Binnenwereld en Buitenwereld - Microkosmos en Macrokosmos

God vertelde hen: Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven. (Gen. 2:16-17)
Julian Huxley: De mens is de evolutie, die zich van zichzelf bewust is geworden.
Deepak Chopra: We zijn geen lichamelijke wezens met een spirituele ervaring, maar spirituele wezens met een lichamelijke ervaring.

Zelf-bewustzijn (Het nieuwe leren, 5D-concept, Sat en Asat, Goed en Kwaad, Waarheid)

H.P. Blavatsky: Het heelal en alles, zowel het morele, mentale, fysieke, psychische als geestelijke, erin berust op een volmaakte wet van evenwicht en harmonie. (De Sleutel tot de Theosofie blz. 175)

Zelf-bewustzijn is de waarneming van wat er in iemands eigen geest omgaat, als het besef van het eigen bestaan. Dit is een moeilijk te definiëren entiteit, waar intelligentie, het nemen van beslissingen, waarneming, bewustzijn en ik-besef zetelen.

'Inzicht', is de intuïtief opdagende lichtflits en blootlegging van de waarheid van vergankelijkheid, het lijden en de onpersoonlijke of niet-substantiële aard van alle fysieke en mentale verschijnselen van het bestaan.
Zelf-bewustzijn is een hinderpaal voor waar inzicht.

Volgens de Links-Hegelianen wordt de complete zelfreflectie van de geest bereikt in de filosofie van Hegel, waardoor de weg wordt opengelegd voor de praxis. Max Stirner was echter een andere mening toegedaan en bespotte hen openlijk door zijn eigen denken ook voor te stellen als opgeklommen tot het "absolute". Stirner en Lukákcs (Lukákcs) hebben op het model van Hegel verfijningen aangebracht daarom wordt ook van relatieve geest gesproken. Bij een open systeem kan er van absolute tegenstellingen geen sprake zijn.
De weg naar kennis is de weg naar het pure zelf-bewustzijn en de mens die tot het "absolute begrip" is gekomen, is dus volledig en volmaakt zelf-bewust. Deze volmaakte staat van bewustzijn wordt door Stirner geïnterpreteerd als een overstijgen van de onderwerping van het bewustzijn aan abstracte ideeën als "de staat" en "de mensheid". Hegel had de filosofie de opdracht gegeven om abstracte begrippen concreet te maken en ze dus "op te heffen" of op een hoger plan te brengen (Aufhebung), door middel van de dialectiek. Aangezien Stirner zogezegd opgeklommen was tot het absolute bewustzijn, was het eveneens logisch dat hij zich niet langer onderwierp aan de uitingen van wat Hegel de "objectieve Geest" had genoemd, met name "de staat", enz... Stirner heft die begrippen eveneens op, maar doet dit niet via de dialectiek. De dialectiek is immers niet langer nodig wanneer de menselijke "ervaring" (is subjectief en niet volledig waar of concreet) niet langer bestaat (ze is immers vervangen door het "absolute begrip" of het "absolute begrijpen") en er derhalve ook geen noodzaak meer is tot zelfkritiek binnen het menselijke denken.

H.P. Blavatsky: Geheime Leer Deel I Stanza 1. De nacht van het heelal (p. 74):
Men moet paramârtha verkrijgen opdat men niet een te gemakkelijke prooi wordt voor samvriti – dit is een filosofisch axioma7.
7) Duidelijker gezegd: ‘Men moet waar zelf-bewustzijn verkrijgen om samvriti, de ‘oorsprong van de misleiding’, te begrijpen.’ Paramârtha is synoniem met de Sanskrietterm svasam-vedana of ‘de bespiegeling die zichzelf analyseert’. Er is een verschil in interpretatie van de betekenis van ‘paramârtha’ tussen de Yogacharya’s en de Madhyamika’s, maar geen van beiden verklaren de werkelijke en ware esoterische betekenis van de uitdrukking.
76: (a) Het moderne denken heeft de neiging terug te keren naar het archaïsche denkbeeld van een homogene basis voor schijnbaar sterk verschillende dingen – heterogeniteit, die zich heeft ontwikkeld uit homogeniteit. Biologen zoeken nu naar hun homogene protoplasma en scheikundigen naar hun protyle10, terwijl de natuurwetenschap zoekt naar de kracht waarvan elektriciteit, magnetisme, warmte, enz. de differentiaties zijn.
10) Noot vert. Protyle is de naam die ca. 1886 werd voorgesteld voor de hypothetische oorspronkelijke ongedifferentieerde stof, waaruit de chemische stoffen die voorlopig als elementen werden beschouwd, kunnen zijn samengesteld.
78: Met andere woorden, bij het uiteenzetten van deze ‘twee waarheden’ (van de vier) geloven de eerstgenoemden en houden zij vol, dat (in ieder geval op dit gebied) er alleen samvritisatya of relatieve waarheid bestaat, terwijl de laatstgenoemden het bestaan leren van paramarthasatya, de ‘absolute waarheid’13.
13): ‘Paramartha’ is zelf-bewustzijn in het Sanskriet, svasamvedana of de ‘zichzelf ontledende bespiegeling’ – van twee woorden, parama (boven alles) en artha (begrijpen), terwijl satya het absolute ware zijn of esse betekent. In het Tibetaans is paramarthasatya: Dondampaidenpa. Het tegenovergestelde van deze absolute werkelijkheid of actualiteit is samvritisatya – slechts de betrekkelijke waarheid – want ‘samvriti’ betekent ‘verkeerd begrip’ en is de oorsprong van illusie, maya; in het Tibetaans Kundzabchi-denpa, ‘illusie scheppende verschijning’.
81: Volgens Hegel zou het ‘onbewuste’ de omvangrijke en moeizame taak van het ontwikkelen van het Heelal slechts hebben ondernomen in de hoop een helder zelf-bewustzijn te bereiken.
82: De ‘verborgen heer’ (Sangbai Dag-po), ‘hij die in het absolute is opgegaan’, kan geen ouders hebben, want hij is zelf-bestaand en één met de universele geest (svayambhu)19, het svabhavat in zijn hoogste aspect. Het mysterie in de hiërarchie van de anupadaka is groot; haar hoogtepunt is de universele geest-ziel en de laagste rang is de manushi-Boeddha; zelfs is ieder mens die een ziel heeft een anupadaka in latente toestand. Vandaar de uitdrukking ‘het Heelal was anupadaka’, wanneer er sprake is van het Heelal in zijn vormloze, eeuwige of absolute toestand, voordat het door de ‘bouwers’ was gevormd.
19) Om opnieuw Hegel aan te halen, die met Schelling praktisch de pantheïstische opvatting aanvaardde van periodieke Avatars (bijzondere incarnaties van de wereldgeest in de mens, zoals men die aantreft bij alle grote religieuze hervormers): . . . ‘het wezen van de mens is geest . . . alleen door zich van zijn eindigheid te ontdoen en door zich over te geven aan zuiver zelf-bewustzijn bereikt hij de waarheid. De Christus-mens, als mens in wie de eenheid van de god-mens verscheen (de identiteit van het individuele met het universele bewustzijn, zoals dit wordt geleerd door de aanhangers van de Vedanta en sommige van de Advaita), heeft door zijn dood en in het algemeen door zijn geschiedenis, zelf de eeuwige geschiedenis van de geest uitgebeeld – een geschiedenis die ieder mens in zichzelf moet verwezenlijken om als geest te kunnen bestaan.’ Philosophy of History, Engelse vertaling van Sibree, blz. 340.
H.P. Blavatsky: Geheime Leer Deel I Stanza 7. De voorvaderen van de mens op aarde (p. 261):
Filosofisch beschouwd is de mens in zijn uiterlijke vorm eenvoudig een dier, nauwelijks volmaakter dan zijn aapachtige voorvader uit de derde Ronde. Hij is een levend lichaam, geen levend wezen, omdat het besef van bestaan, het ‘ego-sum’, zelf-bewustzijn vereist, en een dier kan alleen rechtstreeks bewustzijn of instinct hebben.
263: Als de occultist dus zegt, dat de ‘duivel de schaduwzijde van god is’ (het kwaad, de keerzijde van de medaille), bedoelt hij niet twee afzonderlijke werkelijkheden, maar de twee aspecten of facetten van dezelfde Eenheid.
275: Op het stoffelijke gebied zullen twee gelijksoortige polen elkaar altijd afstoten, terwijl de negatieve en de positieve pool elkaar wederzijds aantrekken; op dezelfde manier staan geest en stof tegenover elkaar – de twee polen van dezelfde homogene substantie, het wortelbeginsel van het heelal.
De Geheime Leer Deel I hoofdstuk 6
De maskers van de wetenschap Fysica of metafysica? (p. 561):
Maar, zoals Grove profetisch opmerkte, de dag nadert snel, dat men zal erkennen dat de ‘krachten’ die wij kennen, alleen maar de waarneembare manifestaties zijn van werkelijkheden waarover wij niets weten, maar die bekend waren aan de Ouden en – die door hen werden vereerd.
Hij maakte echter een opmerking die nog meer te denken geeft en die eigenlijk het motto van de wetenschap had moeten worden, maar het niet is geworden. Sir W. Grove zei dat
‘DE WETENSCHAP GEEN VERLANGENS EN OOK GEEN VOOROORDELEN ZOU MOETEN HEBBEN. DE WAARHEID ZOU HAAR ENIGE DOEL MOETEN ZIJN.’
575: De oude ingewijden kenden geen ‘wonderbaarlijke schepping’, maar leerden de evolutie van atomen (op ons fysieke gebied) en hun eerste differentiatie uit laya tot de protyle, zoals Crookes de stof of de oersubstantie aan de andere zijde van de nullijn veelbetekenend heeft genoemd: daar waar wij de Mūlaprakriti plaatsen, het ‘wortel-beginsel’ van de wereldstof en van alles in de wereld.

H.P. Blavatsky De Geheime Leer Deel II Stanza 6 DE EVOLUTIE VAN DE ‘ZWEETGEBORENEN’ (p. 149/150):
In de Toleduth (geslachten) van Adam zal het vers ‘God schiep (bara, bracht voort) de mens naar zijn beeld, naar het beeld van God schiep hij hem, man en vrouw schiep hij hen’, indien men het esoterisch leest, de ware betekenis opleveren, namelijk: ‘De Elohim (goden) brachten uit zichzelf (door modificatie) de mens voort naar hun beeld . . . zij schiepen hem (de collectieve mensheid, of Adam), man en vrouw schiep hij (de collectieve godheid) hen6.’ Dit maakt het esoterische denkbeeld duidelijk. Het geslachtloze ras was hun eerste voortbrengsel, een modificatie van en uit henzelf, de zuivere geestelijke bestaansvormen; en dit was Adam alleen. Dan kwam het tweede Ras: Adam-Eva of Jod-Heva, onwerkzame androgynen; en tenslotte het derde, of de ‘zich scheidende hermafrodieten’, Kaïn en Abel, die het vierde, Seth-Enos, enz. voortbrengen. Dit derde, het laatste halfgeestelijke ras, was ook het laatste voertuig van de goddelijke en aangeboren wijsheid, die was ingeboren in de Henochs, de zieners van die mensheid. Het vierde, dat had geproefd van de vrucht van de Boom van goed en kwaad – wijsheid die al was verenigd met aardse en dus onzuivere intelligentie7 – moest als gevolg daarvan die wijsheid verkrijgen door inwijding en grote inspanning. En de vereniging van wijsheid en intelligentie, waarbij de eerste de laatste bestuurt, wordt in de Hermetische boeken genoemd ‘de God die de dubbele vruchtbaarheid van de twee geslachten bezit’. Mystiek gezien werd Jezus als mannelijk-vrouwelijk beschouwd.
7) Zie de vereniging van chochmah, wijsheid, met binah, intelligentie of Jehova, de Demiurg, die in de Spreuken van Salomo, hfst. vii, verstand wordt genoemd. De wijsheid (de goddelijke occulte wijsheid) roept tot de mensen: ‘O! gij onnozelen, begrijpt de wijsheid; en gij dwazen, hebt een begrijpend hart.’ Het is geest en stof, de nous en de psyche; over de laatstgenoemde zegt Jacobus dat zij ‘aards, zinnelijk en duivels’ is.
De Geheime Leer Deel II Stanza 10. Vervolg (p. 308):
De Atlantiërs, de eerste afstammelingen van de halfgoddelijke mens na zijn scheiding in geslachten – dus de eerstverwekte en als mensen geboren stervelingen werden de eerste ‘offeraars’ aan de god van de stof. Zij staan in het lang vervlogen, nevelige verleden, in oudere dan voorhistorische tijden, als het prototype waarop het grote symbool van Kaïn werd gebouwd3, als de eerste antropomorfisten die vorm en stof vereerden. Die verering ontaardde heel snel in zelfverering, leidde vervolgens tot fallisme of dat wat tot nu toe de boventoon voert in de symboliek van elke exoterische religie van ritueel, dogma en vorm. Adam en Eva
werden stof of verschaften de bodem, Abel en Kaïn werden respectievelijk de levendragende bodem en ‘de bewerker van die grond of van dat veld’.
3) Kaïn was de
offeraar, zoals het eerst wordt aangetoond in hfst. iv van Genesis, van ‘de vruchten van de bodem’, waarvan hij de eerste bebouwer was, terwijl Abel ‘van de eerstgeborenen van zijn kudde’ aan de Heer bracht. Kaïn is het symbool van de eerste mannelijke, Abel van de eerste vrouwelijke mensheid, terwijl Adam en Eva de typen van het derde Ras zijn. (Zie ‘The Mystery of Cain and Abel’.) Het ‘doodslaan’ betekent bloedvergieten, maar niet het nemen van leven.
309: De twee polen werden door de Ouden aangeduid als draken en slangen – vandaar de ‘goede en slechte’ draken en slangen en ook de namen die aan de ‘zonen van god’ (zonen van
geest en stof) worden gegeven; de goede en de boze magiërs. Dit is de oorsprong van deze tweevoudige en drievoudige natuur van de mens. De legende van de ‘gevallen engelen’ bevat in haar esoterische betekenis de sleutel tot de talrijke tegenstrijdigheden in het karakter van de mens; zij wijst op het geheim van het zelf-bewustzijn van de mens; zij is de hoeksteen waarop zijn hele levenscyclus is gebaseerd – de geschiedenis van zijn evolutie en groei.
Het juiste begrip van de esoterische
antropogenese hangt af van een goede beheersing van deze leer. Deze geeft een aanwijzing voor de oplossing van het lastige vraagstuk van de oorsprong van het kwaad, en laat zien dat de mens zelf het ENE scheidt in verschillende tegengestelde aspecten.
Geheime Leer Deel II Stanza 12 Het vijfde ras, goddelijke leermeesters (p. 433):
Ons . . . fragment heeft betrekking op de schepping van de mensheid, die Adam wordt genoemd; als (de mens) in de bijbel wordt hij volmaakt geschapen . . . maar later verenigt hij zich met de draak van de afgrond, het beest van Tiamat, de geest van de Chaos, en zondigt tegen zijn god, die hem vervloekt en al het kwaad en de moeilijkheden van de mensheid op zijn hoofd laat neerdalen11.’
11) Een ‘god’ die zijn (veronderstelde) eigen werk vervloekt, omdat hij het onvolmaakt heeft geschapen, kan nooit de ene oneindige absolute wijsheid zijn, of hij nu Bel of Jehova wordt genoemd.
463: Als het derde hoofdstuk van Genesis goed wordt begrepen, zal blijken dat het betrekking heeft op de Adam en Eva van het einde van het derde en het begin van het vierde Ras. In het begin was het baren voor de vrouw even gemakkelijk als voor de hele dierenwereld. De Natuur heeft nooit bedoeld dat de vrouw haar kinderen ‘met smart’ ter wereld zou brengen. Sinds die periode echter, tijdens de evolutie van het vierde Ras, kwam er vijandschap tussen zijn zaad en het zaad van de ‘slang’, het zaad of product van karma en goddelijke wijsheid. Want het zaad van de vrouw, of de begeerte, vermorzelde de kop van het zaad van de vrucht van wijsheid en kennis, door het heilige mysterie van de voortplanting om te zetten in dierlijke bevrediging; vandaar dat de wet van karma ‘de hiel vermorzelde’ van het Atlantische Ras, door geleidelijk de hele natuur van het vierde Ras van de mensheid fysiologisch, moreel, stoffelijk en mentaal te veranderen, totdat de mens, die eerst de gezonde koning van de dierlijke schepping van het derde Ras was, in ons vijfde Ras een hulpeloos klierachtig wezen werd, en nu op aarde de rijkste erfgenaam van ziekten van het gestel en van erfelijke ziekten is geworden, het meest bewust en verstandelijk beestachtige van alle dieren!
De Geheime Leer Deel II hoofdstuk Esoterische leringen in alle heilige geschriften bevestigd (p. 509/510):
Het moet ernstig worden betwijfeld of onze tijd met al zijn verstandelijke scherpzinnigheid is bestemd om in elk westers volk ook maar één niet-ingewijde geleerde of filosoof te ontdekken die in staat is de geest van de archaïsche filosofie volledig te begrijpen. Men kan dat ook van niemand verwachten, voordat de ware betekenis van deze woorden, de alfa en de omega van de oosterse esoterie, de woorden Sat en Asat – waarvan in de Rig Veda en elders zo’n ruim gebruik wordt gemaakt – grondig wordt begrepen. Zonder deze sleutel tot de Arische wijsheid loopt de kosmogonie van de rishi’s en de arhats gevaar voor de gemiddelde oriëntalist een dode letter te blijven. Asat is niet alleen maar de ontkenning van Sat en evenmin het ‘nog niet bestaande’; want Sat is op zichzelf noch het ‘bestaande’, noch het ‘zijnde’. SAT is de onveranderlijke, de altijd aanwezige en eeuwige wortel, waaruit en waardoor alles voortkomt. Maar het is veel meer dan de potentiële kracht in het zaad, die het proces van ontwikkeling, of wat nu evolutie wordt genoemd, voortstuwt. Het is het altijd wordende, hoewel het zich nooit manifesteert1. Sat wordt geboren uit Asat, en ASAT wordt voortgebracht door Sat: inderdaad de eeuwige cirkelgang; maar een cirkel waar-van alleen bij de hoogste inwijding, op de drempel van paranirvana, de kwadratuur kan worden gevonden.
1) De leer van Hegel, die het Absolute Zijn of ‘Zijn-heid’ gelijkstelt met ‘Niet-Zijn’, en het Heelal voorstelt als een eeuwig worden, komt overeen met de Vedantafilosofie.
H.P. Blavatsky Geheime Leer Deel II, hoofdstuk 22 De symboliek van de mysterienamen IAO en Jehova (p. 627):
Deze gemanifesteerde zijde is Taurus, het symbool van EEN (het cijfer 1), of de eerste letter van het Hebreeuwse alfabet, aleph א (stier of os), waarvan de synthese tien (10) of י yodh is, de volmaakte letter en het volmaakte getal. De Pleiaden (Alcyone in het bijzonder) worden dus zelfs in de sterrenkunde beschouwd als het centrale punt, waaromheen ons Heelal van vaste sterren draait, het brandpunt waaruit en waarin de goddelijke adem, BEWEGING, tijdens het manvantara onophoudelijk werkt. Daarom spelen – in de occulte filosofie en haar siderische symbolen – deze cirkel en het sterrenkruis daarop de voornaamste rol.
De geest van leven en onsterfelijkheid werd overal gesymboliseerd door een cirkel: vandaar dat de slang die in haar staart bijt, de cirkel van wijsheid in oneindigheid voorstelt. Hetzelfde geldt voor het sterrenkundige kruis – het kruis binnen een cirkel, en de bol met daaraan twee vleugels, die vervolgens de heilige scarabeus van de Egyptenaren werd, waarvan alleen al de naam het geheime denkbeeld aangeeft dat ermee is verbonden.
628: De onbelichaamde intelligenties (de planeetgeesten of scheppende krachten) werden altijd voorgesteld in de vorm van cirkels. In de oorspronkelijke filosofie van de hiërofanten waren deze onzichtbare cirkels de prototypische oorzaken en bouwers van alle hemelbollen, die hun zichtbare lichamen of omhulsels waren en waarvan zij de zielen waren. Het was in de oudheid ongetwijfeld een algemeen verbreide leer. (
Ezechiël, hfst. 1.)
628/629: Het visioen van de profeet
Ezechiël herinnert sterk aan deze mystiek van de cirkel, toen hij een wervelwind zag waaruit ‘een wiel op de aarde’ kwam, waarvan het maaksel ‘als het ware een wiel in het midden van een wiel was’ (hfst. i, de verzen 4-16) . . . ‘want de geest van het levende schepsel was in de wielen’ (v. 20).

