abstractie. Hij staat niet, beweegt niet, rust niet. Hij is niet dè essentie, de eeuwigheid of eindigheid in de tijd. Hij kent geen geestelijk contact. Hij is wetenschap noch waarheid. Hij is niet verheven, niet wijs, zelfs geen geest zoals door de mens gerekend wordt..." (Dionysius, Theologia Mystica).
4.De eenheid van de tegenstellingen: in de Talmoedische literatuur leefde het idee van de Sjechinàh: het aspect van G´d dat in de wereld van de Schepping verblijft. In deze visie wordt de Sjechinàh opgevat als het actieve beginsel van G´d in de dagelijkse aangelegenheden van een volk, Israël in het bijzonder. Het is de wijze waarop Hij, G´d, in de wereld is. Zijn ‘gezicht', zoals kabbalisten zich uitdrukken. In de Kabbalah verandert dit echter. Daar wordt de Sjechinàh de vrouwelijke tegenhanger van G´d; een wezenlijk aspect van deze G´d als 1 van de vele aspecten van die G´d heeft. Enerzijds wordt de Sjechinàh gezien als het verbannen Israël, anderzijds is zij de ziel van de mens die, samen met G´d, een éénheid wilt worden. Dit gegeven is de Kabbalah een systeem van gnostische (kennis, t.w. van G´d; benaming voor laat-hellenistische en vroeg-christelijke systemen om door wijsgerige beschouwing tot de geloofsgeheimen en zo tot verlossing door te dringen) speculatie.

Isis ontsluierd Deel 1 (p. 158)
Uit deze geest, die het leven van het heelal wordt genoemd, komt – zo stel ik het me in mijn filosofie voor – het leven en de ziel van alles wat leven en ziel heeft, voort; bovendien is de ziel volgens mij onsterfelijk, evenals de lichamen die, wat hun substantie betreft, alle onsterfelijk zijn, omdat er geen andere dood is dan scheiding en samenvoeging, een leer die schijnt te zijn weergegeven in Prediker [1:9], waar wordt gezegd dat er ‘niets nieuws onder de zon is; wat er is is wat er is geweest’.2
224: Onder de symbolische spreuken en de bijzondere manier van uitdrukken van de priesters van de oudheid liggen aanduidingen verborgen over wetenschappen die in de tegenwoordige cyclus nog niet zijn ontdekt. Hoe goed een onderzoeker ook bekend is met het hiëratische schrift en het stelsel van hiërogliefen van de Egyptenaren, hij moet vóór alles leren hun geschriften nauwkeurig te bestuderen. Hij moet zich met passer en liniaal in de hand ervan overtuigen dat het beeldschrift dat hij onderzoekt, nauwkeurig overeenkomt met bepaalde vaste meetkundige figuren die de verborgen sleutels tot zulke geschriften zijn, voordat hij zich aan een interpretatie waagt.
Maar er zijn mythen die voor zich spreken. Tot deze klasse kunnen we de tweeslachtige eerste scheppers van elke kosmogonie rekenen. De Griekse Zeus-Zên (aether), en zijn vrouwen Chthonia (de chaotische aarde) en Mêtis (water); Osiris en Isis-Latona – waarbij eerstgenoemde god ook aether voorstelt – de eerste emanatie van de hoogste godheid, Amun, de eerste bron van licht; de godin stelt ook hier aarde en water voor; Mithras1, de uit een rots geboren god, het symbool van het mannelijke wereldvuur, of het verpersoonlijkte oorspronkelijke licht, en Mithra, de vuurgodin, tegelijk zijn moeder en zijn vrouw; het zuivere element vuur (het actieve of mannelijke beginsel) beschouwd als licht en warmte, samen met aarde en water of stof (het vrouwelijke of passieve element van de kosmische voortbrenging).
1) Mithras werd door de Perzen beschouwd als de theos ek petras – god van de rots.
632: ‘God gaat meetkundig te werk, zegt Plato.1 ‘De natuurwetten zijn de gedachten van God’, riep Oersted 2000 jaar later uit. ‘Zijn gedachten zijn onveranderlijk,’ herhaalde de eenzame onderzoeker van de hermetische leer, ‘daarom moeten we in de volmaakte harmonie en het volmaakte evenwicht van alle dingen de waarheid zoeken.’ En hij ontdekte dat, vanuit de ondeelbare eenheid twee tegengestelde krachten emaneerden, waarvan elk door middel van de andere werkt en evenwicht teweegbrengt, en de drie waren slechts één, de pythagorische eeuwige monade. Het oorspronkelijke punt is een cirkel; de cirkel die zichzelf vanuit de vier hoofdwindstreken rechthoekig maakt, wordt een viertal, het volmaakte vierkant, dat aan elk van zijn vier hoeken een letter draagt van de verbazingwekkende naam, het heilige TETRAGRAM. Het zijn de vier boeddha’s die zijn gekomen en zijn heengegaan, de pythagorische tetraktis – opgenomen en opgelost in het ene eeuwige NIET-ZIJN.
De overlevering luidt dat een isarim, een ingewijde, op het dode lichaam van Hermes in Hebron het schrijftablet vond, bekend als de Smaragden Tafel. Deze bevat in enkele zinnen de essentie van de hermetische wijsheid.

Isis ontsluierd Deel 2 (p. 115/116):
Nu zullen we proberen een duidelijk inzicht te geven in een van de belangrijkste doeleinden van dit boek. We willen bewijzen dat aan alle volksreligies van de oudheid dezelfde oude wijsheidsleer ten grondslag lag – één en identiek, die beleden en beoefend werd door de ingewijden van elk land, die zich als enigen bewust waren van haar bestaan en betekenis. Het is voor de mens nu onmogelijk de oorsprong ervan, en het juiste tijdperk waarin zij volledig was ontwikkeld, vast te stellen. Een enkele blik is echter voldoende om iemand de zekerheid te geven dat ze de schitterende volmaaktheid waarin we haar in de overblijfselen van de verschillende esoterische stelsels aan ons beschreven vinden, pas na een reeks van tijdperken kon hebben bereikt.
199/200: Zo hebben we met de drie mannelijke goden de of trimûrti, en met Mylitta erbij de arba of vier (de tetraktis van Pythagoras), die alles vervolmaakt en kracht geeft. Vandaar de boven weergegeven manier van uitdrukken. Het volgende Chaldeeuwse diagram kan als illustratie dienen van alle andere:
Mylitta – Arba-il of viervoudige god,
Maria, of moeder van deze drie goden, want ze zijn één, ofwel de christelijke hemelse tetraktis.
Vandaar dat Hebron de stad van de kabiren, Kirjath-Arba, de stad van de vier, werd genoemd. De kabiren waren Axieros, de edele Eros; Axiokersos, de waardige gehoornde; Axiokersa, Demeter; Casmilos, Hoa; enz.
De pythagorische tien duidde de Arba-il of goddelijke vier aan, gesymboliseerd door het li¥ga van de hindoes: Anu, 1; Bel, 2; Hoa 3, wat samen 6 is. De triade en Mylitta als 4 vormen de tien.
262: In de kabbala, evenals in het ophitische stelsel, zijn zowel de Ophis als de Ophiomorphos emanaties, die symbolisch worden voorgesteld als slangen; Ophis stelt dan eeuwigheid, wijsheid en geest voor (evenals in het Chaldeeuwse magisme van de slangendienst en in de wijsheidsleer in de oudheid), en Ophiomorphos list, afgunst en stof. Zowel geest als stof zijn slangen, en Adam Kadmon wordt de Ophis die zichzelf – man en vrouw – verleidt om te proeven van de ‘boom van goed en kwaad’ om hun de geheimen van spirituele wijsheid te onderwijzen. Het licht verleidt de duisternis, en de duisternis trekt het licht aan, want duisternis is stof, en ‘het hoogste licht schijnt niet in haar schaduwen’. Met de kennis komt de verleiding door de Ophiomorphos, en hij heeft de overhand. Het dualisme van alle bestaande religies wordt aangetoond door de val. ‘Ik heb een man van de Heer verkregen’, roept Eva uit, wanneer de dualiteit, Kaïn en Abelgoed en kwaad – wordt geboren.
325/326: In Krishña en de andere verlossers van de wereld zien we het filosofische denkbeeld van de voortgaande tweevoudige ontwikkeling, zoals die in de Zohar wordt opgevat en even duidelijk tot uitdrukking wordt gebracht. De ‘hemelse mens’, die de prõtogonos is, Tikkun, de eerstgeborene van God, of de universele vorm en idee, brengt Adam voort. Vandaar dat laatstgenoemde uit God geboren is in de mensheid, en begiftigd is met de eigenschappen van alle tien de sefiroth. Deze zijn: Wijsheid, Verstand, Rechtvaardigheid, Liefde, Schoonheid, Luister, Standvastigheid, enz. Ze maken hem tot de Grondslag of basis, ‘de machtige levende’, yj la, en schepping, en plaatsen hem dus als de alfa en omega om te regeren over het ‘koninkrijk’ – Malkhuth. ‘De mens is zowel het doel als de hoogste rang in de schepping’ zegt de Zohar. ‘Zodra de mens was geschapen, was alles compleet, waaronder de hogere en de lagere werelden, want alles ligt in de mens besloten. Hij verenigt alle vormen in zich.’

De Geheime Leer Deel I, Stanza 2 Het denkbeeld van differentiatie (p. 91):
Zo wordt op aarde het mysterie herhaald, dat zich volgens de zieners op het goddelijke gebied heeft afgespeeld. De ‘zoon’ van de onbevlekte hemelse maagd (of de ongedifferentieerde kosmische protyle9, de stof in haar oneindigheid) wordt op aarde herboren als de zoon van de aardse Eva, onze moeder Aarde, en wordt de mensheid als geheel – van het verleden, het heden en de toekomst – want Jehovah of jod-he-vau-he is androgyn, of zowel mannelijk als vrouwelijk. Boven is de zoon de hele Kosmos, beneden is hij de MENSHEID. De triade of driehoek wordt de Tetraktis, het heilige getal van Pythagoras, het volmaakte vierkant, en een zeszijdige kubus op aarde. De macroprosopus (het grote gezicht) is nu de microprosopus (het kleine gezicht) of, zoals de kabbalisten zeggen, de ‘oude van dagen’, die neerdaalt op Adam Kadmon die hij als zijn voertuig gebruikt om zich daardoor te manifesteren, wordt veranderd in een tetragrammaton. Deze is nu in de ‘schoot van maya’, de grote illusie, en heeft tussen zichzelf en de werkelijkheid het astrale licht, de grote misleider van de beperkte zintuigen van de mens, tenzij kennis door middel van paramarthasatya hem te hulp komt.
De Geheime Leer Deel I, Stanza 4 De zevenvoudige hiërarchieën (p. 129/130):
II. DE STEM VAN HET WOORD, SVABHAVAT, DE GETALLEN, WANT HIJ IS EEN EN NEGEN.
(b) Dit betekent dat de 'grenzeloze cirkel' (de nul) alleen dan een getal wordt, als een van de negen cijfers eraan voorafgaat en zo de waarde en het vermogen ervan aangeeft, waarbij het woord of de logos in vereniging met STEM en geest13 (de uiting en de bron van het Bewustzijn) de negen cijfers vertegenwoordigt en dus, met de nul, de decade vormt die het gehele Heelal in zich bevat. De triade vormt binnen de cirkel de Tetraktis of heilige vier: het vierkant binnen de cirkel (kwadratuur) is het machtigste van alle magische figuren.
13) ‘In vereniging met de geest en de stem’ heeft betrekking op de abstracte gedachte en de concrete stem, of de manifestatie daarvan, het gevolg van de Oorzaak. Adam Kadmon of tetragrammaton is de logos in de Kabbala. Daarom komt in laatstgenoemde deze triade overeen met de hoogste driehoek van kether, chochmah en binah. Dit laatste is een vrouwelijk
vermogen en tegelijk de mannelijke Jehova, omdat het deel heeft aan de natuur van chochmah, of de mannelijke wijsheid.

