Zeven Domeinen - Zeven wijsheidssleutels

Het eerste boek Genesis 1:26-28 van de Hebreeuwse Bijbel maakt al van een archetype gebruik:
En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
Krishnamurti: En in die afstand, de verdeling tussen de ziener en het ding dat wordt gezien, in die verdeling ligt het gehele conflict van de mens.
Hoe meer we over 'de waarheid' praten of zelfs maar denken, hoe verder we die van ons wegduwen.
Geen enkele organisatie of georganiseerde religie kan de mens naar waarheid of naar zijn verlossing leiden.
Waarheid is een land zonder paden.
Er bestaat geen pad naar de waarheid.
Je moet je eigen leraar en je eigen leerling zijn.
De tijd is nu,
de tijd omvat … het verleden,
de toekomst is nu.
Dus de dood is nu (kies: 'uitspraken').
Bewustzijn is de inhoud van het bewustzijn.

Homo sapiens, 'Zichtbaar en Onzichtbaar', 'Materiële en Immateriële wereld')

H.P. Blavatsky: U kunt het pad niet bewandelen vóór u dat pad zelf bent geworden.
… hetzij men zich naar de bloem van het oosten of naar de academies van het westen keert, het reizen langs het pad gebeurt zonder zich te bewegen. U bént het pad. (De stem van de stilte).
Krishnamurti: En in die afstand, de verdeling tussen de ziener en het ding dat wordt gezien, in die verdeling ligt het gehele conflict van de mens.
Hoe meer we over 'de waarheid' praten of zelfs maar denken, hoe verder we die van ons wegduwen.
Geen enkele organisatie of georganiseerde religie kan de mens naar waarheid of naar zijn verlossing leiden.
Waarheid is een land zonder paden.
Er bestaat geen pad naar de waarheid.
Je moet je eigen leraar en je eigen leerling zijn.
Antonio Machdo: Reiziger, er is geen pad, je moet het pad al gaande banen.
Escher: Vul niet uw leegte, maar leeg uw volte.

Mikhaël AïvanhovIn geest en in waarheid
De titel van deze nieuwe uitgave is ontleend aan een mysterieuze passage in het Johannes evangelie, waar Jezus in gesprek is met een Samaritaanse vrouw. Hij zegt: “Er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, dit zal doen in
Geest en in waarheid.” Meester Aïvanhov gaat in op de vele aspecten die voor een goed begrip van deze zinsnede een rol spelen.

Mikhaël Aïvanhov De gouden sleutel
De mens heeft altijd gezocht naar de zin van het bestaan. De vele filosofieën en religies die in de wereld zijn verkondigd, zijn daarvan het bewijs. Het probleem was en is nog steeds hoe deze leringen in het dagelijks leven toe te passen.
De auteur van dit boek,
Omraam Mikhaël Aïvanhov, noemde zich dan ook 'pedagoog', omdat het hem erom ging zijn unieke benadering van deze universele kennis voor ieder mens toegankelijk en direct bruikbaar te maken, zowel praktisch als spiritueel.
De '
gouden sleutel' die hij daarbij hanteert, is het onderscheiden van twee naturen in de mens: de persoonlijkheid en de individualiteit, oftewel de lagere en de hogere natuur.
'Alle ervaringen, gelukkige en ongelukkige, die ons in het leven overkomen, hebben enkel en alleen die ontmoeting tussen ons
menselijke zelf en ons goddelijke Zelf tot doel. Op het moment dat deze twee partijen zover zijn dat ze samensmelen, verenigen zich de Hemel en de aarde in ons om de overvloed en de vreugde te scheppen.'
Het juiste begrip van deze
twee naturen stelt ons in staat een dieper inzicht te krijgen in typisch psychologische, pedagogische en sociale vraagstukken. Inzichten die het ons mogelijk maken fundamenteel te veranderen. Het ziet er echter naar uit dat de huidige wetenschap en de als 'hoog ontwikkeld' omschreven samenleving ons deze fundamentele verandering niet kunnen bieden; de mens heeft bruikbare, eigentijdse aanwijzingen nodig om innerlijk te evolueren.

John Brockman Wetenschappelijk onkruid 179 hardnekkige ideeën die vooruitgang blokkeren (p. 22):
De Theorie van Alles
Geoffrey West Theoretisch natuurkundige; universiteitshoogleraar aan en voormalig president van het Santa Fe Institute.
25: Kortom, de zoektocht naar een Grote Integrale Theorie van alle basiskrachten in de natuur kunnen we alleen maar toejuichen en bewonderen, maar laten we daarmee vooral niet impliceren dat die in principe álles kan verklaren en voorspellen. Laten we in plaats daarvan beginnen met een parallelle zoektocht naar een Grote Integrale Theorie van de Complexiteit. De ontwikkeling van een kwantitatief, analytisch, principieel, voorspellend raamwerk om inzicht te krijgen in complexe adaptieve systemen is zonder meer een van de grote uitdagingen van de eenentwintigste eeuw. Net als alle grote syntheses zal deze onvermijdelijk onvolledig blijven, maar niettemin ongetwijfeld een inspiratiebron zijn voor waardevolle, mogelijk revolutionaire nieuwe ideeën, concepten en technieken.

De adepten in Amerika in 17761
1) Noot vert.: H.P. Blavatsky geeft in haar artikel ‘Adepts and politics’ (Collected Writings, 6:15-20) een andere kijk op dit onderwerp.
De grote theosofische adepten die de wereld afzochten naar een geest met behulp waarvan ze in Amerika de reactie konden teweegbrengen die toen nodig was, vonden in Engeland Thomas Paine. In 1774 beïnvloedden ze hem, geholpen door die achtenswaardige broeder Benjamin Franklin, om naar Amerika te komen. Hij kwam hier en was de belangrijkste aanstichter tot de afscheiding van de koloniën van de Britse kroon. Op aanraden van Washington, Franklin, Jefferson en andere vrijmetselaars, van wie het denken door de leringen van de symbolische graden van de vrijmetselarij geschikt waren om op de juiste manier te redeneren, en om theologisch conservatisme te verwerpen, schreef hij Common Sense, dat de toorts was voor de brandstapel waarvan het verwoestende vuur de banden tussen Engeland en Amerika wegbrandde. Voor Common Sense werd hij vaak openlijk bedankt. George Washington schreef op 10 september 1783 aan Paine:
Het zal voor mij een groot genoegen zijn u te ontmoeten. Uw aanwezigheid zal het Congres herinneren aan uw vroegere diensten aan dit land, en als ik hen ervan kan doordringen, zal ik mij zo goed mogelijk inspannen voor de vrijheid, want dit zal met vreugde worden gedaan door iemand die zich maar al te goed bewust is van het belang van uw werk.

Stefan Carey en Andrew Rooke De zeven juwelen van wijsheid
De lijst van bekende mensen in het westen die de reïncarnatiegedachte hebben geaccepteerd is enorm, en omvat onder andere Plato, Marcus Aurelius, Paracelsus, Henry More, Alfred Lord Tennyson, Edgar Allen Poe, Herman Melville, Gustav Mahler, H.G. Wells en George Santayana.
Zoals
Benjamin Franklin zei: Als ik zie dat niets wordt vernietigd en geen druppel water wordt verspild, kan ik niet geloven in de vernietiging van de ziel, of dat [God] het zou toelaten dat dagelijks miljoenen kant en klare geesten worden verspild en Zichzelf vervolgens de moeite getroost voortdurend nieuwe aan te maken.
Ik zie de dood als iets dat even
onontbeerlijk is als de slaap. We zullen de volgende ochtend weer fris opstaan. – Ibid., blz. 271

G.N.M. Tyrrell - Ontdekkingen van de parapsychologie
Het komt zelden voor dat een mysticus probeert een ervaring onder woorden te brengen zoals zijn inspiratie hem die wezenlijk deed beleven. Dit zou tot niets leiden. Evenals bij kunstzinnige inspiratie is het gewoonlijk de uitdrukkingsvorm, van de ervaring die wordt afgeschilderd. En het meest voorkomende is, dat deze uitdrukkingsvorm is samengesteld uit begrippen die het bewuste denken al bekend zijn. De ervaring moet als het ware worden omgewisseld in een courante muntsoort. Vandaar dat, hoewel de ervaring waar het in mystiek beleven op aankomt, overal ter wereld en door alle eeuwen heen dezelfde is, de uitdrukkingswijzen verschillend zijn. Daardoor komt het dat Plotinus de hemelse Venus ziet, Suso de eeuwige wijsheid, Teresa van Avila de liefde tot de mens van Christus, Blake de vreemde personages in zijn profetische boeken; anderen zien kennelijk symbolische voorstellingen." (id., blz. 325/6) Dit alles is verwarrend voor iemand die het betrekkelijkheidsprincipe niet kan begrijpen. De mysticus klampt zich vast aan de waarheid achter het veranderlijke symbool; de letterknecht aan het symbool. Etc.
Het is een veel voorkomend dwaalbegrip dat mystici mensen zijn die stil voor zich uit zitten te dromen. Niets is historisch minder waar. "Alle beschrijvingen van de westerse mystiek," zegt Evelyn Underhill, "zijn eveneens beschrijvingen van intensieve menselijke arbeid - niet alleen van de 'worstelaars met de geest', maar ook van grote organisatoren zoals Teresa van Avila en Johannes van het Kruis van missionarissen die het leven predikten voor de geestelijk doden, zoals Franciscus van Assisi, Ignatius van Loyola, Eckhart, Suso, Tauler en Fox; (30) van profetessen als Catharina van Genua, dichteressen als Mechthild van Maagdenburg; van profeten en dichters als Blake en Jacopone da Todi; en ook van enkele buitengewoon sterke persoonlijkheden wier deelhebben aan het absolute leven hen schijnt te hebben gedwongen een nationale rol te spelen.