H.P. Blavatsky: Geheime Leer Deel III Bewustzijn en zelf-bewustzijn (p. 635):
Er werd geen onderscheid gemaakt tussen bewustzijn en zelf-bewustzijn, en hierin ligt toch het verschil tussen mens en dier. Het dier is slechts bewust, niet zelf-bewust; etc.

Tussennatuur. Als we over de mens spreken als een trichotomie, een wezen dat in drie delen kan worden onderscheiden - zoals in het christelijke Nieuwe Testament: een 'natuurlijk' lichaam, een psychisch lichaam en een geestelijk lichaam - is dat wel een gemakkelijke uitdrukking, maar ze geeft in het geheel niet een gedetailleerde uiteenzetting van de hele structuur van het innerlijk wezen van de mens.
Als we deze trichotomie aanhouden krijgen we ten eerste (zie onder Beginselen van de Mens) het goddelijk-geestelijke element in de menselijke constitutie, dat zijn eigen, individuele,
innerlijke god is; ten tweede, de ziel of menselijke monade, die zijn menselijke egoïsche zelf is, zijn tussenliggende of psychische of tweede natuur; en ten derde, het hele samengestelde lagere deel van de mens dat, hoewel het verschillende omhulsels omvat, gemakshalve met de term 'voertuig' of 'lichaam' kan worden aangeduid. De goden, monaden en atomen in de natuur, als groep gezien, worden gekopieerd in de essentiële trichotomie van de mens als 'geest', 'ziel' en 'lichaam'; daarom is dit laatste een andere manier om het goddelijk-geestelijke, de tussenliggende ziel en de astraal-fysieke delen van de mens aan te duiden.
De Tussennatuur, kroost van de goddelijke vonk, omsluit de straal van de goddelijke vonk, die bij wijze van spreken haar geestelijke zon is, en die zij 'neertransformeert' in de gewone geestestoestand van de mens. Het is deze Tussennatuur die reïncarneert. Het goddelijk-geestelijke deel van de mens reïncarneert niet, want dit deel van de mens heeft er geen behoefte aan de lessen te leren die het fysieke leven kan bieden: het staat er ver boven. Maar het tussenliggende deel dat door de verschillende gewaden of omhulsels van de innerlijke mens functioneert - en deze omhulsels kunnen 'astraal' of 'etherisch' worden genoemd - kan op deze wijze omlaag reiken en in aanraking komen met ons aardse gebied; het stoffelijk lichaam is het kleed van vlees dat in aanraking is met de stoffelijke wereld.
De Tussennatuur wordt gewoonlijk de menselijke ziel genoemd. Zij is onvolmaakt en is dat wat opnieuw tot incarnatie komt omdat ze tot deze aarde wordt aangetrokken. Hier, in deze sfeer van het universele leven, leert ze de zo noodzakelijke lessen.

Herbert van Erkelens, publicatie JEZUS IN HET AQUARIUS EVANGELIE EN IN HERINNERINGEN VAN ESSENEN:
Het Aquarius Evangelie is geschreven door de predikant/arts Levi Dowling (1844-1911) die vanuit de Akasha-kronieken het leven van Jezus heeft doorgegeven. Zijn evangelie is volgens de letters van het Hebreeuwse alfabet onderverdeeld in 22 hoofdstukken en is voor het eerst in het Engels gepubliceerd omstreeks 1907.
‘Dit levenloze lichaam heeft mijn hulp niet meer nodig, maar ik kan helpen wat nog leeft. Mijn moeder leerde mij dat verdriet en zelfzuchtige liefde, hoop en vrees slechts reflexen zijn van het lagere zelf. Dat wat wij voelen slechts rimpels zijn op de aanrollende golven van het leven. Dat alles gaat voorbij; zijn niet werkelijk. Tranen vloeien uit vleselijke harten; de geest weent nooit; en ik verlang naar de dag waarop ik in het licht zal wandelen, waar tranen gewist worden.’(54:20-24)
Jezus buigt zijn hoofd in aanwezigheid van het kind en zegt: ‘Gedurende dagen, maanden en jaren heb ik getracht deze hoogste waarheid te leren kennen en nu vertelt een jong kind, dat nog niet lang op aarde is, mij alles in een korte spanne tijds.’(54:27)
Het is opmerkelijk dat Jezus pas na de doop in de Jordaan door de duivel beproefd wordt. De indaling van de Logos roept een reactie op van wat in het Aquarius Evangelie het lagere zelf wordt genoemd: ‘Gedurende veertig dagen worstelde Jezus met zijn innerlijke zelf; zijn hoger zelf overwon.’ Later zou Jezus over de Satan opmerken dat deze eigenlijk geen goddelijk wezen is, maar de verborgen energie van de kosmos vormt, ‘de kracht van differentiatie, de zwarte adem die de Naamloze uiteindelijk voor jullie heeft vrijgemaakt, opdat je zult leren kiezen… Hij vertegenwoordigt meer de kracht die men achter zich moet laten, dan die welke bestreden moet worden.’
Myriam concludeert hieruit: ‘Zijn doel leek ons duidelijk: hij wilde door onze gezamenlijk acties een netwerk scheppen, in het begin onzichtbaar, dat in staat zou zijn om de basis te leggen voor een nieuwe wijze van zijn, of eerder nog om die basis die iedereen bezit maar afwijst, in het daglicht te brengen.’ Wat de mens verhindert om het licht in zichzelf te leren kennen is zijn trots:
‘Het is de trots die de mensheid verblindt. Zeker, hij heeft alle reden om trots op zichzelf te zijn, want hij bevindt zich op een kruispunt van wegen, hetgeen hem veroorlooft ongelimiteerd te handelen. Maar het is niet dié trots die hij op de voorgrond stelt. Hij heeft zijn dromen geprojecteerd in de beperkingen van de stof en daarover denkt hij te heersen.’

Thomas Metzinger De egotunnel hersenonderzoek en de mythe van het zelf
Bewustzijnsethiek
Dat klinkt ingewikkeld en dat is het ook. Hoewel Metzinger zich soms verliest in vaktaal, weet hij toch deze moeilijke stof inzichtelijk te maken. De uitgebreide beschrijvingen van neurologische processen zijn tegelijk spannende verhalen die gaan over jezelf. Hoewel, jezelf? De conclusie is dat er niet zoiets bestaat als een ‘ik’. Alles wat we ons zelf noemen, een handelend en denkend ik, is in feite een constant vuren van neuronen in de hersenen. Er bestaat geen kern die alles aanstuurt, geen mannetje dat achter de knoppen zit. De ‘onttovering van het zelf’ is een feit, zegt Metzinger.
Dat betekent nogal wat. De
vrije wil, verantwoordelijkheid, een ethisch waardenstelsel: kan dat dan allemaal overboord? Niet als het aan Metzinger ligt. Hij pleit er aan het eind van De egotunnel voor een ‘bewustzijnsethiek’ te ontwikkelen. Juist omdat de mens het uiterst waardevolle vermogen bezit om over zijn eigen bewustzijn na te denken, heeft hij ook de verantwoordelijkheid dit te doen.
Daar komt bij dat het
bewustzijn kan veranderen door oefening en training. Monniken die dagen achtereen mediteren veranderen hun hersenactiviteit. Als je je bewust bent van wat er in je hersenen gebeurt, verandert het neurologische proces dat zich erin afspeelt. De wetenschap is ook steeds beter in staat het bewustzijn te manipuleren. Het prikkelen van bepaalde hersengebieden kan religieuze ervaringen oproepen, of epilepsie helpen beheersen. En dat is nog maar het begin van een ontwikkeling die enorme maatschappelijke impact zal hebben. Daar kunnen we maar beter op voorbereid zijn. Metzingers ethische pleidooi is daarom urgent en belangrijk.

Harry van den Bouwhuijsen In de schaduw van God
Het is een genot om mee te maken hoe de auteur zich ordenend en systematisch een weg kapt door de jungle aan wetenschappelijke en andere teksten om zijn betoog te ontwikkelen. Ik heb geboeid en genietend kennis genomen van zijn enorme prestatie. En ook vind ik dat hij gelijk heeft. Hij volgt de dominante ontwikkeling van de cultuur en de wetenschappen. Maar hij geeft daarbij tevens een vals overbelicht beeld – zonder de schaduwen te laten zien. Hij stelt het voor alsof de door hem geschetste (dominante) ontwikkeling de enige was. Hij heeft geen enkel oog voor het feit dat er altijd ook een andere, een kritische tegen-ontwikkeling was. Kritiek niet à la de Kantiaanse, maar in de zin van radicaal andere benadering.
Hier en daar citeert hij wel iets uit Jonathan Israel’s werken, maar hij behandelt alleen de Gematigde Verlichting (heeft het alleen over de 18e eeuwse hoge Verlichting en volgt meer
John Gray) en niets van de Radicale Verlichting. Hoe dan ook, Spinoza komt volstrekt niet aan de orde.
O, hier en daar valt wel de naam van Spinoza, omdat die nu eenmaal voorkomt in een aangehaald citaat bijvoorbeeld, maar inhoudelijk komt niets van Spinoza aan de orde. Omdat dit hem niet uitkomt in zijn betoog! Zoals ik al opmerkte, in de bespreking van vrije-wil-discussies geen Spinoza. Uitvoerig en meermalen behandelt hij Schleiermacher (heerlijk om mee te maken), maar over dat hij, Schleiermacher, veel ontleende aan Spinoza over wie hij lyrisch was, horen we niets.

Van den Bouwhuijsen heeft gelijk dat de aloude dualistische en later cartesiaanse lijn, met het geloof in een transcendente God overheersend bleef, maar het heeft geen pas om die als enige lijn te schetsen. Van al degenen die tot de Radicale Verlichting behoorden, behandelt hij niemand, zodat die kritische tegenlijn die de hoofdlijn altijd bestookte volledig buiten beeld valt.
Ter contrasttering met de westerse filosofische en wetenschappelijke antropologie haalt de auteur de
Indiase S.N. Balagangadhara aan. Als een van diens typeringen neemt hij mee “dat ik niet de schepper ben van mijn eigen identiteit. Veel van wat ik doe en wat ik ben wordt bepaald door de anderen met wie ik in relatie sta, evenzeer als mijn gedrag gedeeltelijk bepaalt wie en wat zij zijn.” (p. 134. Wel, dat is Spinozisme.
Nog een voorbeeld. Wel behandelt hij kort
Piaget, die sterk de nadruk op de ontwikkeling van het individu legt, maar niet Vygotsky, die de ontwikkeling van het kind meer vanuit de omgeving, het netwerk, onderzoekt. En die dan ook niet toevallig een grote fan van Spinoza was!
Als Van den Bouwhuijsen de
hermeneutiek en de Bijbelkritiek behandelt schrijft hij doodleuk: “Als eerste mijlpaal moet hier genoemd worden Histoire Critique du Vieux Testament (1678) van Richard Simon, katholiek priester maar bovenal filoloog.”(p. 377) Spinoza’s Tractatus Theologico-Politicus (1670) slaat hij eenvoudig over, omdat die nu eenmaal niet paste in zijn betooglijn? Anno 2010 kan dit toch niet niet-geweten zijn door een wijsgerig antropoloog? Dit lijkt op kwade trouw, een Nederlandse hedendaagse cultuurfilosoof onwaardig. Als ik in zijn promotiecommissie had gezeten, had ik hem teruggestuurd, hoe mooi zijn boek verder ook is. Zo kun je anno 2010 toch geen doctor worden!
Had Van den Bouwhuijsen oog gehad voor de Radicale kritische lijn dan had hij gezien dat al vanaf Spinoza het beeld van de mens als “Apart from nature” fel werd bekritiseerd. Hoe vaak heeft Spinoza niet ontkend dat een mens als buiten de natuur staand, als een rijk binnen een rijk, zou kunnen worden gezien.
Terecht geeft Van den Bouwhuijsen meermalen aan dat we vanuit het in het westen ontwikkelde culturele leerproces niet alleen de Ander niet werkelijk kunnen leren kennen, maar dat we zo ook verhinderd worden ons Zelf te leren kennen.
We hebben volgens hem de wetenschap van die Ander nodig om onszelf aan de verschillen te spiegelen en beter te leren kennen.
Wetenschap is een cultureel product. Meermalen schrijft Van den Bouwhuijsen dat alleen een echte (universele) menswetenschap tot ontplooiing kan komen, wanneer er méér empirisch feitenmateriaal vanuit andere culturen wordt aangereikt. Nergens behandelt hij de vraag of die (niet door het westen ‘besmette’) kennisinteresse elders wel bestaat, en of die verwachting (van wetenschappelijke kennisinteresse met de opzet bij te dragen tot universalistische kennis) op zichzelf al niet vooral samenhangt met het door hem uitvoerig geschetste in het westen ontstane mensbeeld. En vooral is de vraag: hoe zouden die bijdragen in het westen op waarde kunnen worden geschat, waar de binnen het eigen cultuurdomein ontwikkelde radicaal andere aanpak (Spinoza) al niet wordt gezien of wordt genegeerd?
Misschien moet er meer verwacht worden van de radicaal-kritische onder- en tegen-stroom in het westen, die sterkere aansluiting kan vinden bij een benadering van God, de mens en de wereld à la de Spinozistische, die meer aansluiting lijkt te vinden bij
oosterse, Aziatische denkwijzen. Het is niet voor niets dat door nogal wat geleerden de overeenkomsten worden gezien tussen Spinozisme en oosterse wijsheid.
Nogmaals - ik kan het niet genoeg benadrukken - een schitterend en majestueus boek, maar wel een met een grandioos groot gebrek: de Spinozistische lijn werd volkomen genegeerd of volstrekt niet gekend. Het is daardoor nog steeds een leerzaam boek, maar door zijn selectieve eenzijdigheid (door alleen oog te hebben voor wat zijn hypothese verifieert) een on
popperiaans en onwetenschappelijk boek.