De Geheime Leer Deel II, hoofdstuk 25 De mysteriën van het zevental (p. 673):
Ragon geeft in zijn Maçonnerie Occulte een heel goede illustratie van het ‘hiëroglifische zestal’, zoals hij onze dubbele gelijkzijdige driehoek, , noemt. Hij toont het als het symbool van de vermenging van de ‘filosofische drie vuren en de drie wateren’ waaruit de voortbrenging van de elementen van alle dingen resulteert. Hetzelfde denkbeeld vindt men in de Indiase gelijkzijdige dubbele driehoek. Want hoewel deze in dat land het teken van Vishnu wordt genoemd, is hij in feite het symbool van de triade (of de trimurti). Want zelfs in de exoterische weergave is de lagere driehoek met de top naar beneden, het symbool van Vishnu, de god van het vochtige beginsel en het water (‘nârâ-yana’; of het bewegende beginsel in nârâ, water); terwijl de driehoek met de top naar boven Siva is, het beginsel van het vuur, dat wordt gesymboliseerd door de drievoudige vlam in zijn hand. (Zie het bronzen standbeeld van Tripurantika Siva, ‘Mahadeva die Tripurasura vernietigt’, in het museum van het India House.) Deze twee in elkaar gevlochten driehoeken – die ten onrechte het ‘zegel van Salomo’ worden genoemd, en die ook het embleem van onze Theosophical Society vormen – brengen tegelijkertijd het zevental en de triade voort en zijn het tiental, hoe dit teken ook wordt beschouwd, omdat alle tien getallen daarin zijn besloten.
684: De geestlijn blijft driedelig en de stoflijn tweedelig – twee is een even getal en dus ook vrouwelijk. Bovendien waren volgens Theon de pythagoreeërs, die aan de Tetraktis de naam harmonie gaven, ‘omdat zij een diatessaron in sesquitertia is’, van mening dat ‘de verdeling van de canon van het monochord door de tetraktis werd gemaakt in de duade, triade en tetrade; want het omvat een sesquitertia, een sesquialtera, een dubbele, een driedelige en een vierdelige verhouding, waarvan de sectie 27 is’. ‘In het oude muziekschrift bestond het tetrachord uit drie toonafstanden of intervallen en vier toontrappen, die door de Grieken diatessaron worden genoemd en door ons een kwart.’
Op het getal zeven baseerde Pythagoras zijn leer over de harmonie en muziek van de sferen, waarbij hij de afstand van de Maan tot de Aarde ‘een toon’ noemde, van de Maan tot Mercurius een halve toon, vandaar naar Venus hetzelfde; van Venus tot de Zon 1 1/2 toon; van de Zon tot Mars één toon; vandaar tot Jupiter een halve toon; van Jupiter tot Saturnus een halve toon; en vandaar tot de Dierenriem (Dodecaëder) één toon; in totaal zeven tonen – de diapason harmonie. Alle melodie van de natuur is in die zeven tonen, en wordt daarom ‘de stem van de Natuur’ genoemd.
686: Maar de pythagoreeërs beschouwden het getal zeven of de heptagoon als een religieus en volmaakt getal. Het werd telesphoros genoemd, omdat door dit getal alles in het Heelal en de mensheid tot zijn einde, d.w.z. zijn hoogtepunt, wordt gevoerd' (Philo, de Mund. opif.).
687: Waarom wordt verder de drie-enige IAO (de mysteriegod) de ‘viervoudige’ genoemd en komen toch de drievoudige en viervoudige symbolen bij de christenen onder één verenigde naam voor – de Jehovah van de zeven letters? Waarom is verder in de Hebreeuwse Shebā de eed (de pythagorische Tetraktis) identiek met het getal 7; of, zoals G. Massey zegt, ‘een eed afleggen was synoniem met ‘in zevenen verdelen’, en de 10, uitgedrukt door de letter yod, was het volledige getal van IAO-SABAOTH, de tienletterige God’? In de Veiling van Lucianus vraagt Pythagoras: ‘Hoe telt u?’ Het antwoord is: ‘Een, twee, drie, vier.’ ‘Ziet u dan’, zegt Pythagoras, ‘dat in wat u opvat als VIER, er tien zijn; een volmaakte driehoek en onze eed (Tetraktis, vier!)’, of zeven. Waarom zegt Proclus in Timaeus, hfst. iii: ‘De vader van de gouden verzen viert de Tetraktis als de bron van de eeuwige natuur?’
687/688: Tenslotte het volgende: er is genoeg naar voren gebracht om aan te tonen waarom de menselijke beginselen in de esoterische scholen in zeven waren en zijn verdeeld. Maak er vier van en dit zal òf een mens zonder zijn lagere aardse elementen overlaten, òf, uit een fysiek gezichtspunt beschouwd, hem tot een zielloos dier maken. Het Viertal moet het hogere of het lagere zijn, de hemelse of de aardse Tetraktis: om overeenkomstig de leringen van de esoterische oude school begrijpelijk te worden, moet de mens worden opgevat als een Zevental. Dit werd zo goed begrepen, dat zelfs de zogenaamde christelijke gnostici dit aloude stelsel overnamen (zie de § over ‘De zeven zielen’ Deel II p. 717).
697: ‘Ruimte en tijd zijn één. Ruimte en tijd zijn naamloos, want ze zijn het onkenbare DAT, wat alleen kan worden gevoeld door middel van zijn zeven stralen – die de zeven scheppingen, de zeven werelden, de zeven wetten zijn’, enz. . . .
Hoofdstuk Zeven in de sterrenkunde, de wetenschap en de magie (p. 706/707):
De Chinezen verdeelden volgens hun eigen boeken hun jaar in twee delen, van de ene equinox tot de andere (Mem. Acad. Ins. T. XVI, e. 48, Deel III, blz. 183); de Arabieren verdeelden in de oudheid het jaar in zes seizoenen, die elk uit twee maanden bestonden; in het Chinese boek over sterrenkunde dat Kioo-tche wordt genoemd, wordt gezegd dat twee manen een tijdmaat vormen en zes maten een jaar; en de oorspronkelijke bewoners van Kamtsjatka hebben nog steeds hun jaren van zes maanden, evenals toen ze door Abbé Chappe (Voyage to Siberia, Deel III, blz. 19) werden bezocht. Maar is dit alles een reden om te zeggen dat wanneer de hindoe-Purāna’s ‘een zonnejaar’ zeggen, zij één zonnedag bedoelen! Dat aan de Ouden zoveel geheimen van de natuur werden onthuld, kwam door de kennis van de natuurwetten, die van de zeven om zo te zeggen het wortel-getal van de natuur in de gemanifesteerde wereld maken – in elk geval in onze huidige aardse levenscyclus – en door het wonderbaarlijke inzicht in de werking ervan.
707: Omdat de zon, de maan en de planeten de nooit falende tijdmaten waren, waarvan het vermogen en de periodiciteit goed bekend waren, werden zij zo de grote heerser en heersers van ons kleine stelsel in al zijn zeven gebieden of ‘sferen van werkzaamheid’.
707/708: IN DE TWEEDE (van de drie ‘rajĩmsi’ (tritīya), of de drie ‘werelden’) WORDT DE ENE, TWEE ('mannelijk en vrouwelijk); EN DRIE (voeg de zoon of de logos toe); EN DE HEILIGE VIER (tetraktis, of het tetragrammaton).
IN DE DERDE (de lagere wereld of onze aarde) WORDT HET GETAL VIER, EN DRIE, EN TWEE. NEEM DE EERSTE TWEE, EN GIJ ZULT ZEVEN KRIJGEN, HET HEILIGE GETAL VAN HET LEVEN; VERENIG (dit laatste) MET DE MIDDELSTE RĀJAH EN GIJ ZULT NEGEN HEBBEN, HET HEILIGE GETAL VAN HET ZIJN EN HET WORDEN2.
709: 2) Want als de geheimzinnige zevenvoudige cyclus een natuurwet is, en dat is zo, zoals is bewezen; indien blijkt dat hij de evolutie en de involutie (of dood) beheerst op het gebied van de entomologie, ichthyologie en ornithologie, en ook in het dierenrijk, bij zoogdieren en mensen – waarom kan hij dan niet aanwezig en werkzaam zijn in de Kosmos in het algemeen, in zijn natuurlijke (hoewel occulte) indelingen van tijd, rassen en mentale ontwikkeling?
708: ‘Er is een harmonie van getallen in de hele natuur; in de zwaartekracht, in de planetaire bewegingen, in de wetten van warmte, licht, elektriciteit en scheikundige affiniteit, in de vormen van dieren en planten, in de zintuiglijke waarneming. Inderdaad richten de hedendaagse natuurwetenschappen zich op een generalisatie die door één enkele numerieke verhouding de fundamentele wetten van alles zal uitdrukken. We wijzen op de Philosophy of the Inductive Sciences van professor Whewell en op de onderzoekingen van Hay over de wetten van de harmonie in kleuren en vormen. Hieruit blijkt dat het getal zeven wordt onderkend in de wetten die de harmonieuze waarneming van vormen, kleuren en geluiden beheersen en waarschijnlijk ook van de smaak, indien we onze gewaarwordingen van die soort met wiskundige nauwkeurigheid konden analyseren’ (Medical Review, juli 1844).
Dit is inderdaad zo duidelijk het geval, dat meer dan één arts verbijsterd was over de periodieke zevenvoudige terugkeer van de cyclussen bij het ontstaan en het verdwijnen van verschillende klachten. Natuuronderzoekers waren volstrekt niet in staat deze wet te verklaren. ‘De geboorte, groei, volwassenheid, levensfuncties . . . verandering, ziekten, verval en dood van insecten, reptielen, vissen, vogels, zoogdieren en zelfs van de mens, worden min of meer beheerst door een wet die zich voltrekt in weken’, of zeven dagen. Dr. Laycock (Lancet, 1842-43) geeft in een artikel over de periodiciteit van de levensverschijnselen een ‘heel opmerkelijke illustratie en bevestiging van deze wet bij insecten’\\ 711: Vers 70 in de ‘Ha Idra Rabba Qadisha’ (de grote heilige vergadering) zegt over de schedel (het hoofd) van macroprosopus, de Oude7 (Sanat, een benaming van Brahmā), dat in elk van zijn haren zich een ‘verborgen bron die voortkomt uit het verborgen brein’ bevindt. ‘En zij schijnt door dat haar en gaat naar het haar van de microprosopus, en van daaruit (dat is het gemanifesteerde VIERTAL, het tetragrammaton) wordt zijn brein gevormd; en vandaar gaat dat brein in DERTIG en TWEE paden’ (of de triade en de duade, of weer 432). En verder (vers 80): ‘Er zijn dertien haarlokken aan de ene kant en aan de andere kant van de schedel’ – d.i. zes aan de ene en zes aan de andere, terwijl de dertiende ook de veertiende is, omdat zij mannelijk-vrouwelijk is, ‘en met hen begint de verdeling van het haar’ (de verdeling van de dingen, de mensheid en de rassen).
‘Wij zessen zijn lichten die uit een zevende (licht) stralen’, zegt rabbi Abba; ‘gij zijt het zevende licht’ (de synthese van ons allen, voegt hij eraan toe, sprekend over tetragrammaton en zijn zeven ‘metgezellen’, die hij ‘de ogen van tetragrammaton’ noemt).
711: TETRAGRAMMATON is Brahmā Prajāpati, die vier vormen aannam om vier soorten bovenaardse wezens te scheppen, d.w.z. die zich viervoudig, of tot het gemanifesteerde Viertal maakte (zie Vishnu Purāna, Deel I, hfst. V); en die daarna wordt herboren in de zeven rishi’s, zijn mānasaputra’s, ‘uit denkvermogen geboren zonen’, die later 9, 21 en zo verder werden, die zoals men zegt, allen zijn geboren uit verschillende delen van Brahmā8.
8) Het is heel verrassend om theologen en oriëntalisten hun verontwaardiging te horen uiten over de ‘verdorven smaak van de hindoemystici’ die, niet tevreden de ‘uit denkvermogen geboren’ zonen van Brahmā te hebben uitgevonden, de rishi’s, manu’s en prajāpati’s van elke soort te voorschijn laten komen uit verschillende delen van het lichaam van hun eerste voorouder – Brahmā (zie de voetnoot van Wilson in zijn Vishnu Purāna, Deel I, blz. 102). Omdat het grote publiek niet op de hoogte is van de Kabbala, de sleutel tot en het woordenboek van de sterk versluierde mozaïsche boeken, denkt de geestelijkheid dat de waarheid nooit aan het licht zal komen. Iedereen kan de Engelse, Hebreeuwse of Latijnse teksten van de Kabbala raadplegen, die nu door verschillende geleerden zo voortreffelijk zijn vertaald, en hij zal ontdekken dat het tetragrammaton, dat de Hebreeuwse IHVH is, tevens zowel de ‘sephiroth-boom’ is – d.w.z. het bevat alle sephiroth behalve kether, de kroon – als het verenigde lichaam van de ‘hemelse mens’ (Adam Kadmon), uit de ledematen van wie het Heelal en alles erin emaneren. Verder zal hij zien dat dit denkbeeld in de kabbalistische boeken (waarvan de belangrijkste in de Zohar de ‘Boeken van het verborgen mysterie’, van de ‘Grote’ en de ‘Kleine heilige Vergadering’ zijn) volstrekt fallisch is en veel ruwer uitgedrukt dan de viervoudige Brahmā in een van de Purāna’s. (Zie Kabala Unveiled door S.L. Mathers, hfst. xxii, over de resterende ledematen van de microprosopus.) Want deze ‘boom van het leven’ is ook de ‘boom van kennis van goed en kwaad’, waarvan het voornaamste mysterie dat van de menselijke voortplanting is. Het is onjuist te denken dat de Kabbala de mysteriën van de Kosmos of van de Natuur verklaart; zij verklaart en ontsluiert slechts enkele allegorieën in de bijbel en is esoterischer dan de laatstgenoemde.
712: Er zijn twee tetragrammatons: de macro- en de microprosopus. De eerste is het absolute volmaakte vierkant of TETRAKTIS binnen de cirkel, beide abstracte begrippen, en wordt daarom AIN, het Niet-zijn genoemd, d.i. onbegrensbaar en absoluut Zijn. Maar beschouwd als microprosopus of de ‘hemelse mens’, de gemanifesteerde logos, is hij de driehoek in het vierkant – de zevenvoudige kubus, niet de viervoudige, of het vlakke vierkant. Want in dezelfde ‘Grote heilige Vergadering’ staat geschreven: (83) ‘En hierover wensten de kinderen van Israël te weten, zoals er staat geschreven (Exodus xvii, 7): ‘Is het Tetragrammaton in ons midden, of het Negatief Bestaande?)’9 (Waar maakten zij onderscheid tussen microprosopus, die Tetragrammaton wordt genoemd, en macroprosopus, die AIN wordt genoemd, Ain het negatief bestaande?)’10.
9) In de bijbel vereenvoudigd tot: ‘Is de Heer (!!) in ons midden, of niet?’ (Zie Exodus xvii, 7.)
10) In de bijbel vereenvoudigd tot: ‘Is de Heer (!!) in ons midden, of niet?’ (Zie Exodus xvii, 7.)
712/713: Tetragrammaton is dus de tot vier gemaakte DRIE en de tot drie gemaakte VIER, en wordt op deze aarde voorgesteld door zijn zeven ‘metgezellen’ of ‘ogen’ – de ‘zeven ogen van de Heer’. Microprosopus is op zijn hoogst slechts een secundaire gemanifesteerde godheid. Want vers 1152 van de ‘Grote heilige Vergadering’ (Kabbala) zegt:
713: ‘Wij hebben vernomen dat er tien (metgezellen) waren die de Sod (‘geheimzinnige vergadering of mysterie’) binnentraden en dat er slechts zeven weer uit tevoorschijn kwamen’11 (d.i. 10 voor het ongemanifesteerde, 7 voor het gemanifesteerde Heelal).
De Geheime Leer Deel II, hoofdstuk 4 De duur van de geologische tijdperken, rascyclussen en de oudheid van de mens Over ketens van planeten en hun veelvoudigheid
Werelden, genoemd in de bijbel (p. 799):
Wetenschappelijke redeneringen en waargenomen feiten komen dus overeen met de uitspraken van de
ziener en de innerlijke stem van het menselijk hart, als ze verklaren dat er leven – intelligent, bewust leven – op andere werelden dan de onze moet bestaan.
Maar de gewone vermogens van de mens kunnen hem niet verder brengen dan dat. Er zijn veel
romans en verhalen, sommige puur fantasie, andere vol wetenschappelijke kennis, waarin geprobeerd wordt het leven op andere planeten voor te stellen en te beschrijven. Maar ze geven allemaal slechts een verminkte kopie van het levensdrama om ons heen. Het zijn óf, zoals bij Voltaire, de mensen van ons eigen ras onder een microscoop, óf het is, zoals bij De Bergerac, een bekoorlijk spel van fantasie en satire; maar we zien steeds dat de nieuwe wereld eigenlijk slechts die is waarin we zelf leven. Deze neiging is zo sterk dat zelfs grote niet-ingewijde zieners met een natuurlijke aanleg daarvan het worden, als ze ongetraind zijn; een voorbeeld hiervan is Swedenborg, die zover gaat dat hij de bewoners van Mercurius, die hij in de geestenwereld ontmoet, in kleding beschrijft zoals die in Europa wordt gedragen.
800: Wij kunnen beginnen met de bijbel, het jongste van de heilige geschriften van de wereld. In
Prediker, hfst. i, lezen wij deze woorden van de koning-ingewijde: ‘Het ene geslacht gaat en het andere komt, maar de aarde blijft eeuwig bestaan’, en verder: ‘Wat is geweest, is dat wat er zal zijn; en wat is gedaan, is dat wat er zal worden gedaan, en er is niets nieuws onder de zon.’ Het is niet gemakkelijk in deze woorden een verwijzing te zien naar de opeenvolgende rampen, waardoor de mensenrassen worden weggevaagd of, als we verder teruggaan, naar de verschillende veranderingen van de bol tijdens het proces van zijn vorming. Maar indien men ons zegt dat dit alleen betrekking heeft op onze wereld zoals wij die nu zien, zullen we de lezer verwijzen naar het Nieuwe Testament, waar Paulus (Hebreeën i) spreekt over de zoon (de gemanifesteerde kracht) die (door God) is benoemd tot erfgenaam van alle dingen, door wie hij ook de werelden (meervoud) heeft gemaakt3. Deze ‘kracht’ is hokhmah (of chochmah), de wijsheid en het woord.
3) Dit slaat op de logos van elke kosmogonie. Het onbekende licht – waarmee, zoals men zegt, hij gelijktijdig en eeuwig is – wordt weerspiegeld in de ‘eerstgeborene’, de protogonos; en de demiurgos of het universele denkvermogen richt zijn goddelijke gedachte op de Chaos, die onder de vormgevende werkzaamheid van de lagere goden zal worden verdeeld in de zeven oceanen – sapta samudras. Het is purusha, Ahura Mazda, Osiris, enz., en tenslotte de gnostische Christos, die in de kabbala hokhmah of wijsheid, het ‘woord’ is.
801: Indien de kardinaal de Zohar had bestudeerd, zou zijn twijfel in zekerheid zijn overgegaan. Zo zegt de Idra Suta (in de Zohar, iii, 292 c): ‘Er waren oude werelden die ten onder gingen zodra ze tot bestaan kwamen; werelden met en zonder vorm, scintilla’s genoemd – want zij waren als de vonken onder de smidshamer, die in alle richtingen wegvliegen. Sommige waren de oorspronkelijke werelden die niet lang konden voortduren, omdat de ‘oude’ – zijn naam zij geheiligd – zijn vorm nog niet had aangenomen4, de werkman was nog niet de ‘hemelse mens5’.’ Verder verklaart rabbi Abahu in de Midrash, die lang vóór de Kabbala van Simeon Ben Iochai werd geschreven: ‘De heilige, gezegend zij zijn naam, heeft vóór deze wereld achtereenvolgens diverse werelden gevormd en vernietigd6 . . .
4) De vorm van Tikkun of de protogonos, de ‘eerstgeborene’, d.i. de universele vorm en idee, was nog niet in de Chaos weerspiegeld.
5) De ‘hemelse mens’ is Adam Kadmon – de synthese van de sephiroth, zoals ‘Manu Svāyambhuva’ de synthese van de prajāpati’s is.
6) Bereshith Rabba, Parsha IX.