De kwantumverstrengeling, de elektronenconfiguratie komt in het artikel Dualiteit in de evolutie van Thijs Prent en in hoofdstuk 4 Chaos-Theos-Kosmos (p. 373) en hoofdstuk 15 Goden, monaden en atomen (p. 675) in De Geheime Leer Deel I aan de orde. H.R. Opdenberg werkt het thema 'verstrengeling' in zijn artikel Het oneindig gevarieerde heelal uit.
Het begripsvermogen van de mens verdeelt het gemanifesteerde universum in twee onderling afhankelijke delen: de lichtzijde, de geestelijke of goddelijke zijde van de natuur; en de materiezijde, het voertuiglijke aspect. De lichtzijde wordt vertegenwoordigd door de architecten en de materiezijde door de bouwers. In werkelijkheid is het bijna onmogelijk een scheidslijn te trekken tussen de twee: beide worden opgebouwd door menigten kosmische monaden die alleen in hun graad van ontwikkeling verschillen, en op het overgangspunt vrijwel identiek zijn.
H.P. Blavatsky verdeelde deze monaden in twee parallelle triaden: de triade van het licht die bestaat uit goden-monaden-atomen (De Geheime Leer deel I, p. 606, 675); en de voertuiglijke triade die betaat uit chaos-theos-kosmos (De Geheime Leer deel I, p. 373). Wanneer deze twee triaden zich verenigen, werken de goden in chaos, de monaden in theos en de atomen in kosmos. Wanneer we iedere triade individueel beschouwen, zien we dat aan de spirituele zijde de goden door de monaden werken, en de monaden door de atomen, terwijl aan de materiële zijde, chaos in theos werkt en theos in kosmos.

G. de Purucker BEGINSELEN VAN DE ESOTERISCHE FILOSOFIE Een toelichting op De Geheime Leer van H.P. Blavatsky
Hoofdstuk 13 Het evolutieproces. Zelf, ego en ziel: ‘ik ben’ en ‘ik ben ik’. (p. 160, 161):
160,161: De tijd die ons vanavond ter beschikking staat is bijna verstreken, maar er is nog één punt dat we beslist, zij het vluchtig, moeten aanroeren. Toen Leibniz sprak over de inherente drang in iedere monade die haar tot manifestatie aanzet, putte hij uit de oude boeken en uit de pythagorische en neoplatonische leringen die hij bestudeerde, en hij bedoelde daarmee hetzelfde als wij, wanneer we over svabhåva spreken, namelijk de essentiële natuur van iets. Op één punt in zijn lering moeten we echter nog wijzen en wel waar hij in feite zegt dat onze wereld de best mogelijke wereld in het heelal is. Wie van u bekend is met de grote Franse filosoof Voltaire, zal zich misschien zijn boek Candide herinneren, of ‘Optimisme’, waarin Voltaire kennelijk een aanval doet op de optimistische theorieën van Leibniz en waarin twee figuren voorkomen, de verstokte irrationele optimist dr. Pangloss, en de jongeman, Candide. Deze, een leerling van dr. Pangloss, is een jonge filosoof, een door en door zelfzuchtige optimist, die alle tegenslagen in het leven met grote onverschilligheid en kalmte aanvaardt en om menselijke ellende glimlacht. Voltaire wijdt aan deze twee figuren een passage (Candide, hfst. 6), waarin hij met de scherpte en kernachtigheid die zo’n groot sieraad van de Franse geest zijn, zegt, Si c’est ici le meilleur des mondes possibles, que sont donc les autres? – ‘Als dit de beste van alle mogelijke werelden is, hoe staat het dan met de andere?’ Inderdaad een veelzeggende opmerking en een heel juiste. Het is niet de best mogelijke van alle werelden. Lang niet. Het zou er voor ons mensen droevig en hopeloos uitzien als het zo was! Toch had de grote Duitse filosoof gelijk in die zin, dat het de best mogelijke wereld is die er door het karma van de wereld kon zijn of kon worden voortgebracht; en als ze niet beter is, zijn wijzelf daarvoor grotendeels verantwoordelijk.
Hoofdstuk 27 De twee fundamentele kosmische hiërarchieën: stof en geest-bewustzijn. Chaos-theos-kosmos: goden-monadenatomen. (p. 355):
359: Om de zaak duidelijker te maken, zullen we een symbolische schets geven van de
twee paden van groei of ontwikkeling van de '''twee fundamentele kosmische hiërarchieën'''.

Aan de linker- of stofzijde:Aan de rechter- of goddelijke zijde de lichtzijde:
CHAOSGODEN
THEOSMONADEN
KOSMOSATOMEN

die met elkaar corresponderen; en voorzover het de aard van de mens betreft: (1) het goddelijke; (2) het geestelijke of menselijke; en (3) het kosmisch-astrale.

Een introductie tot De Geheime Leer van H.P. Blavatsky - De ‘Geheime Leer’ en de studie daarvan1 (p. 9):
Fragmenten van aantekeningen gemaakt tijdens het persoonlijk onderricht dat HPB in de jaren 1888-1891 aan privéleerlingen heeft gegeven, die voorkomen in een dik manuscript dat door mijn vader, die een van de leerlingen was, aan mij werd nagelaten. – P.G.B. Bowen
‘HPB’ deed vorige week bijzonder interessante uitspraken over ‘De Geheime Leer’. Nu ze me nog helder voor de geest staan, kan ik beter alles ordenen en veilig op papier zetten. Zoals ze zelf zei, kunnen ze over 30 of 40 jaar van nut zijn voor iemand.
Ten eerste is De Geheime Leer maar een heel klein fragment van de esoterische leer, zoals die bekend is aan de hogere leden van de occulte broederschappen. Het boek bevat volgens haar precies zoveel als door de wereld in deze komende eeuw kan worden ontvangen. Dit riep een vraag op – waarop ze het volgende verklaarde:
‘De wereld’ betekent de mens die in de persoonlijke natuur leeft. Deze ‘wereld’ vindt in de twee delen van de GL alles wat haar hoogste begripsvermogen kan bevatten, maar niet meer. Maar dat betekent niet dat de discipel die niet in ‘de wereld’ leeft niet méér in het boek zou kunnen vinden dan de ‘wereld’ erin vindt. Elke vorm, hoe ruw ook, draagt het verborgen beeld van zijn ‘schepper’ in zich. Zo draagt ook het werk van een schrijver, hoe duister het misschien ook is, het verborgen beeld van de kennis van de schrijver in zich.
1) De Engelse tekst hiervan is gepubliceerd in Theosophy in Ireland (11:1), januari-maart 1932.