====

Binnenwereld en Buitenwereld (Geest en Lichaam, Microkosmos en Macrokosmos)

Jezus zei, Wanneer zij die u leiden tegen u zeggen, ‘Kijk, het Koninkrijk is in de lucht’, dan zullen de vogels in de lucht u voorgaan. Als ze tegen u zeggen, ‘Het is in de zee’, dan zullen de vissen u voorgaan. Nee, het Koninkrijk is binnenin u, en het is buiten u. Wanneer u uzelf leert kennen, dan zult u ontdekken, en beseffen, dat u zelf een zoon van de levende Vader bent. – Gezegde 3
H.P. Blavatsky: 'De kracht is daarom niet in het atoom maar in de ruimte die de atomen van elkaar scheidt.'
Omraam Mikhaël Aïvanhov: Wat niet van binnenuit komt, is niet duurzaam.
Thomas Berry: Wat met de buitenwereld gebeurt, gebeurt ook met de binnenwereld. (Matthew Fox De verborgen spiritualiteit van mannen)
Gerrit Teule: Geest en ziel zijn de binnenkant van elektromagnetisme en elektromagnetisme is de buitenkant van geest en ziel.

H.P. Blavatsky Isis ontsluierd Een sleutel tot de mysteries van oude en moderne wetenschap en religie
Deel I Hoofdstuk 10 De innerlijke en uiterlijke mens (p. 432):
Omdat de ziel voortdurend voortgaat en in de loop van een bepaalde tijdsperiode alle dingen doorloopt, wordt ze daarna gedwongen om door alle dingen heen terug te gaan, en in de wereld hetzelfde web van voortbrenging te spinnen . . . want even vaak als dezelfde oorzaken terugkeren, zullen dezelfde gevolgen op dezelfde manier terugkomen.
– M. Ficino, Theologia platonica de immortalitate animae3
3) In: Cory, Ancient Fragments, ed. 1832, herdruk 1975, Wizards Bookshelf, blz. 267. Vertaling: De Vader liet elke geest van deze triade uitstromen.
Vanaf het moment dat het embryo wordt gevormd, totdat de mens, oud geworden, zijn laatste adem uitblaast en sterft, wordt begin noch einde door de dogmatische wetenschap begrepen; al wat vóór ons ligt is een leegte, alles achter ons een chaos. Voor haar is er geen bewijsmateriaal over het verband tussen geest, ziel en lichaam, hetzij vóór of na de dood. Het levensbeginsel alleen al vormt een onoplosbaar raadsel, en bij het bestuderen daarvan heeft het materialisme vergeefs zijn intellectuele vermogens uitgeput.

Innerlijke en uiterlijke verandering (prof. P. Krishna Theosofia februari 2004):
Inleiding:
Dit nummer van Theosofia bevat de lezingen die zijn gehouden door prof. P. Krishna tijdens een seminar dat werd georganiseerd door de Theosofische Vereniging in Nederland in samenwerking met de Vlaamse loges, op het Internationaal Theosofisch Centrum te Naarden van 23 t/m 25 mei 2003.
Prof. P. Krishna was tot 1986 hoogleraar in de natuurkunde aan de Benares Hindu Universiteit in India. Hij trok zich vrijwillig terug en sloot zich aan bij de Krishnamurti Foundation India als rector van het Rajghat Education Centre in Varanasi. Hier werkte hij tot 2002.
Wetenschap en religie
Wetenschap is onze zoektocht om de orde die zich in de buitenwereld om ons heen manifesteert te begrijpen. Religie is onze zoektocht om de orde in de innerlijke wereld van ons bewustzijn te ontdekken.

Drie Curaçaose schrijvers in veelvoud (Innerlijke wereld en Uiterlijke wereld):
Ten geleide
9: Weinigen zullen in 1935 beseft hebben dat met het verschijnen van de novelle van
Colá Debrot Mijn zuster de negerin een nieuw tijdperk zijn intrede had gedaan in het land van de letteren. Een Antilliaan schreef in het Nederlands een verhaal dat door kenners als een meesterwerk werd erkend.
p. 69: Eén aspect uit
De rots der struikeling komt in Een vreemdeling op aarde veel uitgewerkter voor, namelijk de visie op de artiesten. In een lange tirade wordt hun onderlinge pikorde geschetst, een lachwekkende, want eigenlijk presteert niemand iets, maar verklaart ieder zichzelf succesvol.
Interessant is vooral de uitwerking die
Boeli van Leeuwen geeft aan de discrepantie tussen uiterlijk en innerlijk die hij al in de De rots der struikeling constateerde. Allereerst stelt Boeli van Leeuwen aan de kaak dat de artiesten hard schelden op de bourgeoisie, maar dat ze tegelijkertijd zelf de meeste conformistische mensen zijn die men zich kan denken, want ze letten bij elkaar streng op het uiterlijk en ‘er werd nauwkeurig voorgeschreven wat zij mooi konden vinden’. Vervolgens is Kai ontzet als hij hoort hoe een schilder zijn moeder, een arme afgewerkte volksvrouw, afsnauwt. We hebben al gezien hoe de volksklasse de sympathie wekt, vooral als ze zich van alles ontzegt om kinderen een opleiding te kunnen laten volgen, zoals deze vrouw.
145: Het essentiële van beide schrijvers, dat gelijk een
rode draad door hun werk loopt, is de adem van hun nostalgie, hun tweede natuur, en de ‘onontkoombare eenzaamheid van de bewust levende mens’.16 De getuigenis van hun innerlijke wereld, of de lange moeizame pelgrimstocht op zoek naar Vader Zon.17
Voor wie de betekenis van gevoelswaarden op prijs weet te stellen zijn Atardi en het prozadebuut van Boeli van Leeuwen, De Mensenzoon, geschriften die een boodschap uitdragen. Bij herlezen doen ze steeds weer een werkelijke emotie ontstaan. Door hun eenvoud laten ze een blijvende indruk achter.
153: Maar kun je spreken van verraad als je van te voren weet wat er gaat gebeuren? Verraad is als je misbruik maakt van de onwetendheid en het vertrouwen van een vriend.
Petrus bood Jezus zijn hart aan, maar ik Judas heb Jezus mijn hart gegeven. Toen Jezus mij gevraagd had om de verrader te zijn en zo te voldoen aan de wil van Zijn Vader, heb ik geweigerd. Vele nachten heb ik doorgebracht in geestelijke verlatenheid, een onbeschrijflijke zielstoestand doorgemaakt. Ik heb Jezus gesmeekt om deze bittere kelk van mij weg te nemen om mij te bevrijden van de rol van verrader. Maar Jezus antwoordde: ‘Nee Judas, nee, van alle apostelen ben jij innerlijk het meest gevorderd, jij kent de inwijdingsmysteries, daarom ben jij alleen in staat om de rol van verrader te vervullen opdat de schriften vervuld zullen worden’.
157: Beelden van
opoffering zijn te vinden in de levens van alle grote Meesters, zoals Boeddha en Krishna, die de Christus vooraf zijn gegaan. Hun levensverhaal vertoont ook trekken van de levensgeschiedenis van Jezus.34 Verder zegt Samael Aun Weor:
De esoterische achtergrond van
Judas geeft aan dat het hier om een specifiek soort ego gaat, dat een belangrijke rol speelt in de innerlijke ontwikkeling van de mens. Het verraad van Judas verzinnebeeldt de demon van de begeerte. Dagelijks verraden wij onze innerlijke Meester door onze begeerten vrij spel te geven. We beseffen dat de weg naar de waarheid een van zelfopoffering is, en offers wil de mens in de greep van het materialisme niet brengen. De drie verraders Kaifas, Pilatus en Judas, dat zijn wijzelf. De wereld heeft zoveel minachting voor hen omdat hun zwakheden de onze zijn.
Karl Barth benadert het dichtst deze stellingname: ‘Aan Judas kan de mens zijn eigen essentie herkennen. Judas is de schaduw van de mens die hem altijd begeleidt’.35 Het theosofisch standpunt luidt: ‘Want de ware aard van deze apostel en verrader is voor de rechtbank van de mensheid nooit op de juiste manier weergegeven’.36

Liesbeth Woertman Psychologie van het uiterlijk Tevreden met het uiterlijk, maar de perfectie lokt
Liesbeth Woertman maakt in ‘Psychologie van het Uiterlijk’ duidelijk dat ons zelfbeeld bestaat bij de gratie van anderen. Zonder spiegel, geen zelfbeeld. Woertman kiest in haar boek niet alleen voor de psychologische invalshoek, maar gebruikt ook filosofische, biologische en sociologische inzichten.

Raja yoga
5. Pratyāhāra: het terugtrekken van de zintuigen van hun objecten;
6. Dhārana: concentratie;
7. Dhyāna: meditatie;
8. Samādhi: totale absorptie.

Bruce H. Lipton boek De biologie van de overtuiging - Hoe je gedachten je leven bepalen (recensie)
In plaats van een slecht omschreven ‘geest’, die op een of andere manier elektromagnetische energie voortbrengt en misschien zelfs daaruit bestaat, en waarvan de oorsprong, de plaats waar deze zich bevindt en de bestemming door Lipton niet duidelijk worden gemaakt, gaat de theosofie uit van een reeks innerlijke lichamen of zielen van niet-fysieke graden van energie-substantie; de lagere vallen na de dood uiteindelijk uiteen in de fysieke en astrale gebieden, terwijl onze hogere aspecten veel langer voortbestaan. Al onze gedachten, daden en ervaringen worden vastgelegd in deze verschillende bewustzijnsvoertuigen of zielen, zoals alle gebeurtenissen een afdruk achterlaten in de innerlijke gebieden; en karma verwijst naar de fundamentele tendens van de natuur om het evenwicht te herstellen door op elke actie een passende reactie te laten volgen, gericht op degene die voor de oorspronkelijke actie verantwoordelijk was. Met andere woorden, we oogsten wat we zaaien.

Stelling: Elektromagnetisme is zowel binnenkant als buitenkant, het membraam, de schil, de ‘bewustzijnsschil’ van de 'Ongemanifesteerde binnenwereld' en 'Gemanifesteerde buitenwereld’.

Het rapport ‘E i V’ sluit aan bij de opinie die Pim van Lommel in zijn boek Eindeloos Bewustzijn, in hoofdstuk 15 Er is niets nieuws onder de zon (p. 302) weergeeft. Dick Swaab ziet de geest als het produkt van de honderd miljard hersencellen (neuronen) die we hebben. Die werken samen, die zijn verbonden, ieder hersencel heeft contact met zo’n duizend tot honderdduizend andere hersencellen. En die hele machine, die functioneert en geeft als product de geest. Het rapport ‘E i V’ gaat net als Ammonius en Poortman er vanuit dat de mens een immateriële ziel heeft. De hersencellen zijn een product van de geest. De fundamentele eenheid van alle bestaan is wat Teilhard de Chardin met Weltstoff aanduidt.

Freek van Leeuwen: onderscheidt, net als het 5D-concept ‘Geest - Ziel - Lichaam’. 5D sluit op zijn boek De Levensweg aan en maakt van zijn ‘verklarende woordenlijst’, de begrippen binnenwereld en buitenwereld, gebruik.
Binnenwereld
De binnenwereld is de inwendige wereld van de ziel. De geest bevindt zich in het midden van zijn eigen binnenwereld, die een uitgestraald krachtveld is, veroorzaakt door de eigen geestelijke werkzaamheid. De binnenwereld kan verder gevuld zijn met gewaarwordingsbeelden van buiten, voorstellingen, denkbeelden, kennis en herinneringen. Deze omringen de geest en worden daar door de geest waargenomen. De binnenwereld is een overgangsgebied tussen de stoffelijke wereld en de geestelijke wereld, waarmee de geest voortdurend, maar meestal onbewust, is verbonden.
Buitenwereld
De buitenwereld is datgene, wat de ziel, met daarin de geest, omgeeft. De ziel is een uitstraling van de geest en behoort daardoor tot de geest. Vanuit de geest gezien, behoort het lichaam tot de buitenwereld. Het is geheel uit de buitenwereld afkomstig en wordt daar, als de geest bij het overlijden weer naar huis gaat, ook aan teruggegeven.

Esoterie: (Hermetische axioma):

Pythagoras Drie Logoi: Spiegelsymmetrie:
  1e Logos, Monade3e Logos, TriadeAntroposofieRudolf Steiner 
MonadeTriadeGod ----GeestGeestmens ----Geestzelf (omgevormd Astraallichaam)
||||||
TetradeDuade4. Lichaam ----ZoonFysiek lichaam ----Levensgeest (omgevormd Etherlichaam)
  Tetrade2e Logos, Duade  
  Snijpunt 1./2. en 3./4.Geest en Ziel 

De Geheime Leer Deel I, Stanza 7 De voorvaderen van de mens op aarde (p. 245):
(d) De derde orde correspondeert met atma-buddhi-manas: geest, ziel en verstand; zij wordt de ‘triaden’ genoemd.

Esther de Boer boek De geliefde discipel, Evangelie van Maria (p. 99): De Verlosser antwoordde, hij zei: Hij ziet niet met de ziel noch met de geest maar met het denken dat [is] in het midden van die twee. Dat is [het dat] het visioen ziet en dat is het […]

Het aggregatieniveau bewust en onbewust:

(As)28: Ei van Assagioli: (Sv)38: Carl Jung(Ja)168:
- Hogere, transpersoonlijke Zelf(6)Geest, collectief onbewuste (archetypen)BuitenwereldCollectief onbewuste (x)
- Bovenbewuste(3)Collectief onbewusteBuitenwereldCollectief bewustzijn
- Veld van bewustzijn(4)Ego, bewustzijnPersonaBewustzijn (Ziel)
- ‘Ik’ of bewuste zelf(5)ZielIk‘Ik’, zelf-bewustzijn
- Middelste onbewuste(2)Persoonlijk onbewuste (complexen)ZielebeeldOnderbewustzijn (Hart)
- Lagere onbewuste(1)Persoonlijk onbewuste (complexen)BinnenwereldCollectief onbewuste
- Collectieve onbewuste(7)Collectief onbewust (archetypen)BinnenwereldCollectief onbewuste (x)

x) Niet bewust te maken deel van het collectief onbewuste, boven het transcendente deel en onder het immanente deel. (As) Roberto Assagioli boek Psychosynthese. (Ja) Jolanda Jacobi boek De psychologie van Carl G. Jung. (Sv) Anthony Stevens boek Over Jung - leven en werk.

Het Ei van Assagioli wordt gebruikt om de psychische structuur, de wisselwerking tussen de binnen - en buitenwereld te verklaren. Het ‘Ei’ bevat twee horizontale lijnen, die de psyche als het ware verdelen in verleden, heden en toekomst. Centraal staat het ‘Ik’, het zelf-bewustzijn.

Prof.Dr. G. Glas Emotie en spiritualiteit
Uit dit citaat blijkt dat de Godservaring de realiteit heeft van het zintuiglijke, alleen zo dat het - anders dan het zintuiglijke - onvergankelijk is, niet gebonden aan tijd en plaats en aan de wetten van opgaan, blinken en verzinken. God heeft te maken met de innerlijkheid:
Laat heb ik U lief gekregen, o schoonheid, zo oud en zo nieuw, laat heb ik u lief gekregen! En gij waart binnen en ik was buiten, en daar zocht ik u, en ik rende, wanstaltig als ik was, op de schone dingen af die door u gemaakt zijn. Gij waart bij mij en ik niet bij u. Ik werd ver van u gehouden door dingen die niet bestaan zouden hebben, als ze niet in u bestaan hadden. Geroepen hebt gij, geschreeuwd en mijn doofheid doorbroken; gestraald hebt gij, geschitterd en mijn blindheid verjaagd; gegeurd hebt gij en ik heb ingeademd en snak nu naar u; geproefd heb ik en nu honger en dorst ik; aangeraakt hebt gij en ik ben ontvlamd naar uw vrede.
Over die denkschema's wil ik het in het vervolg vooral hebben. Ze kunnen er voor zorgen dat we van het ene uiterste in het andere vallen. Ik onderscheid drie polariteiten:

1. die tussen hoger en lager in de mens;Binnenwereld
2.die tussen innerlijk en uiterlijk, binnenwereld en buitenwereld;Integratie binnen - en buitenwereld
3.die tussen onmiddellijkheid en middellijkheid (wat prozaïscher: tussen nabijheid en distantie).Buitenwereld

Henk en Mia Onze buitenwereld en onze binnenwereld

Martin Boot Je binnenwereld en je buitenwereld

Kubus en de Islam:
Gert J. Peelen De Koran, geen boek om te begrijpen (Volkskrant 25 april 2008): Mohammed maakt kennis met de gedachtewereld van Zarathoestra, profeet der Perzen, met Jezus, de messias van de christenen en met Mozes, leidsman van de joden. Al hun leringen en kennis, vermaningen en leefregels zijn vastgelegd in boeken. Zo'n boek zou er ook moeten komen voor zijn eigen land, waar slaven nog als vee en vrouwen als bezit worden beschouwd en waar nog goden van steen worden vereerd.
De Koran als basis voor een nieuwe wereldreligie en een machtige islamitische staat, met de Kaabé, de granieten kubus in Mekka als 'huis van Allah' en het middelpunt der aarde staat beschreven in De boodschapper (Kader Abdolah boek De boodschapper - Een vertelling/De Koran - Een vertaling).