Net als Dirk-Jan de Bruijn 'Op naar het beloofde land' hadden de wijsgeren uit de oudheid al door dat het gaat om een wenkend perspectief, het beloofde land.
Maar toen we een rondje maakte over de helderheid van het wenkende perspectief, dus in de zin van ‘waar gaan we eigenlijk heen’ of ‘waar willen we over twee of drie jaar dan staan als club’ werd het erg stil in die mooie zaal. Geen van de studenten wist me te vertellen dat er in hun organisatie was geïnvesteerd in het hoofdstuk ‘sense of excitement’. Nergens was dat beloofde land uitgewerkt. Om zo de collega’s te verleiden om écht actief mee te doen. Met energie en plezier. Wél had men veel aandacht besteed om iedereen de stuipen op het lijf te jagen (‘sense of urgency’), maar waar men dan heen zou moeten, tja …
Mijn advies: acteer ketengericht en focus op het gemeenschappelijke. Wat ons allen bindt. En maak dat gezamenlijke doel dan ook concreet. Opdat het energie geeft. Want als je écht ver wilt komen, dan moet je wél samen gaan. En werk daarbij vraaggestuurd. Geen push, maar pull. Creëer nieuwe dingen in cocreatie: maak gebruik van de drivers en de energie. Als je namelijk zorgt voor het belang in ieder mens, dan zorgt dat doel wel voor zichzelf. En tenslotte: toon leiderschap. Heb het lef om out-of-the-box te denken, om jezelf ter discussie te stellen, om authentiek te zijn. En ontleen je status niet aan je plek in het organogram: overstijg je eigen ego!
Pak het dus sprankelender, inspirerender en dynamischer aan. Met minder duffe procedures en regels. Maar wel met meer vertrouwen. Weg dus met dat vastgeroeste denken! In de sfeer van Albert Einstein, die zei dat je problemen niet moet oplossen op het niveau waar zij zijn ontstaan. Een verandering waarin iedereen wordt verleid om actief mee te doen. Om zijn of haar verantwoordelijkheid écht te nemen. En natuurlijk met voldoende kritisch vermogen: want het is de tegenwind die de vlieger doet stijgen. Gericht op het aanwijsbaar creëren van publieke waarde. Ga dus vandaag nog aan de slag met die boodschappen die passen bij jouw managementstijl. Er is immers veel te doen!