De Geheime Leer PROLOOG - BLADZIJDEN UIT EEN VOORHISTORISCH TIJDPERK (p. 31):
Vóór zich ziet de schrijfster een archaïsch handschrift – een verzameling palmbladeren die door een bepaald onbekend procédé onaantastbaar zijn gemaakt voor water, vuur en lucht. Op de eerste bladzijde staat een vlekkeloos witte schijf tegen een dofzwarte achtergrond. Op de volgende bladzijde dezelfde schijf, maar met een punt in het midden. De onderzoeker weet dat de eerste de Kosmos in de eeuwigheid voorstelt, vóór het opnieuw ontwaken van de nog sluimerende energie, de uitstraling van het Woord in latere stelsels. De punt in de tot dusver vlekkeloze schijf, Ruimte en eeuwigheid in pralaya, geeft de dageraad van de differentiatie aan. Het is de punt in het wereld-ei (zie Afdeling II, ‘Het wereld-ei’), de kiem er binnenin die het Heelal zal worden, het AL, de grenzeloze periodieke Kosmos. Deze kiem is op afwisselende tijden slapend en actief. De ene cirkel is de goddelijke eenheid, waaruit alles voortkomt en waarnaar alles terugkeert. Zijn omtrek – een noodzakelijk begrensd symbool, gezien de beperking van het menselijke verstand – geeft de abstracte, altijd onkenbare TEGENWOORDIGHEID aan, en het vlak waarin de cirkel ligt, correspondeert met de universele ziel, hoewel deze twee één zijn. Het feit dat alleen de oppervlakte van de schijf wit is en de achtergrond zwart, toont duidelijk aan dat haar gebied de enige kennis is, hoewel nog vaag en nevelig, die de mens kan bereiken. Dit is het gebied waar de manifestaties van het manvantara beginnen, want in deze ZIEL sluimert tijdens de pralaya de goddelijke gedachte1, waarin het plan van iedere toekomstige kosmogonie en theogonie verborgen ligt.
H.P. Blavatsky De Geheime Leer Deel I Stanza 1 De nacht van het heelal (p. 66,67):
(a) Tijd is alleen maar een illusie, voortgebracht door de opeenvolging van onze bewustzijnstoestanden op onze reis door de eeuwige duur; hij bestaat niet waar er geen bewustzijn is waarin die illusie kan worden teweeggebracht, maar ‘ligt dan te slapen’. Het nu is slechts een wiskundige lijn die dat deel van de eeuwige duur dat wij de toekomst noemen, scheidt van het gedeelte dat wij het verleden noemen. Niets op aarde heeft werkelijke duur, want niets blijft ook maar tijdens het miljardste deel van een seconde onveranderd of gelijk. De gewaarwording die wij hebben van de werkelijkheid van het deel van de ‘tijd’ dat bekend staat als het nu, wordt veroorzaakt door het vervagen van dat kortstondige beeld, of opeenvolging van beelden, die door onze zintuigen worden opgevangen, terwijl de waargenomen dingen overgaan van het gebied van idealen dat wij de toekomst noemen, naar dat van herinneringen dat wij het verleden noemen.
Dit geldt ook voor personen en zaken die, terwijl ze uit het ‘nog te zijn’ overgaan in het ‘zijn geweest’, uit de toekomst naar het verleden, voor een ogenblik aan onze zintuigen als het ware een dwarsdoorsnede laten zien van hun hele zelf, wanneer zij door de tijd en de ruimte (als stof) op weg gaan van de ene eeuwigheid naar de andere: en deze twee vormen de enige ‘duur’ waarin alles werkelijk bestaat, indien onze zintuigen maar in staat waren dat daar op te merken.
73: De drie tijdperken – het heden, het verleden en de toekomst – vormen in de esoterische filosofie een samengestelde tijd; want deze drie zijn slechts samengesteld met betrekking tot het gebied van de verschijnselen, maar in het rijk van de noumena hebben zij geen abstracte geldigheid. Zoals in de geschriften wordt gezegd: ‘De verleden tijd is de tegenwoordige tijd en ook de toekomst, die, hoewel zij nog niet tot bestaan is gekomen, toch is’; zo luidt een voorschrift van de Prasanga Madhyamika leer, waarvan de dogma’s bekend waren sinds deze zich losmaakte van de zuiver esoterische scholen.
74: Wat is de tijd bijvoorbeeld anders dan de opeenvolging in panorama’s van onze bewustzijnstoestanden? Met de woorden van een Meester, ‘Het irriteert mij deze drie onhandige woorden – verleden, heden en toekomst – te moeten gebruiken, die armzalige begrippen van de objectieve fasen van het subjectieve geheel; zij zijn vrijwel even weinig geschikt voor het doel als een bijl voor fijn houtsnijwerk.’ Men moet
paramartha verkrijgen opdat men niet een te gemakkelijke prooi wordt voor samvriti – dit is een filosofisch axioma7.
7) Duidelijker gezegd: ‘Men moet waar zelfbewustzijn verkrijgen om samvriti, de ‘oorsprong van de misleiding’, te begrijpen.’
Paramartha is synoniem met de Sanskrietterm svasam-vedana of ‘de bespiegeling die zichzelf analyseert’. Er is een verschil in interpretatie van de betekenis van paramartha tussen de Yogacharya’s en de Madhyamika’s, maar geen van beiden verklaren de werkelijke en ware esoterische betekenis van de uitdrukking. Zie verder Sloka 9.

De Scheppende Stilte – Overpeinzingen over ‘De Stem van de Stilte’ (Theosofia juni 2010):
Rohit Mehta heeft in deze overpeinzingen over het bekende werk van H.P. Blavatsky
De Stem van de Stilte, getracht een verklaring te geven van een van de merkwaardigste boeken die ooit over het geestelijk leven zijn geschreven. Blavatsky geeft daarin de mystieke leer van de Boeddha en de leer van de vedanta weer. Beide zijn nagenoeg identieke wijsgerige stelsels. Zo noemt zij vedanta 'vergeestelijkt boeddhisme'en boeddhisme 'radicaal vedantisme'.

Grace F. Knoche Duizend lichten aansteken - hoofdstuk 11 Psychische vermogens en paranormale verschijnselen (p. 145/146):
De Stem van de Stilte, blz. 68, 38-9
In deze fragmenten die zijn gekozen uit het ‘Boek van de gulden voorschriften’ heeft HPB voor ‘het dagelijks gebruik’ van studenten in deze tijd de eeuwenoude lering weergegeven dat we vanaf de eerste tot de laatste stap keuzes maken en daardoor ons karakter en het karma vormen dat naar deze belangrijkste keuze voert. Zij wijdt haar Stem van de Stilte aan de keuze tussen twee paden van geestelijke discipline waarmee de ‘kandidaat voor wijsheid’ wordt geconfronteerd: het ene dat gericht is op bevrijding, verlichting voor zichzelf, en eindigt in nirvanische wijsheid zonder dat men daarna nog naar de aarde terugkeert; het andere dat van zelfverloochening, een langzamer pad dat een grotere uitdaging vormt, en wordt gekozen door hen die de weg van mededogen willen volgen, en waarvan boeddha’s en christussen voorbeelden zijn.

Kosmische Evolutie (H.P. Blavatsky Theosofia mei 2012):
i-9. Maar waar was de dangma toen de alaya van het heelal in paramartha was en het grote wiel anupadaka was? De Dangma is de ziener; Alaya is de wereldziel, de universele ziel, het eeuwig onveranderlijke principe in het universum; Paramartha is Absoluut Zijn en Bewustzijn; de blijvende en onvergankelijke realiteit; Anupadaka is de vormloze, eeuwige, absolute toestand.

Een korte inleiding tot de Stanza’s van Dzyan (Ingmar de Boer Theosofia februari 2012 p. 8-13):
Alaya
Blavatsky gebruikt het begrip alaya onder andere in shloka 1.9 om de 'universele ziel', het eeuwig onveranderlijk principe in het universum aan te duiden. Dit begrip komt heel dicht bij paramartha, 'ultieme werkelijkheid'. Het is de objectieve realiteit, dat wil zeggen los van alle (persoonlijke) interpretatie. deze realiteit is blijvend en onvergankelijk.

H.P. Blavatsky De Sleutel tot de Theosofie
Enkele woorden over de
Skandha's (p. 142,143):
B: Ik begin het nu
beter te begrijpen. Het zijn als het ware de skandha’s die het meest veredelend zijn, de geestelijke, die zich aan de incarnerende ego hechten en blijven bestaan; ze worden toegevoegd aan zijn geestelijke ervaringen. En het zijn de eigenschappen, verbonden aan de materiële skandha’s, met zelfzuchtige en persoonlijke motieven, die verdwijnen van het veld van handeling tussen twee incarnaties en weer te voorschijn komen bij de daaropvolgende incarnatie als karmische gevolgen die moeten worden vereffend; en daarom zal de geest devachan niet verlaten. Is het zo?
143: Th: Vrijwel geheel juist. Als u daaraan toevoegt dat de wet van vergelding of karma, die in devachan het hoogste en meest geestelijke beloont, nooit nalaat ze op aarde opnieuw te belonen door er een verdere ontwikkeling aan te geven en de ego een lichaam te verschaffen dat daarvoor geschikt is, dan is het helemaal juist.
Hoofdstuk XI Over de mysterien van reincarnatie (p. 187):
B: Moet ik daaruit opmaken dat de wet van karma niet noodzakelijkerwijs een individuele wet is?
Th: Dat is precies wat ik bedoel. Karma zou onmogelijk het evenwicht van krachten in het leven en de loop van de wereld kunnen herstellen, als het niet een breed en algemeen vlak van werking had. Theosofen zien het als een waarheid dat de
onderlinge afhankelijkheid van de mensheid de oorzaak is van wat distributief karma wordt genoemd, en het is deze wet die de oplossing biedt voor het grote vraagstuk van het collectieve lijden en de opheffing daarvan. Bovendien is het een occulte wet dat niemand boven zijn individuele zwakheden kan uitstijgen zonder het geheel, waarvan hij een integrerend deel vormt, te verheffen, al is dat nog zo weinig. Om dezelfde reden kan iemand niet alleen zondigen, of alleen de gevolgen van zonden ondergaan. In werkelijkheid bestaat er niet zo iets als ”afgescheidenheid”; en wat het meest op die zelfzuchtige toestand lijkt en bij de bestaande levenswetten mogelijk is, ligt in bedoelingen of motieven.
BESLUIT
Verklarende Woordenlijst (p. 198):
Het karma, ’t denken en het doen der ziel,
Haar
ik, geweven uit d’onzichtb’ren tijd
Als schering voor den inslag harer daân —
Zij
stille deugd. Haar oog is overal.
Wie
goed doet, krijgt zijn deel. Wie haar bedroeft
Door zonde, ontvangt wat hij
verdient, schoon soms
Dharma lankmoedig toeft.
291: De
alchemie is in de achtste eeuw van onze jaartelling het eerst in Europa gebracht door Geber, de grote Arabische wijze en filosoof; maar ze was al eeuwenlang in China en Egypte bekend en beoefend. Talloze papyri over alchemie, en andere bewijzen dat ze de geliefkoosde studie van koningen en priesters was, zijn opgespoord en bewaard onder de algemene naam van Hermetische verhandelingen (zie Tabula Smaragdina). De alchemie wordt vanuit drie onderscheiden gezichtspunten bestudeerd, die veel verschillende uitleggingen toelaten, namelijk het kosmische, het menselijke en het aardse.
330,331:
Nirmanakaya (Sanskr.). In de esoterische filosofie iets geheel anders dan de betekenis die er gewoonlijk aan wordt gehecht en van de fantasieën van de oriëntalisten. Sommigen noemen het 'nirmanakaya-lichaam ”nirvana met overblijfselen” (Schlagintweit), waarschijnlijk in de veronderstelling dat het een soort nirvanische toestand is waarin bewustzijn en vorm worden behouden. Anderen zeggen dat het een van de trikaya (drie lichamen) is met ”het vermogen iedere verschijningsvorm aan te nemen om het boeddhisme te verspreiden” (een denkbeeld van Eitel); ofwel dat ”het de geïncarneerde avatara van een godheid is” (idem). Het occultisme zegt daarentegen (”Stem van de Stilte”) dat nirmanakaya, hoewel het letterlijk betekent een getransformeerd ”lichaam”, een toestand is. De vorm is die van een adept of yogi die liever deze postmortale toestand intreedt of verkiest dan de toestand van de dharmakaya of het volstrekte nirvana.