Anna Lemkow hoofdstuk 10 DE PSI-VERMOGENS: DE RELATIE TUSSEN BINNEN EN BUITEN (p. 226):
Zonder twijfel is het de nieuwe fysica die de parapsychologie in een respectabeler licht heeft gesteld. Het idee van het ruimte/tijd-continuüm helpt ons om de tijd te zien als een ondeelbare heelheid die nu voor ons aanwezig is, met inbegrip van dat wat we beschouwen als verleden en toekomst. Als dat zo is, dan is precognitie misschien een tijdelijke glimp van die heelheid. En als sub-atomaire deeltjes over enorme afstanden ogenblikkelijk met elkaar kunnen communiceren, kunnen mensen dan niet af en toe het vermogen bezitten om zich bewust te worden van iets wat zich ergens in de ruimte afspeelt?
226: Het idee dat alle gebeurtenissen in de natuur met elkaar verbonden zijn door betekenis berust op de occulte metafysica, die stelt dat bewustzijn het belangrijkste veld van ervaring is, en dat alle gebeurtenissen op een bepaalde manier zinvol zijn, of een conceptuele component bezitten die ze begrijpelijk en belangrijk maken. Een complementair concept in het Westen is het idee van de aangeboren harmonie of `sympathie’ van alle dingen, zoals door Hippocrates, Philo en Theophrastus werd verondersteld. Deze sympathie werd als verklaring aangevoerd voor elke vorm van gelijktijdigheid; het is een belangrijk element in de alchemie en de astrologie. De grote Arabische (soefi-)filosoof Ibn Arabi zag in de acausaliteit van spontane gebeurtenissen een bewijs dat het hele universum een theofanie is, die door de voortdurende creativiteit van de goddelijke Verbeelding gemanifesteerd wordt – die ook werkzaam is in de mens, en die het voor hem mogelijk maakt het kosmische proces waar te nemen en eraan deel te nemen.
Emily B. Sellon
229: Ik durf te stellen dat de psi-vermogens tenminste latent in ieder van ons aanwezig zijn en dat velen van ons de spontane werking ervan hebben waargenomen in zichzelf, op belangrijke, minder belangrijke of onbenullige manieren. Zij zijn in het geheel niet van dezelfde orde als spirituele visie, zoals Bendit uitlegt. Toch zijn ze intrigerend en belangrijk in de zin dat ze de onderlinge verbondenheid van onze fysieke en mentale, of onze innerlijke en uiterlijke werelden bevestigen. Om dezelfde reden is de parapsychologie interessant in de zin dat ze onze overtuiging versterkt over de uiteindelijke convergentie en complementariteit van de verschillende vormen van kennis en ervaring.

De Geheime Leer Deel 1 hoofdstuk Aanvullende feiten en verklaringen over de rollen en de monaden (p. 204):
De evolutie van de uiterlijke vorm of het lichaam rond de astrale vorm, wordt teweeggebracht door de aardse krachten, evenals in het geval van de lagere natuurrijken; maar de evolutie van de innerlijke of ware MENS is zuiver geestelijk. Nu is het niet meer een doorgang van de onpersoonlijke monade door veel en verschillende vormen van stof – hoogstens in het bezit van instinct en bewustzijn op een heel ander gebied – zoals in het geval van uiterlijke evolutie, maar een reis van de ‘pelgrim-ziel’ door verschillende toestanden, niet alleen van stof, maar van zelf-bewustzijn en zelfwaarneming, of van visie door bewuste waarneming. (Zie Goden, monaden en atomen.)
212: De Toelichting zegt ongeveer het volgende:
1. ‘Iedere vorm op aarde en elk stofje (atoom) in de Ruimte volgt bij zijn streven naar zelf-vorming zoveel mogelijk het model, dat daarvoor in de ‘HEMELSE MENS’ is gegeven. . . . Zijn involutie en evolutie (nl. van het atoom), zijn uiterlijke en innerlijke groei en ontwikkeling, hebben alle één en hetzelfde doel – de mens; de mens als de hoogste stoffelijke en uiteindelijke vorm op deze aarde; DE MONADE, in haar absolute totaliteit en haar ontwaakte toestand – als de culminatie van de goddelijke incarnaties op aarde.
213: 3. ‘De innerlijke, nu verborgen, mens was toen (in het begin) de uiterlijke mens. Als nakomeling van de Dhyani’s (pitri’s) was hij ‘de zoon, gelijk zijn vader’.
215/216: Elke Ronde herhaalt op een hogere trap het evolutiewerk van de voorafgaande Ronde. Met uitzondering van enkele van de zojuist genoemde hogere antropoïden, is de toevloed van de monaden, of de innerlijke evolutie, tot het volgende manvantara geëindigd. Het kan niet vaak genoeg worden herhaald, dat de volledig ontwikkelde menselijke monaden eerst hun bestemming moeten vinden, alvorens de nieuwe oogst van kandidaten op deze bol verschijnt bij het begin van de volgende cyclus. Er is dus een rustperiode, en daarom verschijnt de mens tijdens de vierde Ronde op de aarde eerder dan de dieren. Wij zullen dit hieronder uiteenzetten.

De Geheime Leer Deel II, Stanza 1 Het begin van bewust leven (p. 24/25):
In de apocalyptische sloka’s van de archaïsche verslagen is de taal even symbolisch als in de Purana’s, hoewel minder mythisch. Zonder de hulp van de latere toelichtingen, verzameld door generaties van adepten, zou het onmogelijk zijn de betekenis goed te begrijpen. In de oude kosmogonieën zijn de zichtbare en de onzichtbare werelden de dubbele schakels van één en dezelfde keten. Zoals de onzichtbare logos, met zijn zeven hiërarchieën (elk door haar voornaamste engel of heerser vertegenwoordigd of verpersoonlijkt) één MACHT vormen, de innerlijke en de onzichtbare, zo zijn de zon en de zeven hoofdplaneten in de wereld van de vormen de zichtbare en actieve kracht; de laatste ‘hiërarchie’ is om zo te zeggen de zichtbare en objectieve logos van de onzichtbare en (behalve in de laagste graden) altijd subjectieve engelen.
46/47: ‘De ideële natuur’, de abstracte Ruimte waarin alles in het Heelal op geheimzinnige en onzichtbare manier wordt voortgebracht, vormt zowel in de vedische als in iedere andere kosmogonie dezelfde vrouwelijke kant van de scheppende kracht in de Natuur. Aditi is Sephira en de Sophia-Achamoth van de gnostici en Isis, de maagdelijke moeder van Horus. In iedere kosmogonie is er achter en boven de scheppende godheid een hogere godheid, een ontwerper, een architect, van wie de schepper slechts de uitvoerder is. En nog hoger, boven en rondom, op innerlijke en uiterlijke gebieden, is er het ONKENBARE en het onbekende, de bron en oorzaak van al deze emanaties . . .
De Geheime Leer Deel 2 De mysteriën van het zevental B De tetraktis in verband met de zevenhoek (p. 687/688):
Tenslotte het volgende: er is genoeg naar voren gebracht om aan te tonen waarom de menselijke beginselen in de esoterische scholen in zeven waren en zijn verdeeld. Maak er vier van en dit zal òf een mens zonder zijn lagere aardse elementen overlaten, òf, uit een fysiek gezichtspunt beschouwd, hem tot een zielloos dier maken. Het Viertal moet het hogere of het lagere zijn, de hemelse of de aardse Tetraktis: om overeenkomstig de leringen van de esoterische oude school begrijpelijk te worden, moet de mens worden opgevat als een Zevental. Dit werd zo goed begrepen, dat zelfs de zogenaamde christelijke gnostici dit aloude stelsel overnamen (zie de § over De zeven zielen Deel II p. 717). Dit bleef lange tijd geheim, omdat geen enkel handschrift uit die tijd er duidelijk genoeg over sprak om de scepticus te overtuigen, al had men er een vermoeden van. Maar de letterkundige curiositeit van onze eeuw komt ons hier te hulp – het oudste en best bewaarde evangelie van de gnostici, Pistis Sophia, ΠΙϹΤΙ&#x3F9 ϹΟΦΙΑ. Om het bewijs volledig te maken, zullen we een autoriteit (C.W. King) citeren – de enige archeoloog die een flauw vermoeden van deze ingewikkelde leer had en de beste schrijver van deze tijd over de gnostici en hun gemmen.

====

'Zeven zintuigen' (Non-lokaal bewustzijn, Symboliek cirkel, Evolutionaire kringloop)

Christian Vandekerkhove: Ik zou durven stellen dat de breuk tussen de Antroposofische Vereniging en de Theosofische voor beide stromingen één grote gemiste kans is geweest om samen aan een groot monument te bouwen in een sfeer van eenheid in verscheidenheid.

De zintuigen zijn de schakel tussen lichaam en geest. Plaatje „Der Körper als Spiegel der Seele“ (tot slot)

Het boeddhisme onderkent het zesde zintuig, de intuitieve geest. Volgens Rudolf Steiner zijn er zelfs twaalf zintuigen, de ‘ meer fysische – en geestelijke’ (Voelen en Denken) zintuigen (synesthesie: vermenging van zintuigen). Duitsland toont naast de vijf traditionele zintuigen, een 6e– en 7e zintuig.

Volgens Helmuth Plessner drukt het leven zich uit in termen van zelf-bewuste levensvormen en doet dat via de zintuigen, om de waarneming van materiële bestanddelen te verstrekken.
Don Ihde maakt een verschil tussen micro- en macroperceptie, waarbij microperceptie is zoals je met je zintuigen waarneemt, macroperceptie is de culturele conditionering.
De relatie tussen micro- en macroperceptie is mediatie, bemiddeling. Helmut Plessner (1892-1985), een wijsgerig antropoloog, introduceerde het begrip excentriciteit (ex-, uit): de mens leeft buiten èn in zijn centrum: hij kan over zichzelf redeneren en op zichzelf toezien, wat een dier met zijn instincten niet kan. Als je bij bekenden op een feestje komt, dan stekker je gelijk door naar de keuken, je schenkt jezelf wat in, zegt links en rechts “Hallo!”; als je niet bekend bent, dan ga je naast jezelf staan om je af te vragen “Bij wie moet ik gaan staan?” en voel je je ongemakkelijk. Je kijkt dan naar jezelf met de ogen van een ander, of van een boek of film.
Plessner verheft dit tot grondwet: de mens is van nature kunstmatig; hij staat altijd in relatie met zichzelf via van alles en nog wat, taal, beelden (kunst), techniek en dat betekent dat de mens altijd van zichzelf vervreemd is. Hij ziet een verschil tussen jezelf zijn en jezelf hebben (of jezelf zien), met als relatie de mediaties.

Inayat Khan, boek De eenheid van religieuze idealen: De sleutel wordt gegeven in de Bijbel, in de woorden: ‘Ik ben Alfa en Omega’, de Eerste en de Laatste’. Ik besta ieder ogenblik. Wanneer u mij roept, ben ik er. Klop op de deur en ik zal u antwoorden.’
Het betekent altijd, voortdurend aanwezig; nooit afwezig van het begin van de schepping tot het einde. Het laat zien dat een persoon die Jezus Christus werd genoemd de Boodschap heeft gebracht. Dat is het geheim van de Geest van Alfa en Omega van Christus. En wij met ons gesloten hart, al wachten we duizend jaar op de Boodschapper om zich aan ons te tonen, we zullen hem nooit vinden. Inayat Khan, Ali: ‘Ken Uzelf, als ge God wilt kennen.’

H.P. Blavatsky: Geheime Leer Deel I Stanza 4. De zevenvoudige hiërarchieën (p. 126/127):
De occulte bewering dat er in de mens en in de natuur zeven zintuigen zijn, evenals er zeven bewustzijnstoestanden bestaan, wordt bevestigd in hetzelfde boek, hoofdstuk vii, over pratyahara (het bedwingen en regelen van de zintuigen; pranayama is het bedwingen en regelen van de ‘levenswinden’ of de adem). De brahmaan spreekt in dat boek ‘over het bestaan van de zeven offerpriesters (hotri’s)’. Hij zegt: ‘De neus en de ogen, de tong, de huid en het oor als vijfde (of reuk, gezicht, smaak, gevoel en gehoor), het denk- en het begripsvermogen zijn de zeven afzonderlijk geplaatste offerpriesters’, die ‘hoewel ze in een heel kleine ruimte wonen, elkaar (toch) niet waarnemen’ op dit zintuiglijke gebied; geen van hen, behalve het denkvermogen. Want het denkvermogen zegt: ‘De neus ruikt niet zonder mij, het oog merkt geen kleur op, enz. Ik ben de eeuwige leider te midden van alle elementen (d.i. zintuigen). Zonder mij komen de zintuigen nooit tot uiting, maar zijn als een lege woning of als vuren, waarvan de vlammen zijn uitgedoofd. Zonder mij zijn de wezens, evenals half droge, half vochtige brandstof, geen van alle in staat eigenschappen of voorwerpen waar te nemen, zelfs als de zintuigen zich inspannen8.’
8) Hieruit blijkt dat de tegenwoordige metafysici, gevoegd bij alle vroegere en tegenwoordige Hegels, Berkeleys, Schopenhauers, Hartmanns, Herbert Spencers en zelfs de moderne hylo-idealisten, niet meer zijn dan zwakke kopieerders van de grijze oudheid.
Deze adem, stem, zelf of ‘wind’ (pneuma?) is de synthese van de zeven zintuigen, noumenaal alle lagere godheden en esoterisch – het zevental en het ‘leger van de STEM’.
(b) Vervolgens zien wij dat de kosmische stof zich verspreidt en zich tot elementen vormt en zich groepeert tot de mystieke vier binnen het vijfde element – ether, de bekleding van akasa, de anima mundi of moeder van de Kosmos. ‘Punten, lijnen, driehoeken, kubussen, cirkels’ en tenslotte ‘bollen’ – waarom of hoe? Omdat, zegt de Toelichting, dit de eerste natuurwet is en omdat de Natuur in al haar manifestaties meetkundig te werk gaat.
Geheime Leer Deel I Stanza 7. De voorvaderen van de mens op aarde (p. 278):
278: De vertrouwde uitdrukking kan alleen maar een afkorting zijn van de meer volledige vorm – de ‘vierde dimensie van de STOF in de Ruimte. Maar zelfs na deze uitbreiding is het een ongelukkige uitdrukking, want hoewel het volkomen waar is dat de vooruitgang van de evolutie ons misschien zal bekendmaken met nieuwe eigenschappen van de stof, zijn de eigenschappen waarmee wij al vertrouwd zijn, in werkelijkheid talrijker dan de drie dimensies. De vermogens, of wat misschien de meest geschikte uitdrukking is, de kenmerkende eigenschappen van de stof, moeten natuurlijk altijd een rechtstreeks verband hebben met de zintuigen van de mens. Stof heeft uitgebreidheid, kleur, beweging (moleculaire beweging), smaak en geur, overeenkomstig de bestaande zintuigen van de mens, en tegen de tijd dat zij de volgende eigenschap volledig ontwikkelt – laten wij deze hier DOORDRINGBAARHEID noemen – zal deze corresponderen met het volgende zintuig van de mens – zeg ‘NORMALE HELDERZIENDHEID’.
Geheime Leer Deel I Samenvatting (p. 306):
Zoals Hermes zegt: ‘Kennis verschilt veel van de zintuiglijke waarneming, want deze zintuiglijke waarneming betreft dingen die boven haar staan, maar kennis (gyi) betekent het einde van de zintuiglijke waarneming’ – d.w.z. van de illusie van ons fysieke brein en verstand; zo legt hij de nadruk op de tegenstelling tussen de moeizaam door middel van de zintuigen en het denkvermogen (manas) verworven kennis en de intuïtieve alwetendheid van de geestelijke goddelijke ziel – buddhi.
Geheime Leer Deel I hoofdstuk 3 Oorspronkelijke substantie en goddelijke gedachte (p. 365):
(3) Medhātithi vertaalt het door ‘degene die bewust is van het ik’ of ego en niet, zoals de oriëntalisten, door ‘heerser’. Zo vertalen zij vers 16 als volgt: ‘Nadat hij de fijne delen van die zes (het grote Zelf en de vijf zintuigen) van buitengewone helderheid had laten binnengaan in de elementen van het Zelf (Atmamātrāsu), schiep hij alle wezens.’
De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk 4 Is de zwaartekracht een wet? - Intelligenties of blinde krachten? (p. 540/541):
Sindsdien hebben zij hun opvattingen verschillende keren veranderd. Maar begrijpen de wetenschappers de diepste gedachten van Newton, een van de meest spiritueel ingestelde en religieuze mensen van zijn tijd, nu beter dan toen? Dit kan men stellig betwijfelen. Men zegt dat Newton de doodsteek heeft gegeven aan de elementale wervelingen van Descartes (tussen twee haakjes, het denkbeeld van Anaxagoras tot nieuw leven gebracht), hoewel de meest recente ‘wervelende atomen’ van Sir W. Thomson in feite niet veel verschillen van de vroegere. Niettemin was Newton de eerste om plechtig te protesteren, toen zijn leerling Forbes in het voorwoord van het belangrijkste boek van zijn leermeester schreef dat ‘aantrekking de oorzaak van het stelsel was’. Wat in de geest van de grote wiskundige de schimmige, maar stevig gewortelde vorm aannam van God als het noumenon van alles1, werd door de oude (en ook hedendaagse) filosofen en occultisten ‘goden’ genoemd, of de scheppende, vormgevende krachten. De omschrijving kan verschillend zijn geweest, en de ideeën kunnen door de gehele religieuze en wereldlijke oudheid meer of minder filosofisch zijn uiteengezet, maar de grondgedachte was dezelfde2. Voor Pythagoras waren de krachten spirituele entiteiten, goden die onafhankelijk waren van de planeten en de stof zoals wij die op aarde zien en kennen, en die de bestuurders zijn van de sterrenhemel. Plato stelde zich de planeten voor als bewogen door een innerlijke bestuurder, die één is met zijn woning, zoals ‘een schipper in zijn boot’. Wat Aristoteles betreft, hij noemde die bestuurders ‘onstoffelijke’ substanties’3; hoewel hij, omdat hij nooit was ingewijd, niet aannam dat de goden entiteiten waren (zie Vossius, Deel II, blz. 528). Maar dit belette hem niet het feit te erkennen dat de sterren en planeten ‘geen onbezielde massa’s waren, maar inderdaad werkende en levende lichamen . . .’ Alsof ‘de geesten van de sterren het goddelijke deel van hun verschijnselen waren, τὰ θειότερα τῶν ϕανερῶν’(De Caelo. I.9).
De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk 8 Leven, kracht of zwaartekracht (p. 589):
Maar de leringen van de Upanishads, als men deze goed begrijpt, bevatten meer echte wetenschap dan de oriëntalisten, die ze in het geheel niet begrijpen, bereid zijn toe te geven. Zowel de mentale als de fysieke wisselwerkingen van de zeven zintuigen (zeven op de fysieke en zeven op de mentale gebieden) worden duidelijk uitgelegd en omschreven in de Veda’s en vooral in de Upanishad die Anugita wordt genoemd: ‘Het onverwoestbare en het verwoestbare, zo is de dubbele manifestatie van het Zelf. Hiervan is het onverwoestbare het bestaande (de ware essentie of aard van het Zelf, de grondbeginselen). De manifestatie als een individu (of entiteit) wordt het verwoestbare genoemd.’ Zo spreekt de ASCEET in de Anugita, en hij zegt verder: ‘Ieder die tweemaal is geboren (ingewijd), weet dat dit de lering van de Ouden is . . . Ruimte is de eerste entiteit . . . Ruimte (akasa, of het noumenon van de ether) heeft dan één eigenschap . . . en dat is alleen het geluid . . . en de eigenschappen van het geluid zijn shadja, rishabha, gāndhāra, madhyama, pañchama, en bovendien nishāda en dhaivata’(de hindoetoonladder).
589/590: ‘Verkondig dit wonderbaarlijke mysterie . . . Hoor het volledige vaststellen van de oorzaken. De neus, de tong, het oog en de huid, en het oor als het vijfde (zintuig), denkvermogen en begrip8, deze zeven (zintuigen) moet men opvatten als de oorzaken van (de kennis van hun) eigenschappen.
8) De verdeling in vijf fysieke zintuigen is uit de grijze oudheid tot ons gekomen. Maar terwijl de hedendaagse filosofen het aantal overnemen, vraagt geen van hen zich af hoe deze zintuigen konden bestaan, d.w.z. op een zelf-bewuste manier konden worden waargenomen en gebruikt, tenzij er een zesde zintuig was, mentale perceptie, om ze vast te leggen, en (dit voor de metafysici en occultisten) het ZEVENDE om de spirituele vrucht en de herinnering eraan te bewaren, als in een levensboek dat tot het karma behoort. De Ouden verdeelden de zintuigen in vijf, eenvoudig omdat hun leraren (de ingewijden) ophielden bij het gehoor, omdat dat zintuig zich pas bij het begin van het vijfde Ras op het fysieke gebied ontwikkelde (of beter gezegd: werd ‘verkleind’ en beperkt tot dit gebied). (Het vierde Ras was al begonnen de spirituele conditie te verliezen, die zo bij uitstek was ontwikkeld in het derde Ras.)
591: De ‘leermeester’ zegt: ‘Als men de grote boom volkomen begrijpt, waarvan het niet-waargenomen gedeelte (de occulte natuur, de wortel van alles) de scheut is uit het zaad (Parabrahmam), die het begrijpen (mahat, of de universele, intelligente ziel) als stam heeft; waarvan de takken het grote egoïsme10 zijn, in de holten waarvan de scheuten zijn, namelijk de zintuigen; waarvan de grote (occulte of onzichtbare) elementen de bloemtrossen zijn11, de grove elementen (de grove objectieve stof), de kleinere takken, die altijd bladeren en altijd bloemen hebben . . . de boom die eeuwig is en waarvan het zaad Brahman (de godheid) is; en als men deze boom omhakt met dat voortreffelijke zwaard – de kennis (geheime wijsheid) – dan bereikt men onsterfelijkheid en werpt men geboorte en dood af.’
10) Ahamkāra, veronderstel ik, dat ik-gevoel (of ahamschap) dat tot alle dwalingen leidt.
11) De elementen zijn de vijf tanmātra’s: aarde, water, vuur, lucht en ether, de voortbrengers van de grovere elementen.