Michael Fromfeld (artikel Een Elektrisch Universum Prana nr. 171, feb/mrt 2009) verbindt de lineaire beweging met Shiva, de spiraal beweging met Vishnu en de circulaire beweging met Brahma.

In het rapport ‘E i V’ wordt de relatie ‘Absoluut en Relatief’ aan de hand van Ain-Soph (Parabram, éne Werkelijkheid) en het Ether-paradigma (Het paradigma van de relatieve ether) verklaart. De relatie ‘Absoluut en Relatief’ berust op het principe van complementariteit dat al door Heraclitus naar voren is gebracht en heeft op de ‘eenheid der tegendelen’ ('These + Antithese = Synthese', Trimurti) het overbruggen van tegenstellingen betrekking.

In het enneagram staat de scheppingsdriehoek 9 - 3 - 6, de Triade en bij de levensboom de Tetrade centraal. Bij de Wet van Zeven gaat het echter om de dynamiek van de gemanifesteerde werkelijkheid, het hexagram, dat zowel de Triade als de Tetrade omvat. Creativethink biedt een handvat om de chaos in ons leven te helpen beheersen. De bijlage 'Triade en Tetrade' toont een historisch kader. Het raamwerk dient als achtergrond om de gebeurtenissen in de huidige tijd te kunnen duiden.

De Hermeneutische Cirkel (band van Möbius) symboliseert dat op deze wijze met het scheppingsproces in de hemel een verbinding ontstaat (5e dimensie).

Boek ‘I Ching’,Universele kompas, 5 aspecten:Kompaskwadrant:GezichtspuntenPaul van Oyen,Het EnneagramNU:
OrakelI ChingLemniscaatReligieBrahmaWet van EenCirkel
HexagramIntegratie binnen - en buitenwereldVerticale asWetenschapVishnuWet van ZevenHexagram
TrigramBinnenwereldKwalitatieve as (+/-)NatuurShivaWet van DrieDriehoek
TrigramBuitenwereldKwantitatieve as (+/-)Politiek 

====

'Aether en Ether' ('5D-concept en Ether-paradigma', Wet van evolutie, 'Energie en Tijd')

John Algeo De toekomst van materie is een toenemende etherealisatie.