De Geheime Leer, Krishnamurti en transformatie – (Aryel Sanat Theosofia april 2003):
9. MAAR WAAR WAS DE DANGMA, TOEN DE ALAYA VAN HET HEELAL IN PARAMARTHA WAS EN HET GROOTE WIEL ANOEPADAKA WAS?10
En Paramartha is de naam van een andere esoterische verhandeling die tot dezelfde verzameling behoort als de Stanza’s en De Stem van de stilte:
Samen met het grote mystieke werk, genaamd
Paramartha, dat, zoals de legende van Nagarjuna ons vertelt, aan de grote Arhat was overgeleverd door de Naga’s of “Slangen” (inderdaad een naam die gegeven werd aan de oude ingewijden), maakte het “Boek der Gouden Voorschriften” aanspraak op dezelfde oorsprong.11
11) Blavatsky, De Stem van de Stilte, p. 11,2

H.P. Blavatsky boek De stem van de stilte
Voorwoord
vii,viii (29,30): Het boek waaruit ik hier vertaal maakt deel uit van dezelfde reeks als die waaraan de ‘stanza’s’ van het Boek van Dzyan zijn ontleend, waarop De Geheime Leer is gebaseerd. Het grote mystieke werk getiteld
Paramartha, dat volgens de legende van Nagarjuna aan de grote arhat ter hand werd gesteld door de naga’s of ‘slangen’ (in feite een naam die werd gegeven aan de ingewijden van de oudheid), en het ‘Boek van de gulden voorschriften’ zouden dezelfde oorsprong hebben. Toch worden de levensregels en denkbeelden ervan, hoe edel en origineel ook, vaak in verschillende vormen aangetroffen in Sanskrietwerken zoals de Jñanesvari, die voortreffelijke mystieke verhandeling waarin Krishna aan Arjuna de staat van een volledig verlichte yogi levendig beschrijft; en men vindt ze ook in sommige Upanishads. Dit is alleen maar natuurlijk, omdat de meeste zo niet alle grote arhats, de eerste volgelingen van Gautama Boeddha, hindoes en arya’s waren, geen Mongolen, vooral zij die naar Tibet emigreerden. De werken die alleen al door Aryasanga zijn nagelaten zijn heel talrijk.
*) Bij elk vers in
De Stem van de Stilte wordt ook naar het betreffende vers in Drie Wegen, Eén Pad verwezen (eerst de pagina/betreffende versnr.).
Fragment I De Stem van de Stilte (p. 1):
Hij die de stem van
nåda2, het ‘geluidloze geluid’, zou willen horen en begrijpen, moet de aard van dhårañå3 leren kennen.
(2) De
‘geluidloze stem’ of de ‘stem van de stilte’. Letterlijk zou dit misschien de ‘stem in het spirituele geluid’ moeten zijn, want het Sanskriet nåda is het equivalent van de Sensar-term.
(3)
Dhårañå is de intense en volkomen concentratie van het denken op een of ander innerlijk onderwerp, waarbij alles wat tot het uiterlijke heelal of de wereld van de zintuigen behoort, volkomen wordt losgelaten.
Voordat de ziel kan zien moet de innerlijke harmonie worden bereikt en moeten onze aardse ogen blind worden voor alle illusie.
Als uw ziel glimlacht, terwijl ze zich baadt in het zonlicht van uw leven; als uw ziel zingt binnen haar cocon van vlees en stof; als uw ziel tranen stort binnen haar burcht van illusie; als uw ziel worstelt om de zilveren draad te verbreken die haar aan de
MEESTER4 bindt; weet dan, discipel, dat uw ziel van de aarde is.
(4) De
‘grote meester’ is een uitdrukking die door lanoes of chela’s wordt gebruikt om het ‘hogere zelf’ aan te duiden. Ze betekent hetzelfde als Avalokiteshvara en ook als ÅdiBoeddha bij de boeddhistische occultisten, als ÅTMAN of het ‘zelf’ (het hogere zelf ) bij de brahmanen en CHRISTOS bij de oude gnostici.
4/5: De Grote Wet zegt: ‘Om de KENNER van het ALZELF9 te worden, moet u eerst de kenner van het ZELFzijn’. Om de kennis van dat ZELF te bereiken, moet u het zelf aan het niet-zelf opofferen, het zijn aan het niet-zijn, en dan kunt u tussen de vleugels van de GROTE VOGEL rusten. Ja, zoet is het rusten tussen de vleugels van dat wat niet geboren is, noch sterft, maar het AUM10 is in alle eeuwigheid11.
(9) Een
tattvajñani is iemand die de beginselen in de natuur en in de mens ‘kent’ en kan onderscheiden. Een atmajñani (atmatattva) is iemand die ATMAN of het universele ENE ZELF kent.
(10) Kalahansa, de ‘vogel’ of zwaan (zie noot 12). De Nada-Bindu Upanishad (Rig Veda) door deTheosophical Society van Kumbakonam [in het Engels] vertaald, zegt: ‘De lettergreep A wordt als zijn rechtervleugel (van de vogel, hansa), de U als zijn linker, de M als zijn staart en de ardhamatra (de helft van een korte lettergreep) als zijn hoofd beschouwd.’
(11) Het woord eeuwigheid heeft in het Oosten een heel andere betekenis dan bij ons. Het slaat gewoonlijk op de 100 jaren of de ‘eeuw’ van Brahma, de duur van een mahakalpa of een tijdperk van 311.040.000.000.000 jaar.
5: Bestijg de Vogel van het Leven, als u kennis wilt verwerven.12
(12) Dezelfde Nada-Bindu zegt: ‘Een yogi die de hansa bestijgt (die aldus over Aum contempleert), wordt niet beïnvloed door karma of door tientallen miljoenen zonden.’
5,6: De naam van de tweede hal is de
Hal van Lering*.
*) De hal waarin men gedurende een proeftijd leert.
Daarin zal uw ziel de bloesems van het leven vinden, maar onder iedere bloem een
opgerolde slang. 18
(18) Het astrale gebied, de paranormale wereld van
bovenzinnelijke waarnemingen en bedrieglijke taferelen – de wereld van de mediums. Het is de grote ‘astrale slang’ van Éliphas Lévi. Nooit werd een bloem die in die gebieden werd geplukt hier op aarde gebracht zonder een om zijn stengel gekronkelde slang. Het is de wereld van de grote illusie.
7: Dat wat ongeschapen is, discipel, woont in u, zoals het in die hal woont. Als u het wilt bereiken en de twee één laten worden, dan moet u zich van uw donkere gewaden van illusie ontdoen. Breng de stem van het vlees tot zwijgen, sta niet toe dat een beeld van de zintuigen zich tussen het licht van het ongeschapene en uw licht plaatst, opdat de twee kunnen samensmelten. En heeft u uw eigen
ajñana21 leren inzien, vlucht dan uit de Hal van Lering. Deze hal is gevaarlijk in haar verraderlijke schoonheid, en is alleen nodig om u te beproeven. Pas op, lanoe, dat uw ziel, verblind door een glans van illusie, er niet blijft hangen en gevangen raakt in het bedrieglijke licht ervan.
(21)
Ajñana is onwetendheid of niet-wijsheid, het tegenovergestelde van ‘kennis’, jñana.
8 (41. 38.): Duld niet dat uw ‘hemeltelg’, gedompeld in de zee van måyå, zich losmaakt van de Universele Ouder (ZIEL), maar laat de vurige kracht zich in de binnenkamer terugtrekken, in de kamer van het hart23 en het verblijf van de
wereldmoeder24.
(24) ‘Morgen’ betekent in het volgende leven of in de volgende incarnatie.
12:
U kunt het pad niet bewandelen vóór u dat pad32 zelf bent geworden.
(32) Dit ‘pad’ wordt in alle mystieke werken genoemd. Zoals Krishna zegt in de Dhyanesvari: ‘Wanneer dit pad wordt beschouwd, drager van de boog, . . . of men zich nu naar de bloem van het Oosten of naar de academies van het Westen keert, bedenk dan dat het een pad is waarlangs men reist zonder zich te bewegen. Naar welke plaats u op dit pad ook wilt gaan, die plaats wordt uzelf.’ ‘U bent het pad’, wordt de adept-goeroe verteld en deze herhaalt het aan de discipel na de inwijding. ‘Ik ben de weg en het leven’, zegt een andere MEESTER.
12: Laat uw ziel het oor lenen aan elke kreet van
smart, zoals de lotus zijn hart opent om het morgenlicht in te drinken.
Laat niet de felle zon één traan van
smart drogen vóór u die zelf van het gezicht van iemand die lijdt heeft afgewist.
13: Dood de gehechtheid aan het leven, maar als u
tanha34 overwint, laat dat niet zijn uit dorst naar het eeuwige leven, maar om het voorbijgaande door het eeuwigdurende te vervangen.
(34) Tanha:
‘de wil om te leven’, de angst voor de dood en de gehechtheid aan het leven, de kracht of energie die wedergeboorten veroorzaakt.
U bent nu in
DHÅRANÅ37, het zesde stadium.
(37) Zie noot 3, blz. 71.
Wanneer u in het zevende bent gekomen, gelukkige, zult u de heilige drie38 niet meer waarnemen, want u zult zelf die drie zijn geworden. Boven uzelf en uw denken, als tweelingen op één lijn, schittert de ster39 die uw doel is. De drie die in onuitsprekelijke glorie en gelukzaligheid verblijven, hebben nu in de wereld van måyå hun namen verloren. Ze zijn één ster geworden, het vuur dat brandt maar niet schroeit, het vuur dat de upådhi40 is van de vlam.
Dit betekent dat in het zesde stadium van ontwikkeling, dat in het occulte stelsel
dhårañå wordt genoemd, ieder zintuig als een afzonderlijk vermogen op dit gebied ‘gedood’ (of krachteloos gemaakt) moet worden om in het zevende zintuig, het meest spirituele, op te gaan en ermee één te worden.
(38) Elk stadium van ontwikkeling in råjayoga wordt symbolisch door een meetkundige figuur voorgesteld. Van het stadium dat aan
dhårañå voorafgaat is het de heilige driehoek. De is het teken van de hoge chela’s, terwijl een ander soort driehoek dat van de hoge ingewijden is. Het is het symbool | , waarvan de Boeddha sprak, en dat door hem als symbool voor de belichaamde vorm van Tathågata werd gebruikt, wanneer deze de drie methoden van prajna niet meer hoeft te volgen. Zodra de leerling de voorbereidende en lagere stadia is doorgegaan, ziet hij niet meer de , maar de __, de verkorting van de __, het volledige zevental. De ware vorm ervan wordt hier niet gegeven, omdat het bijna zeker is dat bedriegers zich ervan meester zouden maken en – deze zouden ontheiligen door deze voor misleiding te gebruiken.
(39) De ster die boven u schittert, is
‘de ster van inwijding’. Het kasteteken van de Íaiva’s, de aanhangers van de sekte van Íiva, de grote beschermheer van alle yogî’s, is een zwarte, ronde vlek, misschien nu het symbool van de zon, maar vroeger, in het occultisme, van de ster van inwijding.
(40) De basis (
upådhi) van de ‘VLAM’, die nooit kan worden bereikt zolang de asceet nog in dit leven is.
(41)
Dhyåna is het voorlaatste stadium op deze aarde, tenzij men ten volle een MAHÅTMA wordt. Zoals reeds gezegd is de råjayogî in deze toestand nog spiritueel bewust van het zelf en van de werking van zijn hogere beginselen. Eén stap verder, en hij bevindt zich op het gebied boven het zevende (of volgens sommige scholen het vierde). Na het beoefenen van pratyåhåra – een voorbereidende training om het denkvermogen en de gedachten te beheersen – noemen deze scholen nog dhårañå, dhyåna en samådhi – en vatten deze drie samen onder de algemene naam SAMYAMA.
Fragment II De Twee Paden
21 (p. 53 103.): De leraar zei:
Er zijn
twee paden; er zijn drie verheven volmaaktheden; er zijn zes deugden die het lichaam omvormen tot de boom van kennis (2).
(2) De ‘
boom van kennis’ is een titel die door de volgelingen van bodhidharma (wijsheid-religie) werd gegeven aan hen die de hoogste mystieke kennis hebben bereikt – de adepten. Någårjuna, de oprichter van de mådhyamikaschool werd de ‘drakenboom’ genoemd; waarbij de draak een symbool is van wijsheid en kennis. De boom wordt vereerd, omdat de Boeddha onder de bodhi- (wijsheid) boom werd geboren, de verlichting bereikte, voor het eerst de menigte toesprak, en stierf.
22: Wie zal het eerst de lering horen over
twee paden in één, de ontsluierde waarheid over het verborgen hart3? De wet die, geleerdheid vermijdend, wijsheid onderricht en een verhaal van ellende vertelt.
(3) Het ‘verborgen hart’ is de esoterische leer.
24: Want het denken is als een
spiegel; bij het weerkaatsen verzamelt het stof.6 Het heeft de zachte ademtocht van zielenwijsheid nodig om het stof van onze illusies weg te blazen. Tracht, beginneling, uw denken en ziel één te laten worden.