De Geheime Leer Deel II, Hoofdstuk De rassen met het ‘derde oog’ (p. 336):
Het is bekend dat Descartes in de pijnappelklier de zetel van de ziel zag (en dit wordt nu ook als een verzinsel opgevat door diegenen die niet langer geloven in het bestaan van een onsterfelijk beginsel in de mens). Hoewel de ziel met elk deel van het lichaam is verbonden, zegt hij, is er één speciaal deel van het lichaam waarin zij haar functies meer in het bijzonder uitoefent dan in enig ander. En omdat noch het hart, noch de hersenen die ‘speciale’ plaats konden zijn, concludeerde hij dat het die kleine klier was die met de hersenen is verbonden, maar toch een werking heeft die daarvan onafhankelijk is, omdat zij gemakkelijk in een soort slingerende beweging kon worden gebracht ‘door de levensgeesten15 die de holten van de schedel in alle richtingen doorkruisen’.
Hoe onwetenschappelijk dit in onze tijd van exacte kennis ook mag schijnen, Descartes kwam toch veel dichter bij de occulte waarheid dan welke Haeckel ook. Want de pijnappelklier is, zoals gezegd, veel meer verbonden met de ziel en de geest dan met de fysiologische zintuigen van de mens.
15) De ‘zenuw-ether’ van dr. B.W. Richardson, F.R.S. – de zenuw-aura van het occultisme. De ‘levensgeesten’ (?) zijn gelijkwaardig aan de stromen van de samengestelde circulatie van de zenuw-aura.
340: Men moet niet vergeten dat dit alleen maar fysieke overeenkomsten zijn, zoals de gewone menselijke hersenen het orgaan zijn dat de herinnering registreert, maar dat niet de herinnering zelf is.
Dit dan is het orgaan dat aanleiding gaf tot zoveel legenden en overleveringen, o.a. tot die van een mens met één hoofd maar twee gezichten. Deze kan men vinden in verschillende Chinese boeken, terwijl er ook naar wordt verwezen in de Chaldeeuwse fragmenten. Afgezien van het al geciteerde boek – de Shan Hai King, samengesteld door Kung Chia uit inscripties op negen urnen die 2255 v.Chr. door keizer Yü zijn gemaakt – kan men ze vinden in een ander boek, de ‘Bamboe-boeken’, en in een derde, de ‘Rh Ya’ – ‘waaraan volgens de overlevering werd begonnen door Chow Kung, oom van Wu Wang, de eerste keizer van de Chow-dynastie, in 1122 v.Chr.’, zegt Ch. Gould in zijn ‘Mythical Monsters’. De Bamboe-boeken bevatten de oude annalen van China, gevonden in 279 n.Chr. bij het openen van het graf van koning Seang van Wai, die in 295 v.Chr. stierf. Beide boeken maken melding van mensen met twee gezichten aan één hoofd – een van voren en een van achteren (blz. 27).
Wat de beoefenaars van het occultisme echter behoren te weten, is dat HET ‘DERDE OOG’ ONVERBREKELIJK IS VERBONDEN MET KARMA. Deze leer is zo geheimzinnig dat slechts enkelen ervan hebben gehoord.
H.P. Blavatsky De Geheime Leer Deel II hoofdstuk 23 De Upanishads in de gnostische literatuur (p. 646):
Velen kennen niet de volledige betekenis van woorden als samāna en vyāna, prāna en apāna, die worden verklaard als ‘levenswinden’ (wij zeggen ‘beginselen en hun respectievelijke vermogens en zintuigen’), die worden geofferd aan udāna, de zogenaamde voornaamste ‘levenswind’ (?), die zoals men zegt, bij alle knooppunten werkt. Daarom zal de lezer, die niet weet dat het woord ‘vuur’ in deze allegorieën zowel het ‘zelf’ als de hogere goddelijke kennis betekent, hier niets van begrijpen; en hij zal daarom de kern van onze bewijsvoering over het hoofd zien, zoals ook de vertalers en zelfs de bewerker ervan, de grote sanskritist uit Oxford, Max Müller, de ware betekenis van de woorden van Narada is ontgaan. Exoterisch betekent deze opsomming van ‘levenswinden’ natuurlijk bij benadering wat in de voetnoten wordt verondersteld; namelijk: ‘De betekenis schijnt deze te zijn . . . het wereldlijke leven is toe te schrijven aan de werkingen van de levenswinden die met het zelf zijn verbonden, en leiden tot de manifestaties ervan als individuele zielen (?). Hiervan worden de samāna en vyāna beheerst en in toom gehouden door de prāna en apāna. . . . De laatste twee worden in toom gehouden en beheerst door de udāna, die dus alle beheerst. En de beheersing hiervan, die de beheersing van alle vijf is . . . leidt tot het opperste Zelf.’ (Blz. 259, Anugītā, Sacred Books of the East, Deel VIII.)
Het bovenstaande wordt gegeven als uitleg van de tekst, die de woorden van de brahmaan weergeeft, die vertelt hoe hij de hoogste wijsheid van het yogischap bereikte en op deze manier alle kennis had verkregen. Hij zegt dat hij ‘door middel van het zelf de zetel had waargenomen die in het zelf verblijft’, waar het Brahman vrij van alles woont; en hij verklaart dat dat onverwoestbare beginsel geheel buiten de waarneming van de zintuigen (d.i. van de vijf ‘levenswinden’) valt, en voegt eraan toe dat ‘te midden van al deze (levenswinden) die rondgaan in het lichaam en elkaar verslinden, het Vaisvānara-vuur zevenvoudig brandt’.
De Geheime Leer Deel II, Hoofdstuk 25 De mysteriën van het zevental (p. 720):
Wat wordt beweerd, is eenvoudig dat iedere keer dat het onsterfelijke ego incarneert, het als geheel een samengestelde eenheid van stof en geest wordt, die samen op zeven verschillende gebieden van het zijn en van bewustzijn werken.
723: Zij is in feite nauwer verwant aan de brahmaanse logos dan aan de boeddhistische logos. Om mijn bedoeling duidelijk te maken, kan ik er hier op wijzen dat de logos zeven vormen heeft. Met andere woorden, er zijn zeven soorten logoi in de kosmos. Elk van deze is de centrale figuur van een van de zeven hoofdvertakkingen van de oude wijsheid-religie geworden. Deze classificatie is niet de zevenvoudige classificatie die wij hebben aangenomen. Ik doe deze bewering zonder enige vrees voor tegenspraak. De ware classificatie voldoet aan alle eisen van een wetenschappelijke classificatie. Zij heeft zeven verschillende beginselen, die overeenkomen met de zeven verschillende toestanden van prajñā of bewustzijn. Zij overbrugt de kloof tussen het objectieve en het subjectieve, en geeft de geheimzinnige kringloop aan die de ideatie volgt. De zeven beginselen zijn verbonden met zeven toestanden van de stof en met zeven vormen van kracht. Deze beginselen zijn harmonisch gerangschikt tussen twee polen, die de grenzen van het menselijke bewustzijn bepalen.’
724: De ware classificatie voldoet aan alle eisen van een wetenschappelijke classificatie. Zij heeft zeven verschillende beginselen, die overeenkomen met de zeven verschillende toestanden van prajñā of bewustzijn. Zij overbrugt de kloof tussen het objectieve en het subjectieve, en geeft de geheimzinnige kringloop aan die de ideatie volgt. De zeven beginselen zijn verbonden met zeven toestanden van de stof en met zeven vormen van kracht. Deze beginselen zijn harmonisch gerangschikt tussen twee polen, die de grenzen van het menselijke bewustzijn bepalen11.’
728: Die mensen die het woud van kennis (Brahman of ZELF) begrijpen, prijzen de rust. En terwijl ze naar dat woud streven, worden ze (weder)geboren om niet de moed te verliezen. Zo is inderdaad dit heilige woud . . . en omdat ze het begrijpen, handelen ze (de wijzen) daarnaar, terwijl ze worden geleid door de KSHETRAJÑA. . . .’

In het boeddhisme erkent men zes zintuigen of gevoelsorganen (Pali: Salayatana), welke de gehele beleving van de wereld door de mens omvatten. De zes zintuigen zijn: het fysiek lichaam, de ogen, de tong, de neus, de oren, en de geest. Elk zintuig of gevoelsorgaan heeft een overeenkomstig object waarmee contact gemaakt kan worden, en een overeenkomstig type bewustzijn. Het contact tussen deze drie (zintuig, object en bewustzijn) leidt tot het ontstaan van de zes typen gevoelens, welke overeenkomen met de zes zintuigen. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de zes zintuigen en de overeenkomstige objecten en typen bewustzijn. Hier verwijst men naar met de term de achttien elementen. Gevoelens behoren overigens niet tot deze 18 elementen, daar zij het gevolg zijn van het contact tussen drie gerelateerde elementen. Evenwichtszin, het zevende zintuig zorgt voor balans in ons leven. Het zijn de zeven zintuigen die de verbinding tussen binnen en buiten leggen.

Overzicht van de vier beschrijvingen Nama-rupa, 5 skandhas, 6 zintuigen en Yogacara:

Skandha’s – een kwestie van leven en dood (Ceciel Messer TheoSofia juni 2004):
Skandha’s en Beginselen
De volgende tabel toont de correlatie tussen de skandha’s en HPB’s zeven beginselen van de samenstelling van de mens: (1) fysiek, (2) vitaliteit (prana), (3)
etherisch dubbel (linga sarira), (4) emotioneel (kama), (5) mentaal (manas), (6) intuïtie (boeddhi) en (7) wil (atma). Bijvoorbeeld, zoals de matrix laat zien, staat rupa (vorm) rechtstreeks in verband met zes van de genoemde beginselen, daar ze alle een vormaspect hebben. Rupa is betrokken bij het fysieke door middel van het lichaam; prana in de vorm van vitale energie; de linga sarira of het '‘etherisch dubbel’ door zijn supra-fysieke vorm, ‘modellichaam’, kama in de vorm van emotionele energie; manas door gedachtevormen; en boeddhi in de vorm van ‘licht’ als het voertuig van atma. Rupa houdt niet rechtstreeks verband met het beginsel van atma, daar het geen attributen heeft noch vorm.

Het artikel De Skandha’s – een kwestie van leven en dood van Cecil Messer bevat een overzicht dat de correlatie tussen vijf skandha’s, die de individuele persoonlijkheid vormen en de zevenvoudige samenstelling van de mens weergeeft. De 'bewustzijnsschil' geeft een aanvulling op deze skanda’s. De 'bewustzijnsschil' kan ook aan de hand van de vijf niveaus Sensation, Awareness, Experience, Self-awareness en First-person experience worden geduid.