H.P. Blavatsky: De Geheime Leer Deel I, Proloog p. 45:
Het ‘gemanifesteerde Heelal’ is dus doordrongen van dualiteit en deze is als het ware de essentie van zijn EX-istentie als ‘manifestatie’. Maar evenals de tegenovergestelde polen van subject en object, geest en stof, alleen maar aspecten zijn van de Ene Eenheid waarin ze tot synthese zijn gebracht, zo is er ook in het gemanifesteerde Heelal ‘dat’ wat geest aan stof, en subject aan object verbindt.
46: (1.) Het
ABSOLUTE, het Parabrahm van de Vedantaleer of de éne Werkelijkheid, SAT, dat zoals Hegel zegt, zowel het absolute Zijn als Niet-zijn is.
120/121: 'De een uit het ei, de zes en de vijf’ geven het getal 1065, de waarde van de eerstgeborene (later de mannelijke en vrouwelijke Brahma-prajapati), die overeenkomt met respectievelijk de getallen 7 en 14 en 21. De prajapati’s zijn evenals de sephiroth, slechts zeven in aantal, met inbegrip van de samengestelde sephira van het drievoud waaruit zij ontstaan. Uit Hiranyagarbha of prajapati, de drie-eenheid (de oorspronkelijke vedische Trimurti: Agni, Vayu en Surya) ontstaan zo de andere zeven, of weer tien, als we de eerste drie, die in één bestaan, en één in drie, afzonderlijk houden. Alle zijn echter begrepen in dat ene ‘allerhoogste’ parama, dat guhya of ‘geheim’ wordt genoemd, en sarvatma, de ‘overziel’. ‘De zeven Heren van het Zijn liggen verborgen in sarvatma, zoals gedachten in één brein.’ Dat geldt ook voor de sephiroth. Hun aantal is òf zeven, als men van de bovenste triade af telt, met kether aan het hoofd, òf tien – exoterisch. In het Mahabharata zijn de prajapati’s 21 in aantal, of tien, zes en vijf (1065), drie keer zeven2.
2) In de Kabbala zijn dezelfde cijfers (1065) een waarde van Jehova(h), omdat de numerieke waarden van de drie letters die zijn naam vormen,
jod, vau en twee keer he, respectievelijk zijn 10 (י), 6 (ו) en 5 (ה), of weer drie keer zeven, 21. ‘Tien is de moeder van de ziel, want leven en licht zijn daarin verenigd’, zegt Hermes. ‘Want het getal één is geboren uit de geest en het getal tien uit de stof (chaos, vrouwelijk); de eenheid heeft de tien gemaakt en de tien de eenheid’ (Het Boek van de Sleutels).
De Geheime Leer Deel I, Stanza 3 Het ontwaken van de kosmos (p. 102/103):
Kwan-shai-yin is identiek en gelijkwaardig met Avalokiteshvara in het Sanskriet en als zodanig is hij een androgyne godheid, evenals het tetragrammaton en al de logoi9 van de oudheid. Slechts door enkele sekten in China wordt hij vermenselijkt en voorgesteld met vrouwelijke attributen10; onder zijn vrouwelijke aspect wordt hij dan Kwan-yin, de godin van de genade, en wordt de ‘goddelijke stem’ genoemd11. Laatstgenoemde is de beschermgodin van Tibet en van het eiland Puto in China, waar beide godheden een aantal kloosters hebben12. (Zie Afd. II, Kwan-shai-yin en Kwan-yin.)
10) Daarom zijn al de hogere goden van de oudheid ‘zonen van de moeder’, voordat ze zonen van de ‘vader’ worden. De logoi, zoals Jupiter of Zeus, zoon van Kronos-Saturnus, ‘oneindige tijd’ (of Kala), werden oorspronkelijk voorgesteld als mannelijk-vrouwelijk. Zeus wordt de ‘schone maagd’ genoemd en Venus wordt een baard gegeven. Apollo is oorspronkelijk biseksueel, evenals Brahma-Vach in Manu en in de Purana’s. Osiris is verwisselbaar met Isis, en Horus heeft beide geslachten. Tenslotte is het visioen van Johannes in de Openbaringen – dat van de logos, die nu met Jezus in verband wordt gebracht – dat van een hermafrodiet, want hij heeft volgens de beschrijving vrouwenborsten. Zo is het ook met het tetragrammaton = Jehova. Maar er zijn twee Avalokiteshvara’s in de esoterie: de eerste en de tweede logos.
105/107: Wij vinden hier de onmiskenbare echo van de archaïsche Geheime Leer, zoals die nu wordt uiteengezet. De laatste plaatst echter niet ‘de vader’ aan het hoofd van de evolutie van het leven – deze komt op de derde plaats en is de ‘zoon van de moeder’– maar de ‘eeuwige en onophoudelijke adem van het AL’. Het mahat (begripsvermogen, universeel denkvermogen, gedachte, enz.) verschijnt als Vishnu voordat het zich manifesteert als Brahma of Siva, zegt de Sankhya Sara (blz. 16); mahat heeft dus verschillende aspecten, evenals de logos. Mahat wordt in de eerste schepping de Heer genoemd en is in die zin het universele kenvermogen of het goddelijke denken; maar ‘het mahat dat het eerst werd voortgebracht, wordt (later) ego-isme genoemd, wanneer het als ‘ik’ wordt geboren, en dat wordt de tweede schepping genoemd’ (Anugita, Hfst. XXVI). En de vertaler (een bekwame en geleerde brahmaan, geen Europese oriëntalist) verklaart in een voetnoot (6), ‘dat wil zeggen, wanneer mahat zich ontwikkelt tot het gevoel van zelfbewustzijnhet ik – dan neemt het de naam Egoïsme aan’. Esoterisch geformuleerd betekent dit: wanneer mahat wordt veranderd in het menselijke manas (of zelfs in dat van de eindige goden) en aham-schap wordt. Waarom dit het mahat van de tweede schepping (of de negende, die van de kumara in het Vishnu Purana) wordt genoemd, zal in Deel II worden verklaard. De ‘zee van vuur’ is dan het boven-astrale (d.i. noumenale) licht, de eerste uitstraling van de wortel, Mulaprakriti, de ongedifferentieerde kosmische substantie, die astrale stof wordt. Het wordt ook de ‘vurige slang’ genoemd, zoals hierboven werd beschreven. De eerste en voornaamste moeilijkheid zal echter voor de lezer verdwijnen en hij zal de occulte kosmologie kunnen beheersen16, als hij maar in gedachten houdt, dat er slechts één universeel Element bestaat, dat oneindig, ongeboren en onsterfelijk is, en dat al het overige – dat behoort tot de wereld van de verschijnselen – even zoveel verschillende gedifferentieerde aspecten en transformaties (correlaties worden ze nu genoemd) zijn van dat ene Element, van kosmische tot microkosmische gevolgen, van bovenmenselijke tot menselijke en nog lagere wezens, kortom het hele objectieve bestaan. Alle kabbalisten en occultisten, van het oosten en van het westen, erkennen (a) de identiteit van ‘vader-moeder’ met de oorspronkelijke aether17 of akasa (het astrale licht)18; (b) de homogeniteit ervan vóór de evolutie van de ‘zoon’, kosmisch fohat, want hij is de kosmische elektriciteit. ‘Fohat verhardt en verspreidt de zeven broeders’ (Deel III, Dzyan); dit betekent dat de oorspronkelijke elektrische entiteit – want de occultisten van het oosten zeggen met nadruk dat elektriciteit een entiteit is – tot leven wordt gewekt en de oorspronkelijke of voor-wereldlijke stof scheidt in atomen, die zelf weer de bron zijn van alle leven en bewustzijn. ‘Er bestaat een universeel agent unique van alle vormen en van het leven, dat Od19, Ob en Aour wordt genoemd, actief en passief, positief en negatief, zoals dag en nacht: het is het eerste licht in de schepping’ (de Kabbala van Eliphas Lévi): – het eerste licht van de oorspronkelijke Elohim – de Adam ‘mannelijk en vrouwelijk’ – of (wetenschappelijk uitgedrukt) ELEKTRICITEIT EN LEVEN.
17) Noot vert. In het theosofische spraakgebruik wordt onderscheid gemaakt tussen aether en ether. Aether is bij de Ouden de goddelijke lichtgevende substantie, die het gehele heelal doordringt. In de esoterie is aether het derde beginsel van het kosmische zevenvoud. Aether is praktisch hetzelfde als akasa. Ether is het grofste en stoffelijke aspect van aether, en is vaak verwisselbaar met het astrale licht, dat de ‘droesem’ van de aether is; het astrale licht is het tweede beginsel van het kosmische zevenvoud. Ether is een stoffelijk agens; akasa is een geestelijk agens. Zie verder in dit Deel, o.a. blz. 355-373, in het bijzonder 361-363.
18) Zie de volgende voetnoot.
19) Od is het zuivere leven gevende licht of magnetische fluïdum; Ob is de door de tovenaars gebruikte boodschapper van de dood, het verderfelijke slechte fluïdum; Aour is de synthese van de twee, het eigenlijke astrale licht. Kunnen de filologen zeggen waarom Od – een door Reichenbach gebruikte term om het levensfluïdum aan te duiden – ook een Tibetaans woord is dat licht, helderheid, straling betekent? Het betekent ook ‘hemel’ in een occulte zin. Waar komt de wortel van het woord vandaan? Akasa is echter niet geheel hetzelfde als ether, maar iets veel hogers, zoals we zullen aantonen.
De Geheime Leer Deel I Theosofische misvattingen (p. 196):
Leid het leven dat noodzakelijk is voor het verkrijgen van die kennis en vermogens, en wijsheid zal vanzelf tot u komen. Steeds wanneer u in staat bent om uw bewustzijn af te stemmen op een van de zeven snaren van het ‘universele bewustzijn’; die snaren die zijn gespannen op het klankbord van de Kosmos en die trillen van eeuwigheid tot eeuwigheid; wanneer u ‘de muziek van de sferen’ grondig hebt bestudeerd, pas dan zult u geheel vrij zijn om uw kennis te delen met hen met wie dit veilig is. Maar wees intussen voorzichtig. Geef niet de grote waarheden, die het erfdeel zijn van de toekomstige rassen, aan onze tegenwoordige generatie. Probeer niet het geheim van het zijn en het niet-zijn te onthullen aan hen die niet in staat zijn de verborgen betekenis te begrijpen van het ZEVENSNARIGE instrument van Apollo – de lier van de stralende god: in elk van haar zeven snaren wonen de geest, de ziel en het astrale lichaam van de Kosmos, waarvan nu alleen de schil in handen van de moderne wetenschap is gevallen. . . . Wees voorzichtig, zeggen wij, voorzichtig en wijs, en vooral, let erop wat degenen die van u leren, geloven; opdat zij niet door zichzelf te misleiden, ook anderen misleiden . . . want dat is het lot van iedere waarheid waarmee de mensen nog niet zijn vertrouwd. . . . Laat liever de planeetketens en de andere boven- en onderkosmische mysteries een dromenland blijven voor degenen die niet kunnen zien en ook met geloven dat anderen dat kunnen. . . .
H.P. Blavatsky: De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk Het vormen van de mens: de denker (p. 269):
Nephesh is de ‘adem van (dierlijk) leven’ die Adam, de mens van stof, werd ingeblazen, en is daarom de levensvonk, het bezielende element. Zonder manas, of wat in Lévi’s diagram ten onrechte nephesh wordt genoemd in plaats van manas, ‘de denkende ziel’ of het denkvermogen, is atma-buddhi op dit gebied zonder rede en kan het niet handelen.
De Geheime Leer Deel I, Samenvatting (p. 314):
‘Werkelijkheid bestaat niet op aarde, mijn zoon, en kan daar niet bestaan. . . . Niets op aarde is werkelijk, er is slechts schijn. . . . Hij (de mens) is als mens niet werkelijk, mijn zoon. Het werkelijke bestaat alleen in zichzelf en blijft wat het is. . . . De mens is vergankelijk en hij is daarom niet werkelijk, hij is maar schijn en schijn is de hoogste illusie.
De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk 2 De mysterietaal en haar sleutels (p. 342):
Mozes, een ingewijde in de Egyptische Mysteriën, baseerde de religieuze mysteriën van de nieuwe natie die hij schiep, op dezelfde abstracte formule die was ontleend aan deze siderische cyclus. Hij symboliseerde die formule in de vorm en in de afmetingen van het tabernakel, dat hij in de woestijn zou hebben gebouwd. Op basis van deze gegevens kwamen de latere joodse hogepriesters tot de allegorie van de Tempel van Salomo – een gebouw dat nooit werkelijk heeft bestaan, evenmin als koning Salomo zelf, die eenvoudig een zonnemythe is, evenals de nog latere Hiram Abif van de vrijmetselaars, zoals Ragon duidelijk heeft aangetoond. Als dus de afmetingen van deze allegorische tempel, het symbool van de cyclus van inwijding, overeenstemmen met die van de Grote Piramide, komt dit doordat de eerstgenoemde werden ontleend aan de laatste, door middel van het tabernakel van Mozes.
H.P. Blavatsky: De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk Oorspronkelijke substantie en goddelijke gedachte (p. 355):
Ether, deze hypothetische Proteus, een van de ‘representatieve verzinsels’ van de moderne wetenschap – dat niettemin al zo lang werd aangenomen – is een van de lagere ‘beginselen’ van wat wij de OORSPRONKELIJKE SUBSTANTIE (in het Sanskriet akâsa) noemen, een van de dromen van voorheen, die nu opnieuw de droom van de moderne wetenschap is geworden. Het is de grootste, en ook de stoutmoedigste, van de nog bestaande speculaties van de filosofen uit de oudheid. Voor de occultisten is echter zowel de ETHER als de oorspronkelijke substantie een werkelijkheid. Om het duidelijk te stellen, ETHER is het astrale licht, en de oorspronkelijke substantie is AKÂSA, de upadhi van de GODDELIJKE GEDACHTE.
De Geheime Leer Deel I hoofdstuk 3 Oorspronkelijke substantie en goddelijke gedachte (p. 371):
De overheersende en duidelijkste gedachte – die in alle oude leringen wordt gevonden met betrekking tot de kosmische evolutie en de eerste ‘schepping’ van onze bol met al zijn voortbrengselen, organische en anorganische (een vreemd woord voor een occultist) – is dat de hele Kosmos uit de GODDELIJKE GEDACHTE is voortgekomen. Deze gedachte doordringt de stof, die evenals de ENE WERKELIJKHEID eeuwig bestaat; en alles wat leeft en ademt, ontwikkelt zich uit de emanaties van het ENE Onveranderlijke – Parabrahm = Mulaprakriti, de eeuwige ene wortel.
De Geheime Leer Deel I hoofdstuk 4 Chaos-Theos-Kosmos (p. 375/376):
De natuur heeft een afkeer van het ledige’, zeiden de peripatetici die, hoewel zij op hun manier materialisten waren, misschien begrepen waarom Democritus en zijn leermeester Leucippus verkondigden dat de eerste beginselen van alle dingen in het Heelal, atomen en een vacuüm waren. Het laatste betekent alleen maar een latente godheid of kracht, die vóór haar eerste manifestatie, toen zij WIL werd – die de eerste impuls aan deze atomen overbracht – het grote niets was, Ain-Soph of GEEN DING; en daarom voor ieder zintuig een leegte – of CHAOS – was.
Die Chaos werd echter volgens Plato en de pythagoreeërs de ‘ziel van de wereld’. Volgens de hindoeleer doordringt de godheid in de vorm van aether (akāsa) alle dingen; en deze werd daarom door de theürgen ‘het levende vuur’, de ‘geest van het licht’ en soms magnes genoemd. De hoogste godheid zelf bouwde volgens Plato het Heelal in de meetkundige vorm van de dodecaëder; en haar ‘eerstgeborene’ werd geboren uit Chaos en oorspronkelijk licht (de centrale zon).
379: Chaos-Theos-Kosmos, de drievoudige godheid, is alles in alles. Daarom zegt men dat zij mannelijk en vrouwelijk, goed en kwaad, positief en negatief is: de hele reeks van tegengestelde eigenschappen. In latente toestand (in pralaya) is zij onkenbaar en wordt de onnaspeurlijke godheid. Zij kan slechts in haar actieve functies worden gekend, dus als stof-kracht en levende geest, de correlaten en het resultaat of de uitdrukking op het zichtbare gebied van de altijd ongekend blijvende uiteindelijke EENHEID.
De Geheime Leer Deel I hoofdstuk 13 ‘De zeven scheppingen’ (p. 500):
(VII.) De evolutie van de ‘arvaksrotas’-wezens, die de zevende was, die van de mens (Vishnu Purāna, Deel I).
De ‘achtste schepping’ die wordt genoemd, is in het geheel geen schepping; het is weer een sluier, want deze heeft betrekking op een zuiver verstandelijk proces: het waarnemen van de ‘negende’ schepping, die op haar beurt een gevolg is en die zich manifesteert in de secundaire van wat een ‘schepping’ was in de primaire (prākrita) schepping. De achtste, die anūgraha wordt genoemd (de pratyayasarga of de verstandelijke schepping van de Sankhya’s, die wordt verklaard in Karika, v. 46, blz. 146), is ‘die schepping die we kunnen waarnemen’ – in haar esoterische aspect – en ‘waarmee ons verstand instemt (anūgraha), in tegenstelling tot de organische schepping’. De juiste waarneming van onze betrekkingen tot de hele reeks van ‘goden’ en vooral van die tot de kumāra’s – de zogenaamde ‘negende schepping’ – vormt in werkelijkheid een aspect of weerspiegeling van de zesde in ons manvantara (het Vaivasvata). ‘Er is een negende, de kumāraschepping, die zowel primair als secundair is’, zegt het Vishnu Purāna, de oudste van zulke teksten. ‘De kumāra’s’, verklaart een esoterische tekst, ‘zijn de Dhyani’s, die rechtstreeks zijn afgeleid uit het hoogste Beginsel, en die opnieuw verschijnen in de Vaivasvata Manu periode om de mensheid vooruit te helpen’. De commentator van het Vishnu Purāna bevestigt dit door op te merken dat ‘deze wijzen even lang leven als Brahmā; en zij worden slechts in de eerste kalpa door hem geschapen, hoewel hun ontstaan heel vaak en inconsequent in de Varaha of Padma kalpa (de secundaire) wordt geplaatst’. De kumāra’s zijn dus exoterisch ‘de schepping door Brahmā van Rudra of Nilalohita, een vorm van Siva en van bepaalde andere uit het denkvermogen geboren zonen van Brahmā’. Maar in de esoterische leer zijn ze de voorouders van het ware geestelijke zelf in de stoffelijke mens – de hogere prajāpati’s, terwijl de pitri’s of lagere prajāpati’s niet meer zijn dan de vaders van het model of type van zijn stoffelijke vorm, gemaakt ‘naar hun gelijkenis’. In de exoterische teksten worden er vier (en soms vijf) openlijk genoemd, terwijl er drie kumāra’s geheim zijn. (Vergelijk wat er in Deel II wordt gezegd over ‘De gevallen engelen’.)
De Geheime Leer Deel I, Hoofdstuk 14 De vier elementen (p. 505):
In de orfische hymnen ontwikkelt de Eros-Phanes zich uit het geestelijke ei, dat de aetherische winden bevruchten, waarbij de wind ‘de geest van God’ is die naar men zegt, beweegt in de aether, ‘hangend boven de chaos’ – de goddelijke ‘idee’. In de Kāṭhakopanishad van de hindoes bestaat purusha, de goddelijke geest, al vóór de oorspronkelijke stof; uit hun vereniging ontstaat de grote wereldziel, ‘Mahā=Atma, Brahm, de geest van het leven’; deze laatste benamingen komen weer overeen met de universele ziel of anima mundi, het astrale licht van de theürgen en kabbalisten, en is de laatste en laagste onderafdeling daarvan.
De Geheime Leer Deel I hoofdstuk 15 Over Kwan-Shi-Yin en Kwan-Yin (p. 515):
Tenslotte merken wij op dat Kwan-Shi-Yin en Kwan-Yin de twee aspecten (mannelijk en vrouwelijk) zijn van hetzelfde beginsel in de Kosmos, de Natuur en de mens, van goddelijke wijsheid en intelligentie. Ze zijn de ‘Christos-Sophia’ van de mystieke gnostici – de logos en zijn sakti.
De Geheime Leer, Deel I hoofdstuk 3 ‘An lumen sit corpus, nec non?’ -De hypothetische ether (p. 533):
Wat weet de moderne natuurwetenschap eigenlijk van de aether? De eerste gedachten erover zijn ontegenzeglijk afkomstig van de oude filosofen. De Grieken ontleenden deze aan de Ariërs; de oorsprong van de moderne aether vindt men in en is een verminking van AKASA. Men beweert dat deze verminking een wijziging en verbetering is van het denkbeeld van Lucretius. Laten wij dan het hedendaagse begrip onderzoeken aan de hand van een aantal wetenschappelijke boeken, die de uitspraken van de natuurkundigen zelf bevatten.
De Geheime Leer Deel I hoofdstuk 6
De maskers van de wetenschap (p. 559):
In occulte taal uitgedrukt, zou men nauwkeuriger kunnen zeggen dat deze ‘kracht-substantie’ de altijd werkzame fenomenale positieve aether is – prakriti, terwijl de alomtegenwoordige, allesdoordringende ether het noumenon is van de eerstgenoemde, de grondslag van alles, of akasa. Niettemin komt Stallo in botsing met Spiller en eveneens met de materialisten. Hij wordt beschuldigd van ‘het volkomen negeren van de fundamentele onderlinge betrekking tussen kracht en stof’ (de wetenschap weet over geen van beide iets met zekerheid). Want dit ‘tot een zelfstandigheid verheven halfbegrip’ is, volgens alle andere natuurkundigen, niet alleen onweegbaar, maar mist ook samenbindende, scheikundige, thermische, elektrische en magnetische krachten. Volgens het occultisme is de aether de bron en de oorzaak van al deze krachten.
Daarom vertoont Spiller met al zijn fouten meer intuïtie dan enige andere hedendaagse wetenschapper, misschien met uitzondering van dr. Richardson, de theoreticus van de ‘zenuwkracht’ of de zenuw-ether, en ook van de ‘zonnekracht en aardkracht’2. Want aether is in de esoterie de ware kern van alle mogelijke energie en men kan beslist alle manifestaties van energie in de stoffelijke, psychische en spirituele werelden aan dit universele agens (samengesteld uit veel agentia) toeschrijven.
563:
‘De kracht is daarom niet in het atoom maar in de ruimte die de atomen van elkaar scheidt (zeropoint source, het neutrale centrum, eros = fohat).
567: De wetenschap vergist zich alleen als ze gelooft dat zij, omdat ze in trillingsgolven de onmiddellijke oorzaak van deze verschijnselen heeft ontdekt, daarom ALLES heeft onthuld dat over de drempel van de zintuiglijke waarneming ligt. Zij gaat alleen maar de opeenvolging van de verschijnselen na op een gebied van gevolgen, bedrieglijke projecties uit het gebied waarin het occultisme langgeleden is doorgedrongen. En het laatste beweert dat die etherische trillingen niet, zoals de wetenschap verkondigt, worden veroorzaakt door de trillingen van moleculen van bekende lichamen – de stof van ons aardse objectieve bewustzijn – maar dat we de uiteindelijke oorzaken van licht, warmte, enz. moeten zoeken in STOF, die in bovenzinnelijke toestanden verkeert – toestanden die echter voor het spirituele oog van de mens volkomen objectief zijn, evenals een paard of een boom voor de gewone sterveling. Licht en warmte zijn de schim of schaduw van de stof in beweging. Zulke toestanden kunnen door de ZIENER of de adept worden waargenomen in de uren van trance, onder de sushumna straal – de eerste van de zeven mystieke stralen van de zon12.
We brengen dus de occulte lering naar voren, die het werkelijke bestaan verdedigt van een bovenstoffelijke en bovenzinnelijke essentie van dat ākāśa (niet van de ether, die slechts een aspect van laatstgenoemde is), waarvan men de aard niet kan afleiden uit zijn verder liggende manifestaties – zijn zuiver fenomenale samenstel van gevolgen – op dit aardse gebied. De wetenschap daarentegen zegt ons dat men warmte nooit als stof in een of andere denkbare toestand kan beschouwen13. Men zegt ons ook dat de twee grote hinderpalen voor de fluïdum(?)theorie van warmte ongetwijfeld zijn:
(1.) Het voortbrengen van warmte door wrijving – het opwekken van moleculaire bewegingen.
(2.) Het omzetten van warmte in mechanische beweging.
12) De namen van de zeven stralen, nl. sushumna, harikeśa, viśvakarman, viśvatryarchas, samnaddha, sarvāvasu en svarāj, zijn alle mystiek en elk heeft voor occulte doeleinden zijn eigen toepassing in een bepaalde bewustzijnstoestand. De sushumna die, zoals in het Nirukta (II, 6) wordt gezegd, alleen dient om de maan te verlichten, is de straal die niettemin door de ingewijde yogi’s wordt geëerd. De zeven stralen, die door het zonnestelsel zijn verspreid, vormen samen als het ware de fysieke upādhi (basis) van de ether van de wetenschap. In deze upādhi werken licht, warmte, elektriciteit, enz. – de krachten van de orthodoxe wetenschap – op elkaar in om hun aardse gevolgen voort te brengen. Als psychische en spirituele gevolgen komen zij voort uit en hebben hun oorsprong in de supra-solaire upādhi, in de ether van de occultist – of ākāśa.
13) Om de westerse dogmatici eraan te herinneren dat men het vraagstuk op geen enkele manier als opgelost kan beschouwen, citeren we een hoogst onpartijdige criticus, van wie niemand het gezag in twijfel kan trekken: ‘Er is geen fundamenteel verschil tussen licht en warmte . . . het ene is slechts een
metamorfose van het andere . . . Warmte is licht in volkomen rust. Licht is warmte in snelle beweging. Zodra licht met een lichaam wordt verbonden, wordt het warmte, maar als deze uit dat lichaam wordt uitgestraald, dan wordt zij weer licht.’ (Leslie, Fluid Theory of Light and Heat.) 'Of dit waar is of niet kunnen wij niet zeggen, en veel jaren, misschien veel generaties zullen moeten voorbijgaan voordat we dat wel kunnen.’ (Buckle, History of Civilization, Deel III, blz. 384.)
575: De oude ingewijden kenden geen ‘wonderbaarlijke schepping’, maar leerden de evolutie van atomen (op ons fysieke gebied) en hun eerste differentiatie uit laya tot de protyle, zoals Crookes de stof of de oersubstantie
aan de andere zijde van de nullijn veelbetekenend heeft genoemd: daar waar wij de Mūlaprakriti plaatsen, het ‘wortel-beginsel’ van de wereldstof ('Weltstoff', oerstof) en van alles in de wereld.
De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk 8 Leven, kracht of zwaartekracht (p. 591)
De hele reeks natuurverschijnselen komt voort uit de oorsprong van de ether – akasa, evenals het tweevoudige akasa voortkomt uit de zogenaamde ongedifferentieerde Chaos. Deze laatste is het primaire aspect van Mūlaprakriti, de wortelstof en het eerste abstracte denkbeeld dat men zich van Parabrahman kan vormen. De hedendaagse wetenschap kan haar hypothetisch opgevatte ether op zoveel manieren verdelen als ze wil; de werkelijke aether van de Ruimte zal altijd blijven zoals hij is.
De Geheime Leer De zonnetheorie - De Boom van het Leven en het Zijn (p. 607):
Iedereen weet wat de
staf van Mercurius (Staf van Hermes) is, die al door de Grieken is gewijzigd. Het oorspronkelijke symbool – met de drievoudige kop van de slang – werd veranderd in een staf met een knop, en de twee lagere koppen werden gescheiden, waardoor de oorspronkelijke betekenis wat werd vervormd. Toch is het voor ons doel de best mogelijke illustratie, deze laya-staf omstrengeld door twee slangen. De wonderbaarlijke krachten van de magische staf van Mercurius werden terecht door alle dichters uit de oudheid bezongen, en degenen die de geheime betekenis ervan begrepen, hadden daarvoor een heel goede reden.
In het volgende hoofdstuk De kracht van de toekomst (p. 621) wordt nog iets meer over dit onderwerp gezegd.
608: Een achtvorm (8) of dubbele lus kan men tot een zigzaglijn verkorten en ook tot een spiraal, en deze voldoet aan alle eisen van het probleem.
Een dubbele lus voor de neerwaartse evolutie, van geest naar stof; een andere spiraalvorm misschien op het weer-involuerende pad naar boven, van stof naar geest, en het noodzakelijke geleidelijke en uiteindelijke weer opgaan in de layatoestand, wat de wetenschap op haar eigen manier noemt ‘het wat elektriciteit betreft neutrale punt’, enz., ofwel het
nulpunt ('Z.P.F.'). Dit zijn de feiten en de verklaring die het occultisme biedt. Men kan het met de grootste zekerheid en het grootste vertrouwen aan de wetenschap overlaten om ze eens te rechtvaardigen. Laten we echter wat meer vernemen over dit genetische oertype van de symbolische staf van Mercurius.
Geheime Leer Deel I hoofdstuk 11 Over elementen en atomen (p. 632):
De ster waaronder een mens wordt geboren, zal volgens de occulte leer altijd zijn ster blijven tijdens de hele cyclus van zijn incarnaties in één manvantara. Maar dit is niet zijn astrologische ster. De laatstgenoemde heeft betrekking op en is verbonden met de persoonlijkheid, de eerstgenoemde met de INDIVIDUALITEIT. De ‘engel’ van die ster of de Dhyāni-Boeddha zal òf de leidende òf eenvoudig de aan het hoofd staande ‘engel’ zijn bij elke nieuwe wedergeboorte van de monade, die deel uitmaakt van zijn eigen essentie, hoewel zijn voertuig, de mens, voor altijd onbekend met dit feit kan blijven.
De Geheime Leer Deel I hoofdstuk 16 Cyclische evolutie en karma (p. 704):
De atomen die uit het centrale punt zijn uitgestraald, emaneren op hun beurt nieuwe energiecentra, die onder de latente adem van fohat hun werk van binnen naar buiten beginnen en zich vermenigvuldigen tot andere kleinere centra.
714: De voortdurende aanwezigheid in ons midden van alle elementen van strijd en tegenstelling en de verdeling van rassen, volkeren, stammen, gemeenschappen en individuen in Kaïns en Abels, wolven en lammeren, zijn de voornaamste oorzaken van de ‘wegen van de voorzienigheid’. We vormen deze talrijke kronkelwegen van ons lot dagelijks met eigen handen, terwijl we ons verbeelden dat we een spoor volgen op de koninklijke hoofdweg van fatsoen en plicht, en klagen dan dat die wegen zo ingewikkeld en duister zijn. We zijn verbijsterd over het mysterie dat we zelf hebben gemaakt en over de raadsels van het leven die we maar niet oplossen, en we beschuldigen dan de grote sfinx dat ze ons verslindt. Maar er is werkelijk geen ongeval in ons leven, geen ongeluksdag en geen tegenspoed, die niet kan worden herleid tot onze eigen daden in dit of in een ander leven. Als men de wetten van harmonie overtreedt of, zoals een theosofische schrijver het uitdrukt, ‘de wetten van het leven’, moet men erop zijn voorbereid tot de chaos te vervallen die men zelf heeft voortgebracht. Want volgens dezelfde schrijver ‘is de enige conclusie waartoe men kan komen, dat deze levenswetten zichzelf wreken, en dus dat elke wrekende engel slechts een symbool van hun reactie is’.
De Geheime Leer Deel I hoofdstuk 18 Samenvatting van de wederzijdse standpunten (p. 743):
De hele zaak is nu van beide kanten aan de lezer voorgelegd, en aan hem blijft de beslissing of de samenvatting ervan in ons voordeel uitvalt of niet. Als er in de Natuur zoiets als een lege ruimte, een vacuüm was, zou die overeenkomstig een fysische wet zijn ontstaan in het denkvermogen van hulpeloze bewonderaars van de ‘lichten’ van de wetenschap, die hun tijd doorbrengen met het bestrijden van elkaars leringen. Als ooit de theorie dat ‘twee lichten duisternis veroorzaken’ van toepassing was, dan is het in dit geval, waar de ene helft van de ‘lichten’ hun krachten en ‘bewegingsvormen’ aan de gelovigen opdringt, en de andere helft zelfs het bestaan ervan bestrijdt. ‘Ether, stof, energie’ – de heilige opzichzelfstaande drie-eenheid, de drie beginselen van de werkelijk onbekende god van de wetenschap, die door hen FYSIEKE NATUUR wordt genoemd!
744: In een boek van S. Laing, Modern Science and Modern Thought, dat wordt beschouwd als een standaardwerk over de wetenschap, en waarvan de schrijver volgens een prijzende recensie in de Times ‘met veel gezag en doeltreffendheid de ontzaglijke ontdekkingen van de wetenschap laat zien en haar talrijke overwinningen op de oude opvattingen, wanneer deze zo ondoordacht zijn haar conclusies te bestrijden’, leest men in hoofdstuk III, ‘Over de stof’, het volgende:
‘waaruit bestaat het stoffelijke heelal? ether, stof, energie’ . . . is het antwoord.
Wij onderbreken nu en vragen: ‘Wat is ether?’ En Laing antwoordt in naam van de wetenschap:
Eigenlijk kennen we de ether uit geen enkele proefneming waarvan de zintuigen kennis kunnen nemen, maar het is een soort wiskundige substantie die wij wel moeten aannemen om de verschijnselen van licht en warmte te verklaren.’
En wat is stof? Weet u er meer van dan over het ‘hypothetische’ agens, ether?
Strikt genomen is het waar, dat scheikundige onderzoekingen ons . . . niets rechtstreeks kunnen zeggen over de samenstelling van levende stof en . . . strikt genomen is het ook waar, dat we niets weten over de samenstelling van enig (stoffelijk) lichaam, zoals het is.’ (Lezing over protoplasma door Huxley.)
En energie? U kunt toch wel de derde persoon van de drie-eenheid van uw stoffelijke heelal omschrijven?
‘de energie is dat wat ons alleen bekend is door haar gevolgen.’ (Boeken over natuurkunde.)
Verklaart u dit alstublieft, want het is nogal vaag.
744/745: ‘In de mechanica is er werkelijke en potentiële energie: werkelijk verrichte arbeid en het vermogen om die te verrichten. Wat de aard van de moleculaire energie of krachten betreft: de verschillende verschijnselen die de lichamen vertonen, bewijzen dat hun moleculen onder invloed staan van twee tegengestelde krachten – een die ertoe neigt ze naar elkaar toe te brengen en de andere ze te scheiden . . . de eerste kracht is moleculaire aantrekking, de tweede is toe te schrijven aan de vis viva of kinetische kracht’ . . . (Ganot, Physics.)