(6) Uit de leer van Shen-hsiu, die leert dat het menselijke denken als een
spiegel is die elk stofdeeltje aantrekt en weerkaatst, en evenals die spiegel elke dag gecontroleerd en afgestoft moet worden. Shen-hsiu was de zesde patriarch van Noord-China, die de esoterische leer van Bodhidharma onderwees.
26: Als men u zegt dat u om bevrijd te worden uw moeder moet haten en uw zoon negeren; dat u uw vader moet verstoten en hem
‘huishouder’11 noemen; dat u alle medelijden met mens en dier moet opgeven – zeg hun dat hun woorden onwaar zijn.
(11) Zo spreekt Rathapåla, de grote arhat, in de legende Rathapåla Sûtrasanne zijn vader toe. Maar omdat dat soort legenden
allegorisch zijn (Rathapåla’s vader heeft bijvoorbeeld een huis met zeven deuren), betreft het verwijt alleen mensen die ze letterlijk nemen.
26: Als men u leert dat zonde ontstaat uit handelen en gelukzaligheid uit volstrekt niet-handelen, zeg hun dat ze dwalen. Het stopzetten van het menselijk handelen, en het bevrijden van het denken uit de slavernij door op te houden zonden en fouten te begaan, zijn niet weggelegd voor ‘deva-ego’s’ (Het reïncarnerende ego). Zo luidt ‘de leer van het hart’.
28: (59 135.) Denk niet dat het breken van uw beenderen, het verscheuren van uw vlees en spieren u met uw ‘stille zelf’12 zal verenigen. Denk niet,
slachtoffer van uw schaduwen13, dat uw plicht tegenover de natuur en de mens is volbracht als de zonden van uw grove vorm zijn overwonnen.
(12) Het ‘hogere zelf’, het ‘zevende’ beginsel.
(13) Onze fysieke lichamen worden in de mystieke scholen
‘schaduwen’ genoemd.
De
gezegenden hebben dat soort handelingen fel bekritiseerd. Zodra de Leeuw van de Wet, de Heer van Barmhartigheid,* de echte oorzaak van het menselijk lijden had begrepen, liet hij de aangename maar zelfzuchtige rust van de wildernis achter zich. Van årañyaka14 werd hij de leraar van de mensheid. Nadat Julai 15 het nirvåña was ingegaan, predikte hij op de bergen en in de vlakten, en hield toespraken in de steden tot deva’s, mensen, en goden. 16
*) Boeddha
(16) Alle noordelijke en zuidelijke overleveringen zijn het erover eens dat
Boeddha zijn afzondering opgaf zodra hij het raadsel van het leven had opgelost – namelijk toen hij de innerlijke verlichting had ontvangen – en de mensheid in het openbaar ging onderrichten.
30: Treed uit het zonlicht in de schaduw om meer plaats te maken voor anderen. De tranen die de uitgedroogde grond van lijden en verdriet besprenkelen brengen de bloesems en vruchten van karmische vergoeding voort. Uit de vuurproef van een mensenleven en zijn zwarte rook stijgen gevleugelde vlammen op, gezuiverde vlammen, die onder het oog van karma voortzweven, en ten slotte het verheven materiaal weven van de
drie gewaden van het pad.20
Deze gewaden zijn:
nirmanakaya, sambhogakaya, en dharmakaya, het meest verheven gewaad.21
(20) De
ware lering is echter de volgende.
De drie lichamen, of vormen, van een boeddha zijn:
1. Nirmanakaya.
2. Sambhogakaya.
3. Dharmakaya.
Het eerste is de etherische vorm die iemand zou aannemen als hij, na zijn fysieke lichaam te hebben verlaten, in zijn astrale lichaam zou verschijnen – en bovendien over alle kennis van een adept zou beschikken. De
bodhisattva ontwikkelt dit lichaam in zich naargelang hij op het pad vordert. Als hij het doel heeft bereikt en de vrucht ervan heeft geweigerd, blijft hij op aarde als een adept, en na zijn sterven blijft hij, in plaats van nirvåña in te gaan, in dit glorierijke lichaam dat hij voor zichzelf heeft geweven, onzichtbaar voor de niet-ingewijde mensheid, om over haar te waken en haar te beschermen.
(21) Zie noot 20
32: U kunt op deze ‘dag’ uw kansen scheppen voor uw toekomst. Tijdens de ‘
grote reis’25 brengen de oorzaken, elk uur gezaaid, ieder haar oogst van gevolgen voort, want in deze wereld heerst strikte rechtvaardigheid. Met de machtige beweging van haar nooit-dwalende werking brengt ze aan stervelingen levens van geluk of tegenslag, het karmische kroost van al onze vroegere gedachten en daden.
(25) De ‘grote reis’ of volledige cyclus van bestaansvormen in één ‘ronde’.
33:
De weg naar uiteindelijke vrijheid ligt in uw ZELF.
35: Wees zoals zij, lanoe. Geef
licht en bemoediging aan de zwoegende pelgrim, en probeer hem te vinden die nog minder weet dan u; die in zijn ellendige eenzaamheid neerzit, hunkerend naar het brood van wijsheid en het brood dat zijn schaduw voedt; die zonder leraar, hoop of troost is, en – vertel hem over de wet.
34: Zie naar Migmar*, als zijn ‘oog’ gehuld in karmozijnrode sluiers over de sluimerende aarde dwaalt. Zie de vurige aura van de ‘hand’ van Lhagpa† die in beschermende liefde is uitgestrekt boven de hoofden van zijn asceten. Beide zijn nu dienaren van Nyima‡26 die in zijn afwezigheid als
stille wachters in de nacht achterblijven. Toch waren beide in vervlogen kalpa’s stralende Nyima’s en misschien worden ze in toekomstige ‘dagen’ opnieuw twee zonnen. Zo verloopt de cyclus van opkomst en neergang van de karmische wet in de natuur.
*Mars. †Mercurius. ‡De zon.
(26) Nyima, in de Tibetaanse astrologie de zon. Migmar of Mars wordt gesymboliseerd door een ‘oog’ en Lhagpa of Mercurius door een ‘hand’.
38/39: Het PAD is één, discipel, maar aan het eind tweevoudig. De stadia ervan worden aangegeven door vier en
zeven poorten. Aan het ene einde – onmiddellijke gelukzaligheid, en aan het andere – uitgestelde gelukzaligheid. Beide zijn de beloning voor verdienste: de keus is aan u.
39: Het ene wordt twee, het
open en het verborgen35 pad. Het eerste leidt naar het doel, het tweede naar zelfopoffering.
(35) Het ‘open’ en het ‘
verborgen pad’; het eerste wordt de leek geleerd, het exoterische en het algemeen gevolgde pad; het andere is het verborgen pad – waarvan de betekenis tijdens de inwijding wordt verklaard.
Als het vergankelijke wordt opgeofferd aan het blijvende valt de prijs u ten deel: de druppel keert terug vanwaar hij kwam. Het open PAD leidt naar de onveranderlijke verandering – nirvana, de glorierijke toestand van absoluutheid, de gelukzaligheid die menselijk denken te boven gaat.
Aldus is het eerste pad BEVRIJDING.
Maar het tweede pad is – ZELFVERLOOCHENING, en wordt daarom het ‘pad van
smart’ genoemd.
Dat verborgen pad leidt de arhan naar onbeschrijflijk zielenleed; leed om de
levend-doden36 en machteloos medelijden met de mensen die gebukt gaan onder karmisch verdriet, want de wijzen durven het rijpen van de vruchten van karma niet te beletten.
(36) Mensen die esoterische waarheden en wijsheid niet kennen worden ‘de levend-doden’ genoemd.
41: Wie
pratyekaboeddha38 wordt betuigt alleen aan zijn zelf respect. De bodhisattva die de strijd heeft gewonnen en de prijs in de palm van zijn hand houdt, maar in zijn goddelijke mededogen zegt:
‘In het belang van anderen geef ik deze grote beloning op’ – volbrengt de grotere verzaking.
38) Elk stadium van ontwikkeling in råjayoga wordt symbolisch door een
meetkundige figuur voorgesteld. Van het stadium dat aan dharana voorafgaat is het de heilige driehoek. De ∆ is het teken van de hoge chela’s, terwijl een ander soort driehoek dat van de hoge ingewijden is. Het is het symbool | , waarvan de Boeddha sprak, en dat door hem als symbool voor de belichaamde vorm van Tathagata werd gebruikt, wanneer deze de drie methoden van prajna niet meer hoeft te volgen. Zodra de leerling de voorbereidende en lagere stadia is doorgegaan, ziet hij niet meer de driehoek, maar de __, de verkorting van de __, het volledige zevental. De ware vorm ervan wordt hier niet gegeven, omdat het bijna zeker is dat bedriegers zich ervan meester zouden maken en – deze zouden ontheiligen door deze voor misleiding te gebruiken.
41,42: EEN REDDER VAN DE WERELD is hij. . . . . . . . . . Zie! Het doel van
gelukzaligheid en het lange pad van smart wachten u aan het verre einde. U kunt één van beide kiezen, u die lijden op u wilt nemen, gedurende de toekomstige cyclussen! . . . .
Fragment III
De Zeven Poorten
43: Welke van de twee wilt u kiezen, u met een onverschrokken hart? De samtan4 van de ‘leer van het oog’, het viervoudige dhyana, of wilt u uw weg laten gaan door de paramita’s5, zes in getal, edele poorten van deugd die leiden naar bodhi en naar Prajña, de zevende stap van wijsheid?
4) Samtan (Tibetaans), hetzelfde als het Sanskriet
dhyana, of de toestand van meditatie; men onderscheidt vier graden daarvan.
5) Paramita’s, de zes verheven deugden; voor de priesters zijn er tien.
44: Het ruwe pad van het viervoudige
dhyana leidt slingerend omhoog. Hij die de verheven top beklimt is in drie opzichten groot.
Over de hoogten van de paramita’s leidt een nog steiler pad. U moet u strijdend een weg banen door
zeven poorten, zeven vestingen verdedigd door wrede listige machten, belichamingen van hartstochten.
Houd moed, discipel, denk aan de gulden regel. Als u eenmaal door de poort bent gegaan,
srotapanna6, ‘hij die de stroom is ingegaan’, wanneer u eenmaal voet heeft gezet op de bedding van de nirvanische stroom in dit of een toekomstig leven, dan heeft u nog maar zeven levens vóór u, u met een diamanten wil.
6) Srotapanna – (letterlijk)
‘hij die de stroom is ingegaan’, die naar de oceaan van nirvana leidt. Deze naam duidt het eerste pad aan. De naam van het tweede is het pad van sakridagamin, ‘hij die nog (maar) eenmaal geboren zal worden’. Het derde wordt anagamin genoemd, ‘hij die niet weer zal reïncarneren’, tenzij hij dat wenst om de mensheid te helpen. Het vierde pad staat bekend als dat van een rahat of arhat. Het is het hoogste. Een arhat aanschouwt nirvana gedurende zijn leven. Voor hem is dit geen postmortale toestand, maar samadhi waarin hij de volkomen gelukzaligheid van nirvana ervaart.*
45:
Het is de schaduw van uzelf buiten het pad, die op de duisternis van uw zonden wordt geworpen.
U ziet het goed, lanoe. Deze poorten leiden de aspirant over de wateren
‘naar de andere oever’7. Elke poort heeft een gouden sleutel om haar deuren te openen; deze sleutels zijn:
(7) Het
‘aankomen op de [andere] oever’ betekent bij de noordelijke boeddhisten het bereiken van nirvana door het in praktijk brengen van de zes en tien paramita’s (deugden).
1. Dana, de sleutel van barmhartigheid en onsterfelijke liefde.
2. Shila, de sleutel van harmonie in woord en daad, de sleutel die oorzaak en gevolg in evenwicht houdt en geen ruimte laat voor de werking van karma.
47:Zo zult u in volledige harmonie zijn met al wat leeft; heb de mensen lief als waren ze uw broederleerlingen, discipelen van één leraar, zonen van één liefdevolle moeder.
48: Voordat u aan het begin van het pad staat, vóór u door de eerste poort gaat, moet u de twee in het ene (twee in één) doen opgaan en het persoonlijke opofferen aan het onpersoonlijke ZELF, en zo het ‘pad’ tussen de twee – het antaskarana9 – vernietigen.
(9)
Antaskarana is het lagere manas, het pad van communicatie of contact tussen de persoonlijkheid en het hogere manas of de menselijke ziel. Bij de dood wordt het als pad of middel van communicatie vernietigd en de overblijfselen ervan leven voort in de vorm van het kamarupa, de ‘schil’.
49: Is dat het geval? . . . U mag verdergaan. Maar vóór u voet zet op het treurige pad van