'Triade'  'Tetrade'
ZintuigMenselijke zintuigenZintuiglijk bewustzijnOvereenkomstig gevoel bij contact
Levenskunst(zin)Evenwichtsorgaan, 'Ken uzelve'Balans in ons leven?Nirwana
GeestHet idee (of mentaal object)Bewustzijn van mentale objectenGevoelens gerelateerd aan de geesteshouding
OrenGeluid (Spreken en Luisteren)Bewustzijn van geluidGevoelens gerelateerd aan geluid
Neus (Reukzin)GeurBewustzijn van geurenGevoelens gerelateerd aan geur
Tong (Smaakzin)SmaakBewustzijn van smaakGevoelens gerelateerd aan smaak
OgenVorm (of visueel object)Visueel bewustzijnGevoelens gerelateerd aan zicht
Lichaam (Voelen)Fysiek objectLichamelijk BewustzijnLichamelijke gevoelens
Theosofie:ViññanaAntroposofie:(As)28: Ei van Assagioli:Wilber-Combs-rooster:
7. ÂtmaNon-lokaal bewustzijnGeestmens- Hogere, transpersoonlijke ZelfSuperintegraal
6. Buddhi'Licht'Levensgeest- BovenbewusteIntegraal bewustzijn
5. ManasGedachtenGeestzelf- Veld van bewustzijnPluralistisch bewustzijn
4. Kama (a)EmotiesIk als kern van de ziel- ‘Ik’ of bewuste zelfRationeel bewustzijn
3. PrânaEtherisch dubbelAstraallichaam- Middelste onbewusteMythisch bewustzijn
2. Linga-sariraVitale energieEtherlichaam- Lagere onbewusteMagisch bewustzijn
1. Sthûla-sariraZintuigenFysiek lichaam- Collectieve onbewusteArchaïsch bewustzijn

De zeven Bewustzijnstoestanden De gemiddelde mens is zich niet bewust van zijn volledige potentieel.
Zolang ons leven nog vrijwel geheel bepaald wordt door de drie onderste chakra´s zijn we nog niet volledig mens geworden.De onderste drie chakra´s, 1) overleven, 2) voortplanting en 3) persoonlijke kracht, werken immers ook in de dierenwereld en lopen parallel aan de drie relatieve bewustzijnstoestanden, te weten slapen, dromen en waken.
Het specifiek menselijke komt pas tot uiting en bloei na de opening van de vierde ofwel hartchakra. Pas hier worden we ons bewust van onze essentie, onze ziel die eeuwig en onsterflijk is. Dus naast slapen, dromen en waken zijn we ontworpen om ook een vierde bewustzijnstoestand te ervaren: Zelf-bewustzijn.
Op basis van de ervaring van onze ware identiteit, ons authentieke Zelf, kan zich nog een verdere ontplooiing van ons bewustzijn voltrekken, waarbij de drie hogere chakra´s verlevendigd en geopend worden.
De opening van de keelchakra, de voorhoofdchakra en de kruinchakra is het spontane gevolg van de ervaring van drie hogere ofwel subtielere dan wel wijzere, meer waarheidsgetrouwe innerlijke bewustzijnstoestanden. Deze kunnen aangeduid worden met de namen Kosmisch bewustzijn, Godsbewustzijn en Eenheidsbewustzijn.
In
Kosmisch bewustzijn zijn we onszelf in alle omstandigheden. We doen onszelf niet meer anders voor dan we zijn. We zijn altijd gevestigd in ons ware Zelf.
In Godsbewustzijn worden we ons bewust van het kosmische plan via hetwelk zich alle ontwikkelt, en we zien de kosmische Creatieve intelligentie (die in kerken God, en in moskeeën Allah wordt genoemd etc.), weerspiegeld in elk onderdeel van de schepping.
In Eenheidsbewustzijn zien we de eenheid die alle veelvoud doordringt. We beseffen dat alles een manifestatie is van ons kosmische zelf. Pas in deze natuurlijke en ontspannen toestand van eenheidsbewustzijn hebben we ons volledige potentieel gerealiseerd. Met andere woorden, pas dan zijn we volledig mens geworden. Pas dan zijn we volledig ontwaakt uit alle misverstanden over God, onszelf en de wereld. Pas dan is er sprake van werkelijke emotionele en verstandelijke volwassenheid!

Geheime Leer Deel II Stanza 4 Schepping van de eerste rassen (p. 118):
De onderstaande parallel lopende volgorde kan men vinden in de evolutie van de elementen en van de zintuigen; of in de kosmische aardse ‘mens’ of ‘geest’ en de sterfelijke stoffelijke mens:
1. ether Gehoor geluid
2. lucht Tastzin geluid en tastzin
3. vuur of licht Gezicht geluid, tastzin en kleur
4. water Smaak geluid, tastzin, kleur en smaak
5. aarde Reuk geluid, tastzin, kleur, smaak en reuk

 Blavatsky Deel III, p. 514:  
 VuurLuchtWaterAarde
 Lente (Oost)Zomer (Zuid)Herfst (West)Winter (Noord)
 Tastzin (voelen, Huid)Gezicht (zien, Ogen)Smaak (proeven, Tong)Reuk (ruiken, Neus)
 KindsheidAankomende leeftijdVolwassenheidOuderdom
I.K. Taimi (1)HuidOogTongNeus

1) Dr. I.K. Taimni boek De Yoga-Sutra’s van Patanjali (p. 281)

Blavatsky Deel III, p. 551: Het is gemakkelijk te begrijpen dat de hoogste twee tattwa's en de twee zintuigen (het 6e en het 7e) overeenkomen met de twee hoogste menselijke beginselen, Buddhi en het aurische omhulsel, doortrokken van het licht van Âtma.

Blavatsky Deel III, p. 628, DIAGRAM V:
5e , 6e en 7e zintuig: Gehoor (Ether; Oren; Spraakorgaan), Geestelijk verstand (Goddelijke vlam; Astraal lichaam en hart) en De hogere synthetische zin die alle omvat, Tanmâtra’s (Akasha; licht van kundalini).

Voor de mens, de pelgrim geldt de levenscyclus, het natuurlijke ritme van de goddelijke geboorte, de adolescentie, volwassenheid (geestelijke groei) en de ouderdom (overgang) [wetten van opgaan, blinken en verzinken].

Het boeddhisme onderscheidt lichamelijke en geestelijke gevoelens, buitenwereld en binnenwereld, hardware en software. Het reflexieve bewustzijn heeft een lichamelijke en een geestelijke kant. Gevoelens verzorgen de reflectie, de feedback.

What's in a name?
De vijf-elementenleer van de Traditionele Chinese Geneeskunde geeft van de vijf zintuigen deze doorsnede:

HoutVuurMetaalWater
Lente (Oost)Zomer (Zuid, Vuur)Herfst (West)Winter (Noord)
Ogen (zien)Tong (spreken)Neus (ruiken)Oren (horen)

Aarde, in het centrum: 5e Zintuig, Mond (proeven).
In de Traditionele Chinese Geneeskunde zijn spreken en horen wel complementair.

De Chinese astrologie maakt van vijf elementen gebruik. Het pentagram kan staan voor het evenwicht van de vijf elementen of voor de vijf klassieke zintuigen: voelen, zien, ruiken, horen en proeven. Het pentagram heeft vijf gelijke hoeken van 36 graden, wat pythagorisch opgeteld weer het getal 9 oplevert.

Het 5e zintuig wordt in het rapport 'Eenheid in Verscheidenheid' met communicatie (Spreken en Luisteren) in verband gebracht. Voor goede communicatie is kunnen luisteren, het kunnen aanvoelen, empathisch vermogen van cruciaal belang. Er geldt niet voor niets: ‘Spreken is zilver en zwijgen is goud’.

Alfred Percy Sinnett voegde aan het vierde beginsel Kâma het Sanskrietwoord voor lichaam - rûpa - toe.
Het woord kâma-rûpa (thumos) staat voor hartstochten en begeerten. Het gaat mis wanneer natuurlijke begeerte naar ‘genoeg’ verandert in hebzucht naar ‘meer’ (epithumia). Zoals we hierna zullen zien onderscheidt professor Frijda niet alleen gevoelens, maar gevoelens en emoties.

Samkhya Vijf elementen en hun eigenschappen. Naast de zintuigen zijn er ook denken (manas), kennen (buddhi) en de ziel, de kenner van het veld (ksetrajna). Deze functioneren als een soort zintuigen, behalve dat manas, buddhi en ksetrajna ieder de erboven liggende omvat. Het denken heeft als informatie niet alleen gedachten, maar ook wat uit de zintuigen komt. Het kennen (buddhi) heeft gedachten en zintuigelijke informatie nodig om te kunnen beslissen. Ksetrajna schouwt alles toe.

Hans Dooremalen: We hebben inmiddels een behoorlijke karakterisering (geen definitie) van bewustzijn. Karakterisering: Bewustzijn is
[1] homogeen & heterogeen;
[2/9] een geprojecteerde, ongedetailleerde, betrouwbare grand illusion;
[3] gebonden (door 40 Hz);
[4] geïntegreerd;
[5] soms geselecteerd via natuurlijke selectie en waarschijnlijk soms ook niet;
[6] 1:1 gecorreleerd met breinmodules;
[7] soms een invulling van wat we niet ervaren & soms laat het wat weg.
[8] De bijdrage van individuele neuronen is soms zeer specifiek.
[9] Bewustzijn is embodied en embedded &
[10] neemt gradueel af in de dierenwereld naarmate de diersoorten minder complexe hersenen hebben.
[11] Mentale toestanden die gerepresenteerd worden in taal zijn in het dierenrijk nauwelijks aanwezig, en zijn daarmee voor de evolutie van bewustzijn irrelevant.
[12] Wat we wel aantreffen zijn ervaringen van "secundaire" kwaliteiten (zoals kleuren).

Identiteitstheorie in de filosofie van de geest is de stellingname, dat mentale verschijnselen gelijk zijn aan fysieke verschijnselen, ofwel de geest is niets anders dan een hersenproces.

Het rapport 'E i V' gaat echter niet uit van het vertrekpunt van Hans Dooremalen dat mind = brain. Maar dat op het snijvlak tussen natuurwetenschappers en geesteswetenschappers het gemeenschappelijke raamwerk van de Unificatietheorie ligt. Het uitgangspunt van Hans Dooremalen dat het bewustzijn van de mens niet volledig onafhankelijk van het brein kan functioneren is juist. De in het brein, het geheugen opgeslagen informatie kan wel opnieuw worden geprojecteerd. Het heet niet voor niets bijna-doodervaring.

Agnes van Enkhuizen boek Het zevende zintuig
'Het zevende zintuig' is een warm pleidooi voor meer bewustwording over de ongekende mogelijkheden van het bewustzijn en het vermogen van de mens om tijd en ruimte te overstijgen.
Agnes bestudeerde het werk van René DescartesRené Descartes, die volgens haar heeft bewezen dat de ziel bestaat. Ze laat een geheel nieuw licht schijnen op de uitspraak van René Descartes: "Ik denk dus ik ben". Ze toont aan dat René Descartes, evenals de kerkvader Plotinos en de wiskundige Pythagoras gebruik maakten van 'het zevende zintuig' tijdens een ervaring buiten het lichaam.
Haar streven in dit boek is het onbegrijpelijke te onderzoeken en het tot inzichtelijke en bruikbare kennis om te vormen. Ze geeft inzicht in de kracht van het bewustzijn en het herstellen van het zelfgenezend vermogen, dat in ieder mens aanwezig is en bij iedereen geactiveerd kan worden. Agnes neemt heldere standpunten in over o.a. het bewustzijn, de relatie lichaam en ziel, de geneeskunde, ervaringen buiten het lichaam, de oorzaken van diabetes, depressies, het postraumatische stresssyndroom, burnout, slaapproblemen ADHD etc.
Informatief; het boek bevat een schat aan informatie waar veel mensen, onder wie ook behandelaars in de geneeskunde, therapeuten en paranormaal genezers, hun voordeel mee kunnen doen. Agnes, 'zeer paranormaal begaafd', neemt een kritische houding aan over het werk van paranormaal genezers. Haar antwoord is een door haar ontwikkelde geneeswijze, die effectief is en meetbare resultaten oplevert.
Het zesde zintuig is de intuitie. Met het zevende zintuig kunnen kosmische waarheden waargenomen worden. Het boek bevat ook veel informatie over haar paranormale waarnemingen en beschrijft gevallen uit haar praktijk.

====

Microkosmos en Macrokosmos (Meta-leren, Ecce Homo, Zeven 'beginselen' van de mens)

Gulden regel: Wat gij wilt dat u geschiedt doe dat de ander.
Confucius: Doe nooit anderen aan wat je niet zou willen dat ze jou aan zouden doen.
Mattheüs 7:7-12 Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun aldus: want dit is de wet en de profeten.
Plato: Het lichaam is een gevangenis voor de menselijke geest?
Plato: De ware aard der dingen wordt door onze woorden niet onthuld maar verhuld.
Geometrie zal de ziel naar de waarheid leiden.
Plato: Ideeën regeren de wereld.
Stelling van Plato:
Alle kennis is herinnering.
Plato’s motto: God gaat meetkundig te werk.

H.P. Blavatsky De Geheime Leer Deel I Stanza 7 De voorvaderen van de mens op aarde (p. 241), Akâsa en Ether (p. 283-295) van de De Geheime Leer geeft bijzonderheden over het Akasha-veld; vanaf p. 361 over Ether en intelligentie en p. 533-537, 581 over Ether.

H.P. Blavatsky en W.Q. Judge Occulte verhalen
Toen werd voor het volk alles zwart als de nacht. Beroofd van mijn lichaam dat koud en dood naast het altaar lag, kon ik zien dat de hogepriester zich over het lijk boog, totdat de toenemende duisternis hem met schrik vervulde, die in doodsangst? overging. Toen hij vanuit zijn voorovergebogen positie overeind kwam, hoorde ik een plechtige stem die de hele ruimte vulde, de volgende woorden spreken:
‘De cyclus is voltooid. U heeft een deel van uw werk volbracht. Een klein deel moet nog worden gedaan en dat betreft de
nieuwe kwaadaardige slang. U moet haar naar andere eilanden volgen tot het lot u naar elders zal voeren. Wees niet bang, maar ga kalm en onverschrokken voort, want we zullen u altijd steunen zowel in het duister als in het licht.
Karmische visioenen (p. 135)
Elke keer worden de doodsnevels uiteengejaagd en verdwijnen voor de ogen van het , zodra het de donkere afgrond die het rijk van de levenden scheidt van het dodenrijk oversteekt. Zo wordt ‘de dood’ slechts een woord zonder betekenis voor hem, een nutteloos geluid. Telkens nemen de overtuigingen van de sterveling objectief een leven en een vorm aan voor de onsterfelijke, zodra deze een brug legt. Dan beginnen ze te vervagen en verdwijnen ze.