De Geheime Leer Deel II, Stanza 6 De evolutie van de zweetgeborenen (p. 171):
Analogie is de leidende wet in de Natuur, de enige ware draad van Ariadne, die ons langs de onontwarbare wegen van haar domein kan voeren naar haar eerste en laatste mysteriën. De Natuur is als scheppend vermogen oneindig, en geen enkele generatie van natuurkundigen kan zich er ooit op beroemen de lijst van haar middelen en methoden te hebben uitgeput, hoe uniform de wetten die zij volgt ook zijn.
De Geheime Leer deel II, hoofdstuk 22 De val van het kruis in de stof (p. 630):
Als we ter wille van de redenering even aannemen dat de oude wereld niet bekend was met onze manier van rekenen of met de Arabische cijfers – hoewel wij weten dat het wel zo was – is er het denkbeeld van de cirkel en middellijn om te bewijzen dat dit het eerste symbool in de kosmogonie was. Vóór de trigrammen van Fo-hi, Yang , de eenheid en Yin , de tweeheid, die door Eliphas Lévi op voldoende scherpzinnige manier als volgt werden verklaard (Dogme et Rituel, Deel I, blz. 124): had China zijn Confucius en taoïsten. De eerstgenoemde begrenst het ‘grote uiterste’ binnen een cirkel met een horizontale middellijn; de laatstgenoemden plaatsen drie concentrische cirkels onder de grote cirkel, terwijl de Sung-wijzen het ‘grote uiterste’ in een bovenste cirkel voorstelden, en de hemel en de aarde in twee lagere en kleinere cirkels. De Yangs en Yins zijn een uitvinding van veel latere datum. Plato en zijn school hebben de godheid nooit anders opgevat, ondanks de vele benamingen die hij toepaste op de ‘god boven alles’ (ὁ ἐπὶ πᾶσι θεόϛ). Omdat Plato was ingewijd, kon hij niet geloven in een persoonlijke god – een reusachtige schaduw van de mens.
Geheime Leer Deel II, hoofdstuk 24 Het kruis en het pythagorische tiental (p. 655):
Het getal 5 was samengesteld uit een tweetal en een drietal; dat tweetal bracht alles met een volmaakte vorm in wanorde en verwarring. De volmaakte mens, zeiden zij, was een viertal en een drietal, of vier stoffelijke en drie onstoffelijke elementen; deze drie geesten of elementen vinden we ook in 5, als deze de microkosmos voorstelt. Deze laatste is een samenstelling van een tweevoud dat rechtstreeks in verband staat met de grove stof, en van drie geesten: ‘want 5 is de slim bedachte vereniging van twee Griekse accenten ‘, geplaatst boven klinkers die al of niet moeten worden geaspireerd. Het eerste teken ‘ wordt de ‘sterke geest’ of hogere geest genoemd, de geest van god, geaspireerd (spiratus) en geademd door de mens. Het tweede teken ’ – het lagere – is de geest van de liefde, die de secundaire geest voorstelt; het derde omvat de hele mens. Het is de universele quintessens ('Reflexief Bewustzijn'), het levensfluïdum of het leven.’ (Ragon.)
660: Het is gemakkelijk om in de twee ‘geesten’ – de Griekse accenten of tekens (‘,) waarover Ragon spreekt (zie boven) – atma en buddhi, of ‘de goddelijke geest en zijn voertuig’ (geestelijke ziel) te herkennen.
Het achttal of de 8 symboliseert de eeuwige en spiraalvormige beweging van de cyclussen, de 8, ∞, en wordt op zijn beurt gesymboliseerd door de Mercuriusstaf. Het geeft de regelmatige ademhaling van de Kosmos aan, bestuurd door de acht grote goden – de zeven uit de oorspronkelijke moeder, de ene en de triade.