smart, is het goed om eerst de valkuilen op uw weg te leren kennen.
50: Zie, gelukkige pelgrim! De poort waar u vóór staat is hoog en breed; en lijkt gemakkelijk te passeren. De weg die er doorheen leidt is recht, effen en groen. Hij lijkt op een zonnige, open plek in de donkere diepten van het bos, een afspiegeling op aarde van het paradijs van Amitabha. Daar zingen hoog in het lover nachtegalen van hoop en schitterend gevederde vogels, en wensen de onbevreesde pelgrims succes. Ze bezingen de vijf deugden van de
bodhisattva’s, de vijfvoudige bron van de kracht van bodhi, en de zeven stadia van kennis.
51: Angst, discipel, doodt de wil en houdt elke handeling tegen. Als de pelgrim tekortschiet in de deugd
shila, struikelt hij en verwonden karmische kiezelstenen zijn voeten op het rotspad.
53: Als u niet door deze wilt worden verslagen, moet u uw eigen scheppingen onschadelijk maken, de kinderen van uw gedachten die ongezien en ongrijpbaar om de mensheid zwermen, het kroost en de erfgenamen van de mens en zijn aardse uitspattingen.
U moet de leegte van het schijnbaar volle, de volheid van het schijnbaar lege onderzoeken. Onverschrokken aspirant, kijk diep in de bron van uw eigen hart en geef antwoord. Kent u de vermogens van het zelf, u die uiterlijke schaduwen waarneemt?
54: Want op het vierde pad zal de geringste zucht van
hartstocht of begeerte het constante licht op de reine witte muren van de ziel in beroering brengen. De minste opwelling van verlangen naar of verdriet over maya’s bedrieglijke gaven, een gedachte zo voorbijgaand als een bliksemflits, zal langs antaskarana – het pad dat ligt tussen uw geest en uw zelf, het brede kanaal van gevoelens, waardoor ahamkara14 ruw wordt gewekt – ervoor zorgen dat u uw drie prijzen verspeelt – de overwinningen die u heeft behaald.
(14)
Ahamkara – het ‘ik’ of het gevoel van de persoonlijkheid, de ‘ik-ben-heid’.
55: U moet uzelf verzadigen met zuivere alaya, één worden met het zielendenken van de natuur. Eén daarmee bent u onoverwinnelijk; ervan gescheiden wordt u de speelplaats van
samvriti16, de oorsprong van alle misleiding in de wereld.
(16) De mahayana-school onderwijst het verschil tussen twee waarheden – paramarthasatya en samvritisatya (
satya, ‘waarheid’). Van deze twee waarheden wijst samvriti op het bedrieglijke karakter of de leegte van alle dingen. Het is in dit geval betrekkelijke waarheid. Dit vormt het twistpunt tussen de madhyamika’s en de yogacharya’s. De eersten ontkennen en de anderen bevestigen, dat elk voorwerp slechts ten gevolge van een vroegere oorzaak of aaneenschakeling van oorzaken bestaat. De madhyamika’s zijn de grote nihilisten en ontkenners, voor wie, in de wereld van het denken en het subjectieve evenzeer als in het objectieve heelal, alles parikalpita, een illusie en een dwaling is. De yogacharya’s zijn de grote spiritualisten. Samvriti is daarom, als slechts een betrekkelijke waarheid, de oorsprong van alle illusie.
Houd vol! U nadert nu de middelste poort, de poort van
smart met haar tienduizend valstrikken.
55: Alles is vergankelijk in de mens behalve de zuivere, stralende
essentie van alaya. De mens is de kristalheldere straal ervan; een bundel smetteloos licht van binnen, op het lagere gebied een vorm gemaakt van klei. Die bundel is uw levensgids en uw ware zelf, de wachter en de stille denker, het slachtoffer van uw lagere zelf. Uw ziel kan niet worden geschaad dan door uw dwalend lichaam; beteugel en beheers beide en u bent veilig als u verdertrekt en de ‘poort van evenwicht’ nadert.
57,58: Voordat u vaste voet kunt zetten op
dhyanamarga18 en dit pad het uwe kunt noemen, moet uw ziel worden als de rijpe mangovrucht: zo zacht en zoet als zijn goudglanzende vruchtvlees voor het leed van anderen en zo hard als de pit van die vrucht voor uw eigen pijn en verdriet, overwinnaar van wel en wee.
(18)
Dhyanamarga is letterlijk het ‘pad van dhyana’; of het pad van zuivere kennis, van paramartha of (Sanskriet) svasamvedanade beschouwing waarin men zich van zichzelf bewust wordt of zichzelf analyseert’.
Staal uw ziel tegen de verlokkingen van het zelf; verdien er de naam ‘diamanten ziel’19 voor.
(19)Zie noot 4, ‘
diamanten ziel’ of Vajradhara staat aan het hoofd van de dhyani-boeddha’s.
58: Want zoals de diamant die diep in het kloppende hart van de aarde ligt begraven, de aardse lichten nooit kan weerkaatsen, zo is het ook voor uw denken en uw ziel; wanneer ze
dhyanamarga volgen moeten ze niets weerspiegelen van maya’s rijk van illusie.
Wanneer u dat stadium heeft bereikt, werpen de poorten die u op het pad moet veroveren hun deuren wijd open om u door te laten en de sterkste krachten van de natuur bezitten niet het vermogen om u tegen te houden. U zult meester zijn van het zevenvoudige pad: maar niet vóór die tijd, kandidaat voor beproevingen die iedere beschrijving te boven gaan.
61: Vanaf dit punt is uw weg vrij en gaat recht door de poort van
virya, de vijfde van de zeven poorten. U bent nu op de weg die leidt naar de veilige haven van dhyana, de zesde, de bodhi-poort.
62: Weet, overwinnaar van uw zonden, als een sowani23 eenmaal het zevende pad heeft afgelegd, trilt de hele natuur van vreugdevol ontzag en voelt zich onderworpen. De zilveren ster flonkert het nieuws uit aan de nachtbloesems, het stroompje vertelt het verhaal al bruisend aan de kiezels; de donkere oceaangolven zullen het toebrullen aan de rotsen in de branding; de met geuren beladen wind zingt het toe aan de dalen en statige pijnbomen fluisteren geheimzinnig: ‘Een meester is opgestaan, een meester van de dag.’24
23) Sowani is iemand die sowan, het eerste pad in dhyana, beoefent, een srotapanna. [Zie ook blz. 66vn.]
24) ‘Dag’ betekent hier een heel manvantara, een tijdperk van onberekenbaar lange duur.
64: Weet, dat als u een medewerker van
Amitabha, het ‘onbegrensde tijdperk’, wilt worden, u dan evenals de twee bodhisattva’s26 het verworven licht op alle drie werelden27 moet werpen.
(26) Volgens de symboliek van het noordelijke boeddhisme heeft Amitabha of de
‘onbegrensde ruimte’ (parabrahman) in zijn paradijs twee bodhisattva’s – Kwan-shi-yin en Tashishi – die steeds licht uitstralen over de drie werelden, waarin ze eens leefden, waaronder de onze (zie noot 27), om met dit licht (van kennis) te helpen bij het onderricht van yogî’s, die op hun beurt mensen zullen redden. Hun verheven positie in het rijk van Amitåbha is volgens de allegorie te danken aan daden van barmhartigheid die door beiden werden verricht toen ze als zulke yogî’s op aarde leefden.
(27) Een
srotåpanna, of ‘hij die de stroom ingaat’ op weg naar nirvåña, kan zelden in één leven nirvåña bereiken, tenzij de omstandigheden heel bijzonder zijn. De algemene opvatting is dat een chela die in een bepaald leven het pad begint te beklimmen, pas in het zevende leven daarna nirvåña bereikt.
64: Weet, narjol van het
verborgen pad, dat zijn reine zoete wateren moeten worden gebruikt om de bittere golven van de oceaan – die machtige zee van smart, gevormd uit de tranen van mensen – te verzachten.
65: Gedoemd door uzelf om gedurende toekomstige kalpa’s* te leven zonder door de mensen te worden bedankt of opgemerkt; als een steen ingeklemd tussen ontelbare andere stenen die de ‘beschermmuur’28 vormen, zó is uw toekomst als u door de zevende poort gaat. Gebouwd door de handen van vele meesters van mededogen, opgetrokken door hun martelgang en met hun bloed gemetseld, behoedt deze muur de mensheid sinds de mens mens is, beschermt haar tegen nog meer en veel grotere ellende en verdriet.
28) De ‘beschermmuur’ of de ‘beschuttingsmuur’. Er wordt geleerd dat de verenigde pogingen van vele generaties van yogi’s, heiligen en adepten en vooral die van de nirmanakaya’s als het ware een muur van bescherming rond de mensheid hebben gevormd, die haar onzichtbaar voor nog grotere rampen behoedt.
66: Kalm en onbewogen schrijdt de pelgrim voort, omhoog langs de stroom die naar nirvana leidt. Hij weet dat hoe meer zijn voeten zullen bloeden, hoe meer hij zal worden gelouterd. Hij weet zeker dat na zeven korte en snel voorbijgaande levens nirvana hem ten deel zal vallen. . . .
Buig nu uw hoofd en luister goed,
Bodhisattva,
Mededogen spreekt en zegt:
‘Kan er gelukzaligheid zijn wanneer al wat leeft moet lijden?
Zult u gered worden en de hele wereld horen wenen?’
68: Ja, op het arya-pad bent u niet langer een srotapanna, u bent een bodhisattva33. De stroom is overgestoken. Het is waar dat u recht heeft op het dharmakaya-kleed, maar een sambhogakaya is groter dan een nirvani en nog groter is een nirmanakaya – de boeddha van mededogen34.
33) Een
bodhisattva staat minder hoog in de hiërarchie dan een ‘volmaakte boeddha’. In exoterisch spraakgebruik worden de twee heel vaak verward. Toch heeft het intuïtieve inzicht van het volk een bodhisattva op grond van zijn zelfopoffering op een hogere trap van verering geplaatst dan een boeddha.
34) De titel ‘boeddha’s van mededogen’ wordt door het volk met eenzelfde eerbied gegeven aan
bodhisattva’s die, nadat ze de rang van arhat hebben verworven (dat wil zeggen, het vierde of zevende pad tot het einde zijn gegaan), weigeren nirvana in te gaan of ‘zich met het kleed van dharmakaya te tooien en naar de andere oever over te steken’, omdat het dan niet meer in hun macht zou liggen de mensen zelfs maar een klein beetje te helpen, voor zover karma dat toelaat. Ze blijven liever onzichtbaar (in de geest, om zo te zeggen) in de wereld om een bijdrage te leveren aan de verlossing van de mensen door hun aan te sporen de goede wet te volgen, dat wil zeggen, hen naar het pad van rechtvaardigheid te leiden. Het behoort tot het exoterische noordelijke boeddhisme al zulke grote figuren als heiligen te vereren en zelfs gebeden tot hen te richten, zoals de Grieken en de katholieken die richten tot hun heiligen en schutspatronen; deze gedragslijn vindt in de esoterische leringen echter geen steun. De twee leringen verschillen enorm. De exoterische leek kent nauwelijks de werkelijke betekenis van het woord nirmanakaya. Vandaar de verwarring en de onvoldoende verklaringen van de oriëntalisten. Bijvoorbeeld Schlagintweit gelooft dat het nirmanakaya-lichaam de fysieke vorm betekent, aangenomen door de boeddha’s wanneer ze op aarde incarneren – ‘de minst verhevene van hun aardse belemmeringen’ (zie Buddhism in Tibet) – en vervolgens geeft hij een volkomen onjuiste visie op het onderwerp.
U zult het zevende stadium bereiken en de poort van uiteindelijke kennis doorgaan, maar slechts om u met lijden te verbinden – als u een Tathagata wilt zijn en in de voetstappen van uw voorganger wilt treden, blijf dan onzelfzuchtig tot het eindeloze einde.
74 (p. 80 245.): Want op het
vierde pad zal de geringste zucht van hartstocht of begeerte het constante licht op de reine witte muren van de ziel in beroering brengen. De minste opwelling van verlangen naar of verdriet over måyå’s bedrieglijke gaven, een gedachte zo voorbijgaand als een bliksemflits, zal langs anta˙karaña – het pad dat ligt tussen uw geest en uw zelf, het brede kanaal van gevoelens, waardoor ahaµkåra14 ruw wordt gewekt – ervoor zorgen dat u uw drie prijzen verspeelt: de overwinningen die u heeft behaald. Want weet dat het EEUWIGE geen verandering kent.