De Geheime Leer Deel I, Stanza 2 Het denkbeeld van differentiatie (p. 85):
Om zich te bevrijden van het persoonlijke bestaan, op te gaan in en één te worden met het Absolute2 en in het volle bezit van paramartha te blijven, moet men beschikken over ‘een helder en door de persoonlijkheid niet verduisterd verstand’ en moet men ‘de verdiensten van verscheidene levens, gewijd aan het Zijn als geheel (het hele levende en bezielde Heelal) in zich hebben opgenomen’.
2) Daarom is Niet-zijn in de esoterische filosofie ‘ABSOLUUT Zijn’. Volgens haar leer is zelfs Adi-Boeddha (de eerste of oorspronkelijke wijsheid), wanneer deze is gemanifesteerd, in zekere zin een illusie, maya, want alle goden, met inbegrip van Brahma, moeten aan het eind van de ‘eeuw van Brahma’ sterven; alleen de abstractie die men Parabrahm noemt – of we die nu Ensoph of ‘het Onkenbare’ van Herbert Spencer noemen – is ‘de ene absoluteWerkelijkheid. Het ene Enig Bestaande is ADVAITA, ‘zonder een tweede’, en al het andere is maya, leert de Advaita-filosofie.
86: (b) De term ‘adem’ van het ene Bestaan wordt door de archaïsche esoterie alleen toegepast op het geestelijke aspect van de kosmogonie; in andere gevallen wordt deze vervangen door de overeenkomstige term op het stoffelijke gebied: beweging. Het ene eeuwige Element, of elementbevattende voertuig, is Ruimte, in elke betekenis zonder dimensie; tegelijk daarmee bestaan eindeloze duur, oer- (en dus onvernietigbare) stof, en beweging – absolute ‘eeuwigdurende beweging’: de ‘adem’ van het ‘ene’ Element. Zoals wij hebben gezien, kan deze adem nooit ophouden, zelfs niet tijdens de eeuwigheden van pralaya (zie Chaos, Theos, Kosmos in Afdeling II).
De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk 5 Over de verborgen Godheid, haar symbolen en tekens (p. 382, 383):
Hetzelfde stelsel als dat van de gnostici is overheersend in de sephiroth-aspecten van Ain-Soph, maar omdat deze aspecten in ruimte en tijd zijn, wordt er een bepaalde orde aangehouden in hun opeenvolgende verschijningen.Daarom wordt het onmogelijk de grote veranderingen, die de Zohar tengevolge van de behandeling door generaties van christen-mystici heeft ondergaan, niet op te merken. Want zelfs in de metafysica van de talmoed kon het ‘lagere gezicht’ (of het ‘kleinere gelaat’), de microprosopus, in feite nooit op hetzelfde niveau van abstracte idealen worden geplaatst als het hogere of ‘grotere gelaat’, macroprosopus. Het laatste is in de Chaldeeuwse Kabbala een zuivere abstractie; het Woord of de logos of dabar (in het Hebreeuws). Hoewel dit Woord feitelijk een meervoud wordt, of ‘woorden’ – d(a)b(a)rim – wanneer dit het aspect aanneemt van een menigte (engelen of sephiroth, ‘getallen’) of zich daarin weerspiegelt, is het toch collectief een en op het ideële gebied een nul, 0, een ‘niet-iets’. Het is zonder vorm of wezen, ‘zonder enige gelijkenis met iets anders’. (Franck, Die Kabbala, blz. 126.) En zelfs Philo noemt de schepper, de logos die het dichtst bij God staat, ‘de tweede god’ en ‘de tweede God, die zijn (van de hoogste God) wijsheid is’ (Philo, Quaest. et Solut.). Godheid is niet God. Het is niets en duisternis. Het is naamloos en wordt daarom Ain-Soph genoemd – ‘het woord ayin betekent niets’. Zie Franck, Die Kabbala, blz. 153. Zie ook § XII, ‘Theogonie van de scheppende goden’. De ‘hoogste God’ (de ongemanifesteerde logos) is de zoon ervan.
De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk 15 Over elementen en atomen (p. 630/631):
Dit is de logos (de eerste) of Vajradhara, de allerhoogste Boeddha (ook Dorjechang genoemd). Als Heer van alle mysteriën kan hij zich niet manifesteren, maar hij zendt zijn hart – het ‘diamanten hart’, Vajrasattva (Dorjesempa) – de wereld van manifestatie in. Dit is de tweede logos van de schepping, uit wie de zeven (volgens de exoterische sluier de vijf) Dhyāni-Boeddha’s voortkomen, die de aupapāduka worden genoemd, ‘de ouderlozen’. Deze Boeddha’s zijn de oorspronkelijke monaden uit de wereld van het onlichamelijke zijn, de arūpa-wereld, waarin de intelligenties (alleen op dat gebied) in het exoterische systeem geen vorm en geen naam hebben, maar in de esoterische filosofie hebben ze wel hun zeven afzonderlijke namen. Deze Dhyāni-Boeddha’s emaneren of scheppen door de kracht van dhyāna uit zichzelf hemelse Zelven – de bovenmenselijke bodhisattva’s. Deze incarneren als stervelingen aan het begin van iedere menselijke cyclus op aarde en worden in incidentele gevallen, dankzij hun persoonlijke verdienste, bodhisattva’s onder de zonen van de mensheid, waarna zij opnieuw als mānushi- (menselijke) Boeddha’s kunnen verschijnen. De aupapāduka (of Dhyāni-Boeddha’s) zijn dus identiek met de mānasaputra’s van de brahmanen, ‘de verstandgeboren zonen’ – hetzij van Brahmā, hetzij van een van de andere twee personen van de goddelijke drie-eenheid, en dus ook identiek met de rishi’s en de prajāpati’s. Zo vindt men in de Anugītā een passage, die esoterisch gelezen duidelijk hetzelfde denkbeeld en stelsel aangeeft, hoewel in een andere beeldspraak. Er staat: ‘Wat voor wezens er in deze wereld ook zijn, beweeglijke of onbeweeglijke, ze zijn de allereersten die zullen worden opgelost (bij pralaya); en daarna komt wat zich uit de elementen heeft ontwikkeld (waaruit het zichtbare Heelal is gevormd); en na de daarbij ontstane wezens, alle elementen. Zo is de trapsgewijze opklimming van de wezens. Goden, mensen, gandharva’s, piśācha’s, asura’s, rākshasa’s, allen zijn geschapen door svabhāva (prakriti, of plastische natuur), niet door daden en ook niet door een oorzaak’ – d.w.z. niet door enige fysieke oorzaak.
632: In het noordelijke boeddhistische stelsel, of de exoterische volksreligie, wordt geleerd dat elke Boeddha, terwijl hij op aarde de goede wet predikt, zich gelijktijdig in drie werelden manifesteert: in de vormloze als Dhyāni-Boeddha, in de wereld van de vormen als een bodhisattva en in de wereld van de begeerte, de laagste (of onze wereld) als een mens. De esoterische leer is anders: de goddelijke, zuiver ādi-buddhische monade manifesteert zich als het universele buddhi (de mahā-buddhi of mahat in de hindoefilosofieën), de geestelijke, alwetende en almachtige wortel van goddelijke intelligentie, de hoogste anima mundi of de logos. Deze daalt neer ‘als een vlam die zich vanuit het eeuwige vuur verspreidt, onbeweeglijk en zonder toe of af te nemen, steeds dezelfde tot het einde’ van de cyclus van het bestaan en wordt op het gebied van de wereld het universele leven. Uit dit gebied van bewust leven schieten, als zeven vurige tongen, de zonen van het licht (de logoi van het leven). Daarna komen de Dhyāni-Boeddha’s van de contemplatie: de concrete vormen van hun vormloze vaders – de zeven zonen van het licht, die nog zichzelf zijn. Op hen kan het brahmaanse mystieke gezegde ‘U bent ‘DAT’ – Brahman’ worden toegepast. Deze Dhyāni-Boeddha’s stralen hun chhāyā’s (schaduwen) uit, de bodhisattva’s van de hemelse rijken, de oervormen van de bovenaardse bodhisattva’s en van de aardse Boeddha’s en tenslotte van de mensen. De ‘zeven zonen van het licht’ worden ook ‘sterren’ genoemd.
Deel I, hoofdstuk 13 De moderne nevelvlektheorie (p. 661):
‘Op zijn hoogst’, merkt C. Wolf8 op, ‘zou de nevelvlekhypothese, met W. Herschel ter ondersteuning van haar stellingen, kunnen wijzen op het bestaan van planetaire nevelvlekken in verschillende graden van verdichting, en van spiraalvormige nevelvlekken met verdichtingskernen in de uitlopers en in het centrum9. Maar de kennis over wat de nevelvlekken met de sterren verbindt, is ons nog ontzegd; en omdat we niet beschikken over rechtstreekse waarnemingen, wordt ons zelfs belet deze vast te stellen, al is het maar op grond van analogie in de scheikundige samenstelling.’
8) Lid van het Instituut, sterrenkundige van het observatorium, Parijs, Cosmogonical Hypotheses.
De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk 15 Goden, monaden en atomen (p. 678):
De sleutels daartoe zijn van de ene generatie van ‘wijze mannen’ op de volgende overgegaan. Enkele van de symbolen die zo van het oosten naar het westen kwamen, werden meegebracht door Pythagoras, die niet de uitvinder van zijn bekende ‘driehoek’ was. Laatstgenoemde figuur, samen met het vlak, de kubus en de cirkel vormen een welsprekender en wetenschappelijker beschrijving van de orde van de evolutie in het Heelal,
zowel spiritueel en psychisch als fysiek, dan boekdelen vol beschrijvende kosmogonieën en geopenbaarde Geneses. De tien punten, beschreven binnen die ‘driehoek van Pythagoras’, zijn van evenveel waarde als alle leringen over de afstamming van de goden en engelen die ooit uit een theologisch brein zijn voortgekomen. Want wie ze interpreteert – zoals ze daar staan in de gegeven volgorde – zal in die zeventien punten (de zeven wiskundige punten zijn verborgen) de ononderbroken reeks van genealogieën vinden van de eerste hemelse tot de aardse mens. En terwijl ze de volgorde van de wezens aangeven, onthullen ze ook de volgorde waarin de Kosmos, onze aarde en de oorspronkelijke elementen die de aarde voortbrachten, zijn ontwikkeld. Omdat de aarde werd verwekt in de onzichtbare diepten en in de schoot van dezelfde ‘moeder’ als haar mede-planeten, zal degene die de geheimen van onze aarde doorgrondt, die van alle andere planeten ook doorgronden.
688: Deze woorden zullen door elke oosterse occultist worden herhaald en goedgekeurd. Veel uit de lezingen van prof. Crookes is al in par. XII van deze Aanhangsels aangehaald. Daarna heeft hij weer een lezing gehouden, over het ‘ontstaan van de elementen’, die even opmerkelijk is als de eerste, en nog een derde. Hier vinden wij bijna een bevestiging van de leringen van de esoterische filosofie over het verloop van de oorspronkelijke evolutie. Deze vormt inderdaad de beste benadering tot de Geheime Leer door een groot geleerde en specialist in de scheikunde die mogelijk was, afgezien van toepassing van monaden en atomen op de dogma’s van de zuivere transcendentale metafysica en hun verbinding en wisselwerking met ‘goden en intelligente bewuste monaden’. Maar de scheikunde volgt nu een opgaande lijn, dankzij een van haar grootste Europese vertegenwoordigers. Zij kan onmogelijk terugkeren naar de tijd waarop het materialisme haar sub-elementen als volstrekt enkelvoudige en homogene stoffen beschouwde, die het in zijn blindheid tot de rang van elementen had verheven. Het masker is er te handig afgerukt om enige angst voor een nieuwe vermomming te laten bestaan. En na jaren van pseudologie, van bastaardmoleculen die pronkten met de naam van elementen, waarachter en waarbuiten er niets dan een leegte kon zijn, vraagt een bekende professor in de scheikunde nog eens: ‘Wat zijn deze elementen, waar komen zij vandaan, wat is hun betekenis? . . . Deze elementen verwarren ons bij ons onderzoek, verbijsteren ons bij onze speculaties en achtervolgen ons zelfs in onze dromen. Zij strekken zich als een onbekende zee voor ons uit – die ons bespot en misleidt en die mompelt over vreemde onthullingen en mogelijkheden.’ (Gen. of Elem., blz. 1.)
De erfgenamen van de oorspronkelijke openbaringen hebben deze ‘mogelijkheden’ in elke eeuw onderwezen, maar hebben nooit een eerlijk gehoor gevonden. De waarheden die aan Kepler, Leibniz, Gassendi, Swedenborg, e.a. door inspiratie zijn ingegeven, waren altijd in de een of andere vooraf bepaalde richting vermengd met hun eigen speculaties – en daardoor verminkt. Maar nu is een van de grote waarheden doorgedrongen tot een eminente professor van de moderne exacte wetenschap, en hij verkondigt onbevreesd als een fundamenteel axioma, dat de wetenschap tot dusver geen kennis draagt van de werkelijke enkelvoudige elementen. Want prof. Crookes deelt zijn gehoor mee:
‘Als ik durf te zeggen dat onze algemeen aanvaarde elementen NIET enkelvoudig en oorspronkelijk zijn, dat zij niet door toeval zijn ontstaan en niet op een willekeurige en mechanische manier zijn geschapen, maar zijn ontwikkeld uit eenvoudiger stoffen – of misschien wel uit één enkele soort stof – dan geef ik slechts formele uiting aan een opvatting die al enige tijd om zo te zeggen ‘in de lucht’ van de wetenschap heeft gehangen.
680: Het ‘hiërogram4 binnen een cirkel, of een gelijkzijdige driehoek’ betekende nooit ‘de uitbeelding van de eenheid van de goddelijke essentie’; want deze werd uitgebeeld door het vlak van de grenzeloze cirkel. In werkelijkheid werd bedoeld de drie-enige en onderling gelijke aard van de eerste gedifferentieerde substantie, of het één zijn in substantie van de (gemanifesteerde) geest, de stof en het Heelal – hun ‘zoon’, die voortkomt uit het punt (de werkelijke, esoterische LOGOS) of de MONADE van Pythagoras. Want de Griekse monas betekent ‘eenheid’ in haar oorspronkelijke betekenis. Wie niet in staat is het verschil te begrijpen tussen de monade – de universele eenheid – en de monaden of de gemanifesteerde eenheid, en ook niet het verschil tussen de altijd-verborgen en de geopenbaarde LOGOS of het Woord, zou zich nooit met filosofie moeten bezighouden, laat staan met de esoterische wetenschappen. Het is onnodig de ontwikkelde lezer te herinneren aan de these van Kant om zijn tweede antinomie te bewijzen. Degenen die deze hebben gelezen en begrepen, zullen duidelijk de scheidslijn zien die we trekken tussen het absoluut ideële Heelal en de onzichtbare hoewel gemanifesteerde Kosmos. Onze goden en monaden zijn niet de elementen van de uitgebreidheid zelf, maar alleen die van de onzichtbare werkelijkheid die de basis vormt van de gemanifesteerde Kosmos. Noch de esoterische filosofie, noch Kant, noch Leibniz zou ooit erkennen dat uitgebreidheid kan zijn samengesteld uit enkelvoudige delen, of delen die geen uitgebreidheid bezitten. Maar de theologen-filosofen willen dit niet begrijpen. De cirkel en het punt, waarbij dit laatste zich terugtrekt in en samensmelt met de eerstgenoemde, nadat het de eerste drie punten heeft uitgestraald en die door lijnen heeft verbonden, en zo de eerste noumenale basis vormt van de tweede driehoek in de gemanifesteerde wereld, zijn altijd een onoverkomelijk obstakel geweest voor een theologische vlucht naar de dogmatische hoogste hemelen. Op gezag van dit archaïsche symbool wordt een mannelijke, persoonlijke god, de schepper en vader van alles, een derderangs emanatie, terwijl de sephiroth op de vierde plaats in de neerdalende reeks staan, en aan de linkerkant van En-Soph (zie de kabbalistische levensboom). Zo wordt de monade gedegradeerd tot een voertuig – een ‘troon’!
4) Noot vert.: heilig symbool.
680/681: De monade – slechts de uitstraling en weerspiegeling van het punt (logos) in de wereld van de verschijnselen – wordt, als de top van de gemanifesteerde gelijkzijdige driehoek, de ‘vader’. De linkerzijde of lijn is de duade, de ‘moeder’, die wordt beschouwd als het kwade, tegenwerkende beginsel (Plutarchus, De Placitis Placitorum); de rechterzijde stelt de zoon voor (in iedere kosmogonie ‘de echtgenoot van zijn moeder’, omdat hij één is met de top); de basislijn geeft het universele gebied van de voortbrengende Natuur weer, die op het gebied van de verschijnselen vadermoeder-zoon verenigt, zoals deze in de bovenzinnelijke wereld waren verenigd in de top. Door mystieke vervorming werden ze het viertal – de driehoek werd de TETRAKTIS.
Deze transcendentale toepassing van de meetkunde op de kosmische en goddelijke theogonie – de alfa en omega van de mystieke gedachte – kreeg na Pythagoras door toedoen van Aristoteles veel minder betekenis. Door het punt en de cirkel weg te laten en geen rekening te houden met de top, verminderde hij de metafysische waarde van de gedachte en beperkte zo de belangrijke leer tot een eenvoudige TRIADE – de lijn, het vlak en het lichaam. Zijn hedendaagse erfgenamen, die liefhebberen in het idealisme, hebben deze drie meetkundige figuren geïnterpreteerd als ruimte, kracht en stof – ‘de vermogens van een met zichzelf in wisselwerking staande eenheid’. De materialistische wetenschap, die slechts de basis van de gemanifesteerde ‘driehoek’ – het gebied van de stof – waarneemt, vertaalt deze praktisch als (vader)-STOF, (moeder)-STOF en (zoon)-STOF, en theoretisch als stof, kracht en wisselwerking.
682: De Ruimte is de werkelijke wereld, terwijl onze wereld kunstmatig is. Zij is in haar hele oneindigheid de Ene Eenheid: zowel in haar bodemloze diepten als aan haar bedrieglijke oppervlakte; een oppervlakte bezaaid met talloze waarneembare Heelallen, stelsels en werelden als luchtspiegelingen. Voor de oosterse occultist, die eigenlijk een objectief idealist is, bestaat er in de werkelijke wereld – die een eenheid van krachten is – niettemin een ‘samenhang van alle materie in het plenum’, zoals Leibniz het zou zeggen. Dit wordt symbolisch weergegeven in de driehoek van Pythagoras.
682/683: Deze bestaat uit tien punten die binnen de drie lijnen in piramidevorm (van één tot de laatste vier) zijn ingeschreven, en hij symboliseert het Heelal in het beroemde tiental van Pythagoras. Het bovenste enkele punt is een monade en stelt een eenheidspunt voor, dat de eenheid is waaruit alles voortkomt, en alle dingen hebben er dezelfde essentie mee gemeen. Terwijl de tien punten binnen de driehoek de wereld van de verschijnselen voorstellen, zijn de drie zijden van de gelijkzijdige driehoek die de piramide van punten omsluit, de barrières van noumenale stof of substantie, die haar scheiden van de wereld van de gedachte. ‘Volgens Pythagoras correspondeert een punt met de eenheid; een lijn met 2; een vlak met 3, en een lichaam met 4; en hij omschreef een punt als een monade die een plaats heeft, en die het begin is van alle dingen; een lijn werd geacht te corresponderen met de dualiteit, omdat zij werd voortgebracht door de eerste beweging uit de ondeelbare natuur en de verbinding van twee punten vormde. Een vlak werd vergeleken met het getal drie, omdat het de eerste van alle oorzaken is die men in figuren vindt; want een cirkel, die de voornaamste van alle ronde figuren is, omvat een drietal in middelpunt, ruimte [Vert.: vlak] en omtrek. Maar een driehoek, die de eerste van alle rechtlijnige figuren is, is besloten in een drietal en ontvangt zijn vorm overeenkomstig dat getal; hij werd door aanhangers van Pythagoras opgevat als de schepper van alle ondermaanse dingen. De vier punten aan de basis van de driehoek van Pythagoras corresponderen met een lichaam of kubus, die de beginselen van lengte, breedte en dikte combineert, want geen enkel lichaam kan minder dan vier uiterste grenspunten hebben.’ (Pythag. Triangle, blz. 19.)
683: Men beweert dat ‘het menselijke verstand zich geen beeld kan vormen van een ondeelbare eenheid, zonder dat dit denkbeeld tegelijk met zijn onderwerp wordt vernietigd’. Dit is onjuist, zoals de aanhangers van Pythagoras en vóór hen een aantal zieners hebben bewezen, hoewel een speciale oefening hiervoor bestaat en hoewel de niet-ingewijde dit moeilijk kan begrijpen. Maar er bestaat zoiets als meta-wiskunde en meta-geometrie. Zelfs de gewone wiskunde gaat van het universele naar het bijzondere, van het wiskundige en dus ondeelbare punt tot lichamen. De leer was afkomstig uit India en werd in Europa onderwezen door Pythagoras, die een sluier wierp over de cirkel en het punt – die geen levend mens anders kan omschrijven dan als onbegrijpelijke abstracties – en de oorsprong van de gedifferentieerde kosmische stof legde in de basis of de horizontale lijn van de driehoek. Zo werd de laatstgenoemde de eerste meetkundige figuur.
684: Toch zijn deze ‘hersenschimmen’ in werkelijkheid geen grotere abstracties dan de gangbare abstracte denkbeelden over evolutie en fysieke ontwikkeling – bijv. zwaartekracht, stof, kracht, enz. – waarop de exacte wetenschappen zijn gebaseerd. Onze allerbeste scheikundigen en natuurkundigen zetten ernstig hun niet hopeloze pogingen voort om uiteindelijk de protyle – de basislijn van de driehoek van Pythagoras – tot in zijn schuilplaats te volgen. Deze laatste vormt, zoals gezegd, de meest verheven conceptie die men zich kan voorstellen, omdat hij zowel de ideële als de zichtbare heelallen symboliseert10.
10) De symboliek, die in de wereld van de vormen haar uitdrukking heeft gevonden in de piramiden, beschikt daarin zowel over een driehoek als een vierkant, met hun vier gelijke driehoeken of vlakken, de vier basispunten en het vijfde: de top.
693: Maar tussen Hermes en Huxley is er een middenweg en een middenpunt. Laten de wetenschappers slechts tot halverwege een brug slaan, en ernstig nadenken over de theorieën van Leibniz. We hebben aangetoond dat onze theorieën over de evolutie van de atomen – de laatste vorming daarvan tot samengestelde scheikundige moleculen komt tot stand in onze aardse werkplaatsen binnen de dampkring van de aarde en nergens anders – op vreemde manier overeenkomen met de evolutie van de atomen, zoals die op de platen van Crookes is te zien. We hebben al verschillende keren in dit boek meegedeeld, dat mārtānda (de zon) zich samen met zijn zeven kleinere broers had geëvolueerd en verdicht vanuit de schoot van zijn moeder (aditi); die schoot is de prima mater-ia – de oorspronkelijke protyle van Crookes. De esoterische leer verkondigt het bestaan van ‘een voorafgaande vorm van energie, met periodieke cyclussen van eb en vloed, van rust en activiteit’ (blz. 21) – en zie nu hoe een groot wetenschapper de wereld vraagt om dit als een van zijn vooronderstellingen te aanvaarden.