H.P. Blavatsky Mahatmas: Om iets op de juiste wijze te zien, kan men slechts die zintuigen of instrumenten gebruiken die overeenkomen met de aard van dat object. Vandaar dat om het noumenale te begrijpen, een noumenaal zintuig een vereiste is; terwijl voorbijgaande fenomenen waargenomen kunnen worden door zintuigen die overeenkomen met de aard van die fenomenen. Occulte filosofie leert ons dat het zevende principe de enige eeuwige Realiteit is, terwijl de rest, die naar zijn aard tot de wereld van vorm behoort die niet permanent is, een illusie is in de zin dat zij vergankelijk is. Hiertoe wordt beperkt de fenomenale wereld, waarvan kennis genomen kan worden door de zintuigen, in overeenstemming met de aard van die zes principes. Daardoor zal het duidelijk zijn dat het slechts het zevende zintuig is, dat betrekking heeft op de noumenale wereld, die de Abstracte Realiteit die ten grondslag ligt aan alle fenomenen, kan begrijpen. Aangezien dit zevende principe alles doordringt, bestaat het potentieel in ons allen; en wie ware kennis wil bereiken, moet dat zintuig in zichzelf ontwikkelen, of liever, hij moet die sluiers verwijderen die de manifestatie ervan belemmeren. Ieder gevoel van persoonlijkheid wordt beperkt tot alleen deze zes lagere principes, want eerstgenoemde verwijst alleen naar de 'wereld van vormen'. Als gevolg hiervan kan ware 'kennis' alleen verkregen worden door het wegtrekken van alle gordijnen van Maya die er zijn door een gevoel van persoonlijkheid om tot het onpersoonlijke Atma te komen.