De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk 7 De dagen en nachten van Brahmâ (p. 409):
Terwijl de occultisten uit het oosten zeven manieren van interpretatie hebben, hebben de joden er maar vier – namelijk de werkelijk-mystieke, de allegorische, de morele en de letterlijke of pashut. De laatstgenoemde is de sleutel van de exoterische kerken en is geen bespreking waard. Hier volgen een aantal zinnen die, als men ze leest met behulp van de eerste of mystieke sleutel, de onderlinge gelijkheid laten zien van de grondslagen van de opbouw van elke Schrift. Zij komen voor in het voortreffelijke boek van T. Myer over de kabbalistische boeken die hij goed schijnt te hebben bestudeerd. Ik citeer woordelijk. ‘B’raisheeth barah elohim ath hashamayem v’ath haa’retz' – d.w.z. ‘In het begin schiep(en) de god(en) de hemelen en de aarde’; (wat betekent:) de zes sephiroth van de opbouw10, waarboven B’raisheeth staat, behoren allen Beneden. Het schiep er zes (en) op deze berusten alle dingen. En die zijn afhankelijk van de zeven vormen van de schedel, tot aan de waardigheid van alle waardigheden. En de tweede ‘aarde’ blijft buiten beschouwing en daarom is er gezegd: ‘En uit haar (die aarde), die de vloek onderging, kwam zij voort.’ . . . ‘Zij (de aarde) was zonder vorm en leeg; en duisternis was over het aangezicht van de diepte, en de geest van de elohim . . . ademde (me’ racha ’phath) – d.w.z. zweefde, hing boven, bewoog zich. . . . Dertien berusten op dertien (vormen) van de waardigste waardigheid. Zesduizend jaren berusten op (worden genoemd in) de eerste zes woorden. Het zevende (duizendtal, het millennium) boven haar (de gevloekte aarde) is dat wat sterk is uit zichzelf. En zij werd in twaalf uur (een . . . Dag) geheel verwoest, zoals er staat geschreven. . . . In het dertiende zal Zij (de godheid) alles herstellen . . . en alles zal worden hernieuwd zoals tevoren; en al die zes zullen voortduren . . . enz.’ (Qabbalah, blz. 233, uit Siphrah Dzeniuta, hfst. i, par. 16, s. 9.)
10) De ‘bouwers’ uit de stanza’s.