De Geheime Leer Deel II, hoofdstuk 25 De mysteriën van het zevental (p. 707):
Dat aan de Ouden zoveel geheimen van de natuur werden onthuld, kwam door de kennis van de natuurwetten, die van de zeven om zo te zeggen het wortel-getal van de natuur in de gemanifesteerde wereld maken – in elk geval in onze huidige aardse levenscyclus – en door het wonderbaarlijke inzicht in de werking ervan. Verder stelden deze wetten en hun werkingen op het siderische, het aardse en het morele gebied de oude sterrenkundigen in staat de duur van de cyclussen en hun respectievelijke gevolgen op de loop van de gebeurtenissen precies te berekenen; om vooraf de invloed vast te stellen (profetie wordt het genoemd) die zij zullen hebben op de loop en de ontwikkeling van de mensenrassen. Omdat de zon, de maan en de planeten de nooit falende tijdmaten waren, waarvan het vermogen en de periodiciteit goed bekend waren, werden zij zo de grote heerser en heersers van ons kleine stelsel in al zijn zeven gebieden of ‘sferen van werkzaamheid’1.
1) De werkingssferen van de gecombineerde krachten van evolutie en karma zijn: (1) de boven-geestelijke of noumenale; (2) de spirituele; (3) de psychische; (4) de astro-etherische; (5) de sub-astrale; (6) de vitale en (7) de zuiver fysieke sferen.
De Geheime Leer Deel II hoofdstuk De voorouders die de wetenschap aan de mensheid biedt (p. 762):
Waarom zouden de aanhangers van Haeckel in dit specifieke geval dan mogen protesteren?
Ze hebben natuurlijk een antwoord klaar: ‘Omdat wij het bestaan van de monadische essentie niet erkennen.’ De manifestatie van de logos als individueel bewustzijn in de dierlijke en menselijke schepping wordt door de exacte wetenschap niet aanvaard, en dit denkbeeld geeft natuurlijk niet alle aspecten ervan weer.
763/764: Dit thema ontwikkelt hij in zijn wonderbaarlijke lezing over de ‘perigenese van de plastidule, of de golfbewegingen van levende deeltjes’. Het is een verbetering van de theorie van Darwin over ‘pangenese’ en een verdere nadering, een voorzichtige beweging in de richting van ‘magie’. De eerstgenoemde is een vermoeden dat een bepaald aantal van de werkelijke en identieke atomen, die tot voorvaderlijke lichamen hadden behoord, ‘door hun nakomelingen generatie na generatie werden overgebracht, zodat wij letterlijk ‘vlees van het vlees’ van het oerwezen zijn, dat zich in de latere . . . periode tot mens ontwikkelde’ – verklaart de schrijver van A Modern Zoroastrian (in ‘Primitive Polarities’ , enz.). De laatstgenoemde (het occultisme) leert (a) dat de levensatomen van ons (prāna) levensbeginsel nooit volkomen verloren gaan wanneer iemand sterft. Dat de atomen die het sterkst zijn doortrokken van het levensbeginsel (een onafhankelijke, eeuwige, bewuste factor) gedeeltelijk door de erfelijkheid worden overgebracht van vader op zoon, en gedeeltelijk weer worden samengebracht en het bezielende beginsel worden van het nieuwe lichaam in elke nieuwe incarnatie van de monaden. Want (b): evenals de individuele ziel altijd dezelfde is, zijn de atomen van de lagere beginselen (het lichaam, zijn astraal of dubbelganger , enz.) dat ook, omdat zij door verwantschap en de karmische wet altijd tot dezelfde individualiteit in een reeks van verschillende lichamen worden aangetrokken, enz.17.
17) (Zie ‘Transmigration of the Life Atoms’, Five years of Theosophy, blz. 533-539.) Het collectieve aggregaat van deze atomen vormt zo de anima mundi van ons zonnestelsel, de ziel van ons kleine heelal, waarvan ieder atoom natuurlijk een ziel, een monade, een klein heelal is, in het bezit van bewustzijn en dus van een geheugen. (Deel 1, Afdeling 3, ‘Goden, monaden en atomen’.)
Nu zijn de occultisten – die elk atoom in het heelal, of het nu samengesteld of enkelvoudig is, terugvoeren tot de Ene eenheid of het universele Leven; die niet erkennen dat er in de Natuur ook maar iets anorganisch kan zijn; die niet zoiets als dode stof kennen – consequent in hun leer van geest en ziel, als zij spreken over een geheugen, een wil en gewaarwording in elk atoom. Maar wat kan een materialist met die kwalificatie bedoelen? De wet van de biogenese, in de betekenis die de volgelingen van Haeckel eraan geven, ‘is het gevolg van de onwetendheid van die wetenschapper over occulte fysica’. Wij kennen en spreken over ‘levensatomen’ – en over ‘slapende atomen’ – omdat we van mening zijn dat deze twee vormen van energie – de kinetische en de potentiële – worden voortgebracht door een en dezelfde kracht of het ene leven, en omdat we dit laatstgenoemde als de bron en beweger van alles beschouwen. Maar wat is het dat aan de ‘plastidulaire zielen’ van Haeckel energie en vooral een geheugen verschafte? De ‘golfbeweging van levende deeltjes’ wordt begrijpelijk door de theorie van het geestelijke ENE LEVEN, van een universeel levensbeginsel, onafhankelijk van onze stof en dat zich alleen op ons bewustzijnsgebied manifesteert als atomaire energie. Dat is het wat, in de menselijke cyclus geïndividualiseerd, van vader op zoon wordt overgebracht.

Blavatsky, Deel III (p. 485):
485: Evenals de meetkunde onder de wiskundige wetenschappen in het bijzonder in verband staat met de bouwkunst en ook (om tot algemeenheden over te gaan) met de kosmogonie, moet, omdat de tien Jods van de Pythagoreesche vierheid of tetraktys de macrocosmos voorstellen, de microcosmos of de mens, zijn beeld, ook in tien punten worden verdeeld.
P. 491: Is DAT dan zowel de bewerkende als de stoffelijke oorzaak van het heelal?
Als het heelal, de macrocosmos en de microcosmos (het zonnestelsel of de aarde, al naar het geval is), tien zijn, waarom is dan de mens in zeven “beginselen” verdeeld? Ziehier de reden waarom het volmaakte getal in tweeën verdeeld is: de krachten zijn in haar volledigheid, d.w.z. boven-geestelijk en stoffelijk, TIEN, namelijk drie op het subjectieve en onbegrijpelijke, en zeven op het objectieve gebied. Bedenk dat ik u thans de beschrijving geef van de twee tegengestelde polen:
(a) de oorspronkelijke driehoek (de Monade), die zodra hij zich weerkaatst heeft in de “hemelse mens”, de hoogste der lagere zeven, verdwijnt en weder tot “stilte en duisternis” terugkeert, en
(b) de astrale paradigmatische mens, wiens Monade (Âtmâ) ook door een driehoek wordt voorgesteld, daar zij in bewuste Devachanische tussenpozen ene drieheid moet worden. Daar de zuiver aardse mens om zo te zeggen ondersteboven in het heelal van stof weerkaatst is, wordt de bovenste driehoek, de zetel van de scheppende ideatie en de subjectieve potentialiteit van het vormende vermogen, in de mens van stof onder de zeven geplaatst.

Gottfried de Purucker boek Grondslagen der Esoterische Wijsbegeerte, Hoofdstuk 7: In deze allegorie wordt de invloed van geluid, kleur en getal zo ingenieus verwerkt, dat de werkelijke esoterische betekenis wordt versluierd. Voor de buitenstaander klinkt het als een van de vele onbetekenende sprookjes over de schepping; maar er schuilt een diepe geestelijke en goddelijke, stoffelijke en magische betekenis in. Uit Amitâbha – geen kleur of de witte glorie – komen de zeven gedifferentieerde kleuren van het prisma voort. Deze zenden elk een corresponderend geluid uit, waardoor de zeven van de toonladder ontstaan. Omdat van de mathematische wetenschappen de geometrie in het bijzonder verband houdt met de architectuur en ook, om op universele begrippen over te gaan, met de kosmogonie, moest, daar de tien jods van de pythagorische tetrade of tetraktis het symbool zijn geworden van de macrokosmos, ook de microkosmos of de mens, het evenbeeld ervan, in tien punten worden verdeeld. Zoals zal blijken heeft de natuur zelf hierin voorzien.
Als het heelal, de macrokosmos en de microkosmos tienvoudig zijn, waarom zouden we de mens dan in zeven ‘beginselen’ verdelen? De reden dat het volmaakte getal tien in tweeën wordt verdeeld, een reden die niet in het openbaar moet worden bekendgemaakt, is de volgende: In totaal, dat wil zeggen, supergeestelijk en stoffelijk, zijn er tien krachten, te weten, drie op het subjectieve gebied waarvan men zich geen voorstelling kan maken en zeven op het objectieve gebied. Denk er aan dat ik u nu de beschrijving geef van de twee tegengestelde polen:
(a) de oorspronkelijke driehoek die, zodra hij zich in de ‘hemelse mens’, de hoogste van de lagere zeven, heeft weerspiegeld – verdwijnt en naar ‘stilte en duisternis’ terugkeert; en
(b) de astrale paradigmatische mens, van wie de monade (âtman) eveneens door een driehoek wordt voorgesteld, omdat ze in bewuste devachanische intermezzo’s een triade moet worden.

Aurisch wezen:
Zevenvoudig magnetisch veld dat de persoonlijkheid omsluit. Deze vormt het "firmament" van onze microkosmos. Als drager van ons verleden - van onze voorgaande levens - en van het karma in onze microkosmos, bepaalt hij de levensloop van de persoonlijkheid die erin wordt geïncarneerd. De twaalf magnetische punten in dit firmament - onze inwendige dierenriem - beïnvloeden de ganse persoonlijkheid via de twaalf paren hersenzenuwen in het hoofdheiligdom. Deze twaalf instrumenten van de persoonlijkheid dienen door Jezus (de nieuwe Ziel) gekozen te worden, vervolgens gedoopt (verbonden met het nieuwe leven) en gevoed, teneinde "discipelen" te worden die de persoonlijkheid volledig naar de Christuskracht zullen oriënteren. In het aurisch wezen onderscheidt men ook een indrukwekkende menselijke vorm - een imitatie van de hemelse Mens - het hogere zelf, dat zich kan voordoen als een "lichtengel", en dat aanleiding geeft tot vele mystieke of occulte illusies (zie Microkosmos).

Bevrijding:
Door de wedergeboorte van de oorspronkelijke goddelijke Ziel in de microkosmos en het herstel van de verbinding met de Geest wordt de onderworpenheid aan de krachten en machten van deze natuur overwonnen. Zo kan de mens ontsnappen aan de kluisters der reïncarnaties. Zo kan de microkosmos de sfeer van het oorspronkelijke Leven - het Oorspronkelijk Rijk - opnieuw integreren.

Christus:
Dit is de centrale Geest van onze planeet (zie : Oorspronkelijk Rijk). Dit stralingsveld van de Universele Broederschap - of de kosmische Christus - heeft zijn brandpunt in het hart van de zevenvoudige planeet. Deze stuwt de mensheid voortdurend tot het vervullen van de Goddelijke Gedachte die elke mens in zich draagt. Zo worden sinds het begin der tijden Christusimpulsen uitgestuurd om de "verloren zoon" terug te brengen naar het oorspronkelijke Vaderland. Wanneer in een microkosmos het ikbewustzijn vervangen wordt door het krachtveld van het Christusbewustzijn ("niet ik ben het die leeft, doch hij leeft in mij") wordt degene die het pad gevolgd heeft een Christus. Zo kan de Jezusmens die Christusmens geworden is ten volle getuigen van de realiteit die hij beleeft, van de weg van wedergeboorte door water en Geest die elke mens dient te volgen. Het historische aspect verdwijnt achter de gnostieke dimensie.

Ethers:
Van de Oorspronkelijke Zevengeest - de Oorspronkelijke Zevenvoudige Aarde - gaan zeven Krachten uit, waaruit de ware Mens leefde. In onze noodorde blijven van de zeven Krachten van dit vitale systeem slechts vier zeer afgezwakte aspecten over : 1. de chemische of scheikundige ether, die het leven en de ontwikkeling van het fysische lichaam in stand houdt,2. de levensether, die in verband staat met de voortplanting,3. de lichtether, met betrekking tot de gevoelens, 4. de weerspiegelende ether, die verband houdt met het denken. Deze vier dialectische krachten - deze vier spijzen - hebben slechts een vaag verband met de vier oorspronkelijke Krachten - de vier Heilige Spijzen. Nochtans stammen zij uit dezelfde Bron, uit het hart van de kosmische Zevengeest, doch zij stemmen overeen met veel lagere radiaties van het hart der Oermaterie. Het proces der transfiguratie heeft tot doel de persoonlijkheid met deze heilige voeding te confronteren, en de oorspronkelijke ethers weer in de plaats te stellen van de dialectische ethers, om het systeem weer levenskrachtig te maken, opnieuw gericht op de zevenvoudige Roos, en in staat om de drie hogere ethers te ontvangen die de totale heropbouw van de microkosmos zullen bewerkstelligen. Een gnostieke Geestesschool brengt - door zijn binding met het nieuwe levensveld - een haard van concentratie van deze hogere ethers; zonder deze kan de ware Alchemie niet plaatsvinden.

Microkosmos:
De ware Mens, die een samenvatting is van de ganse schepping, vormt een geheel van zeven sferen, van zeven krachtvelden die elkaar doordringen en waardoor de Oorspronkelijke Mens harmonisch in verbinding stond met de macrokosmos, de kosmische Zevengeest. Onze persoonlijkheid met zijn zeven aspecten is nog slechts een zwakke weerspiegeling van wat de Oorspronkelijke Mens was. Het afbreken door de Ziel van de verbinding van de mens met de Geest bracht de val en de aftakeling van de microkosmos met zich mee. De Wedergeboorte in "het Rijk der Hemelen" vertegenwoordigt de herintegratie van de microkosmos in de oorspronkelijke volmaaktheid. Deze omvat de opstanding van de oorspronkelijke Ziel en het herstel van de band tussen Mens en Geest. Door deze verbinding wordt het gewone bewustzijn - dat beperkt is tot ons dialectische levensdomein - omvat in het immense bewustzijn van de microkosmos, die meewerkt aan het goddelijke Plan voor de mensheid. De kennis van dit plan - die in het hart van onze microkosmos bewaard wordt - is een van de essentiële punten van de gnostieke Bevrijdingsleer, want zij doet alle religieuze en occulte bespiegelingen en illusies teniet. De zevenvoudige persoonlijkheid wordt omgeven door een "openbaringsveld" (of ademveld) waarin de krachten en substanties binnendringen uit de atmosfeer en het grote kosmische veld waaruit deze persoonlijkheid leeft. Doch dit geheel staat onder de controle van een "aurische sfeer" die de "hemel" van onze microkosmos vormt, waarin de som van de ervaringen der persoonlijkheden (zie reïncarnatie) die achtereenvolgens deze microkosmos bewoond hebben een eenheid vormen - een hoger zelf of "deurwaarder" - die de bron is van allerlei occulte illusies, verschijningen en mystieke fenomenen die op de persoonlijkheid parasiteren en de mens in zijn aardse beperkingen kluisteren. Alleen de verbreking van dit keurslijf door de volledige zelfopoffering kan de microkosmos bevrijden en het zevenvoudige geestelijke veld toelaten de mens in zijn oorspronkelijke schittering te herstellen.

====

Zie ook:

Boeken:

Externe Links

<< vorige || volgende >>

Categorie: Artikelen | Rapport | Auteur: Harry Nijhof


Deze pagina werd sedert 16 dec. 2007 keer bekeken.