Gottfried de Purucker geeft in zijn boek Grondslagen der Esoterische Wijsbegeerte,Deel I, Hoofdstuk 10:
Volgens deze opvatting hadden die vier sferen psychologisch hun afschaduwing of weerspiegeling of locus (plaats) in het menselijk lichaam; en om in overeenstemming te zijn met de vier grondbeginselen waarin de joodse kabbalistische filosofen de mens verdeelden, werd verondersteld dat neshâmâh (of de geest) zijn locus had in het hoofd, of beter, erboven zweefde; dat het tweede, rûahh (of de ziel) zijn locus of centrum had in de borst; en het derde, het laagste van de werkzame beginselen, nephesh (of de dierlijk-astrale ziel) zijn locus of centrum in de buik had. Het vierde voertuig was gûph of het omhullende stoffelijke lichaam. Men moet neshâmâh, het hoogste van alle, waaruit de andere geleidelijk emaneerden – rûahh uit neshâmâh, nephesh uit rûahh en gûph uit nephesh (gûph is esoterisch in feite het linga-sarîra en scheidt het stoffelijk lichaam van de mens af) – niet zozeer zien als een beginsel dat in het hoofd zetelt, maar dat als het ware het hoofd en het lichaam overschaduwt. Het kan worden vergeleken met een zonnestraal of met een elektrische straal, of ook wel met de zogenaamde gouden keten van de grote Griekse dichter Homerus en de veel latere neoplatonische filosofen, die Zeus met alle lagere entiteiten verbindt; of met de keten van wezens in een hiërarchie die via haar hyparxis met het laagste gebied van de volgende en hogere hiërarchie is verbonden.

Voor een beknopte beschrijving van de begrippen microkosmos en de macrokosmos wordt verwezen naar het boek Nulpunt Revolutie van Benjamin Adamah. P. 113: Dat wat geen buiten kent (+1) en Dat wat geen binnen binnen kent (-1). Ik denk dat Herakleitos het er mee eens zou zijn geweest dat binnen de eenheid der tegendelen-redenering er geen iets is zonder niets en geen niets zonder iets.

Plutarchus onderscheidt de lagere en hogere Tetraktis (Deel II p. 682), de aardse en hemelse Tetraktis (p. 688). Samen vormen deze de lemniscaat, die het aardse met het hemelse verbindt. Een toelichting op de ene werkelijkheid, de hogere Tetraktis geeft Blavatsky in De Geheime Leer Deel I, Proloog (p. 46). Er is maar één universele waarheid, Éne werkelijkheid Ain-soph, die door de eerste grondstelling tot uitdrukking wordt gebracht. Het is de bron van eenheid achter alle verscheidenheid.

John Consemulder BLAUWDRUK de multidimensionale werkelijkheid van creatie en manifestatie (p. 141):
Er moet daarom, zo stelde Hartmann, een oorspronkelijke substantie of allereerste materie zijn, maar van een soort die verschilt van hoe ze aan ons verschijnt in de externe, zichtbare wereld. De Rozenkruizers noemden dit de ‘kosmische aether’ en in de oosterse sagen werd dit Akasha genoemd.
Volgens Hartmann bestaat er daarom slechts één fundamentele en universele kracht, die beweging is, en tevens slechts één fundamentele substantie die hij aether of materie noemt.

Het ‘of-of’ bestaat bij gratie van het 'en-en', dualisme bij gratie van het non-dualisme. Schepping en bewustzijnsevolutie staan niet los van elkaar, maar vullen elkaar aan. Schepping vindt door een ontwikkeling vanuit tegenstellingen plaats. Uit de spanningen tussen twee polen wordt telkens iets nieuws geboren. Het concept van de ENE WERKELIJKHEID (de ‘Werkelijkheid’ met hoofdletter W), bestaat echt. De bewustzijnsevolutie bestaat bij gratie van de scheppingsleer, het atheïsme bij gratie van het theïsme. De oerbron Ain-Soph creëert de tegenstellingen, maar alle tegenstellingen vallen uiteindelijk in Ain-Soph samen. De schepping vindt door emanatie, de wisselwerking van de tien sefiroth (verschijnigsvormen) plaats. Ain-Soph is beginpunt en eindpunt, alpha en omega.

Het onkenbare 1e beginsel, de wisselwerking tussen DAT en DIT, de blauwdruk gaat het menselijke begripsvermogen te boven. Het brengt de relatie, de blauwdruk tussen hemel en aarde, het ontstaan van de kosmos en van de mens (H.P. Blavatsky, De Geheime Leer Deel I en II), 'Energie en Materie' tot uitdrukking.

Het heeft 350 jaar geduurd voordat de Rooms-katholieke Kerk het inzicht van Galileo heeft geaccepteerd dat de aarde om de zon draait. De vraag is of de wetenschappelijke wereld bereid is aan oude gezichtspunten op de éne werkelijkheid, respectievelijk de nieuwe Unificatietheorie, serieus aandacht te geven? Er geldt nog steeds wat we zaaien zullen we oogsten.

Het 5D-concept is een model dat laat zien dat er langzamerhand wel degelijk van verifieerbare feiten kan worden gesproken. Het punt is namelijk dat de geschiedenis zich tot het einde der dagen zal blijven herhalen. Wanneer is, in tegenstelling tot wat Hegel stelt, de mensheid bereid van de geschiedenis te leren? Het mechanisme survival of te fittest bestaat echt, daar is geen twijfel over. Wel over de interpretatie van dit fenomeen. Het rapport ‘E i V’ gaat er van uit dat in het bijzonder de psychologie, de sociologie en de filosofie het plaatje van de biologen kan completeren. Het is de arrogantie van de biologen die menen dat zij het alleenrecht hebben om het verschijnsel mens te verklaren. Hoe dom kunnen wetenschappers zijn te pretenderen de wijsheid met betrekking tot het ontstaan van leven in pacht te hebben?

Het punt van de ‘Eeuwige wederkeer’ komt naar voren in de boekjes van:
Wim de Lobel, boek De Eeuwige Generatie, De kunst van het grote sterven en van Hans de Heer, boek Geest van Stof, de Mnemocratische Evolutie van het Bewustwordingsproces. Het rapport Eenheid in Verscheidenheid baseert zich ook op het principe van de eeuwige wederkeer. Al gaat het niet uit van de hypothese van Hans de Heer dat de geest uit de stof ontstaat, maar dat Purusha, de geest de enige werkelijkheid is.

De Levensboom (Kompaskwadrant) en De Vijf Fasen van het Yin/Yang-symbool zijn twee modellen die het 5D-concept tot uitdrukking brengen. Beide modellen beogen de samenhang tussen 4 elementen, het 5e element, de kwintessens weer te geven.

In het onderstaande rechter kwadrant zijn de lagere gebieden samen met de hogere schematisch weergegeven. Het brengt de spiegelsymmetrie (4., 5./3., 6./2. en 7./1.) in de zevenvoudige samenstelling van de mens tot uitdrukking. De éne werkelijkheid heeft betrekking op de wederkerigheid tussen Zo binnen, zo buiten en Zo boven, zo beneden, die op basis van het zelfbewustzijn, het Reflexief Bewustzijn met behulp van de lemniscaat tot uitdrukking kan worden gebracht.

Joodse KabbalahTheosofie en Antroposofie Antroposofie Holistische fysiotherapie
        Mensenrijk Plantenrijk
Chaiah Ruah Tussenliggende   viertal:   4. Hogere wereld 2. Etherische wereld
4. Geest-2. Dierlijk-astrale Ziel5. Manas<7. Âtma  7./1.-5./3.
| || | Fysiek drietal :  | |
1. Voertuig-3. Ziel6. Buddhi>4. Kama>2. Linga-sarira4.-6./2.
Nephesh Neshama  | |1. Fysieke wereld 3. Astrale wereld 
     1. Sthûla-sarira<3. PrânaMineralenrijk Dierenrijk

Het bovenstaande middelste 'dubbelkwadrant' illustreert de 'Zevenvoudige samenstelling van de mens.

De 'Zevenvoudige samenstelling van de mens', ‘Het getal zeven’ is samengesteld uit een Tetrade (1 + 2 + 3 + 4) en een Triade (5 + 6 + 7). De Monade, Duade, Triade en Tetrade geven 'Ruimte en Tijd', het ruimte-tijd continuüm van het scheppingsverhaal, de Tetrade, de heilige Tetraktys van Pythagoras weer. De Monade, Duade en Triade samen geven de Logos, de Triade weer. Op het snijvlak van de Triade en de Tetrade bevindt zich de kwintessens, de 5e dimensie. In het rapport ‘E i V’ draait het om de getallen ’Triade + Tetrade’ = kwintessens.

Aan de hand van de kwadranten metafoor is het mogelijk te laten hoe balans kan worden gecreëerd. De positieve as represeert de synthese, het 1 + 1 = 3, de eenheid der tegendelen, de Triade (Geest – Ziel – Lichaam, Ruimte – Materie – Tijd, de drie Logoi).

De verticale as in het kompaskwadrant symboliseert de verbinding tussen de dualiteit van de aardse chaos en het goddelijke perspectief van de triniteit. Het biedt een mogelijkheid om de chaos, de mengeling van krachten in balans te brengen. Is de orde van de tijd geregeld naar de natuur dan komt aan het identiteitsprobleem een einde. De mens vindt zich dan in het juiste evenwicht voor de velden van handelen.

Het holistische denken laat de verbindende schakel, het andere denken zien. De verbindende schakel, de ziel tussen geest en lichaam, geeft een nieuwe kijk op de verborgen blauwdruk, het drievoudige evolutieplan, de ENE WERKELIJKHEID H.P. Blavatsky: De Geheime Leer Deel I (p. 210).

Zie ook:

Boeken:

Externe Links

<< vorige || volgende >>

Categorie: Artikelen | Rapport | Auteur: Harry Nijhof


Deze pagina werd sedert 16 dec. 2007 keer bekeken.