De Geheime Leer Deel II Stanza 12 Het vijfde ras, goddelijke leermeesters (p. 427/428):
Onder de religies van het verleden moeten we in Egypte naar de westerse oorsprong van deze eredienst zoeken. De ofieten namen hun riten over van Hermes Trismegistos, en de zonnedienst stak met zijn zonnegoden over van India naar het land van de farao’s. In de goden van Stonehenge herkennen we de godheden van Delphi en Babylon, en in die van de laatstgenoemde de deva’s van de vedische naties. Bel en de draak, Apollo en Python, Krishna en Kaliya, Osiris en Typhon zijn allen één onder veel namen – waarvan Michaël en de rode draak, en Joris en zijn draak de laatsten zijn. Omdat Michaël ‘één als god’ is, of zijn ‘dubbelganger’ voor aardse doeleinden, en een van de Elohim is, de strijdende engel, is hij eenvoudig een omzetting van Jehova. Welke kosmische of sterrenkundige gebeurtenis ook het eerst aanleiding gaf tot de allegorie van de ‘oorlog in de hemel’, de aardse oorsprong ervan moet men zoeken in de tempels van inwijding en in de archaïsche crypten.
432: Apollo is Helios (de zon), Phoibos-Apollo (‘het licht van het leven en van de wereld’), die oprijst uit de beker met de gouden vleugels (de zon); daarom is hij de zonnegod par excellence. Op het moment van zijn geboorte vraagt hij naar zijn boog om Python, de demondraak te doden, die zijn moeder vóór zijn geboorte aanviel en die hij op last van de goden moet vernietigen – evenals Karttikeya, die wordt geboren om Taraka, de te heilige en wijze demon, te doden. Apollo wordt geboren op een siderisch eiland dat Asteria – ‘het gouden ster-eiland’ heet, de ‘aarde die in de lucht zweeft’, wat het gouden Hiranyapura van de hindoes is; ‘hij wordt de zuivere, ἁγνόϛ, Agnus Dei’ genoemd (de Indiase Agni, zoals dr. Kenealy denkt) en in de oorspronkelijke mythe is hij vrij ‘van alle zinnelijke liefde’ (‘Book of God’, blz. 88). Hij is dus een kumara, evenals Karttikeya, en zoals ook Indra in zijn vroegere leven en volgens zijn biografieën was. Bovendien verbindt Python, de ‘rode draak’, Apollo met Michaël, die de apocalyptische draak bestrijdt die de barende vrouw wil aanvallen (zie Openbaring, xii), zoals Python de moeder van Apollo aanvalt. Is het mogelijk dat iemand de overeenkomst niet ziet?
De Geheime Leer Deel II hoofdstuk 19 Is pleroma de legerstede van Satan (p. 586/587):
Typhon de Egyptenaar, Python, de Titanen, de Sura’s en de Asura’s behoren alle tot dezelfde legende van geesten die de aarde bevolken. Ze zijn geen ‘demonen, aan wie is opgedragen dit zichtbare heelal te scheppen en te organiseren’, maar vormgevers (de ‘architecten’) van de werelden en de voorvaderen van de mens. Ze zijn metaforisch de gevallen engelen – ‘de ware spiegels van de eeuwige wijsheid’ (Perennial philosophy, Sanātana Dharma).
Wat is de absolute en volledige waarheid en de esoterische betekenis van deze universele mythe? De hele essentie van de waarheid kan niet van mond tot oor worden overgebracht. Er is ook geen pen die haar kan beschrijven, zelfs niet die van de engel die onze daden optekent, tenzij de mens het antwoord vindt in het heiligdom van zijn eigen hart, in de diepste diepten van zijn goddelijke intuïtie. Het is het grote ZEVENDE MYSTERIE van de schepping, het eerste en het laatste; en wie de Openbaring van Johannes leest, vindt misschien de schaduw ervan, verborgen onder het zevende zegel . . . Het kan alleen in zijn schijnbare, objectieve vorm worden afgebeeld, evenals het eeuwige raadsel van de sfinx. Toen deze laatste zich in de zee stortte en omkwam, was dat niet omdat Oedipus het geheim van de eeuwen had ontraadseld, maar omdat hij de grote waarheid voor altijd had onteerd door het eeuwig geestelijke en het subjectieve te antropomorfiseren. Daarom kunnen we het alleen geven vanuit het filosofische en intellectuele gezichtspunt, ontsloten met de respectievelijke drie sleutels – want de laatste vier van de zeven sleutels die de poorten tot de mysteriën van de Natuur wijd openen, zijn in handen van de hoogste ingewijden en kunnen niet aan de massa worden bekendgemaakt – tenminste niet in onze eeuw.
Deel II hoofdstuk 7 Bewijzen voor verzonken continenten (p. 903/904):
Maar wanneer onweerlegbaar wordt bewezen dat de aanspraken van de tegenwoordige Aziatische volkeren op een Geheime Wetenschap en een esoterische geschiedenis van de wereld op feiten berusten; dat deze, hoewel tot dusver onbekend aan de grote massa en zelfs voor de geleerden een versluierd mysterie (omdat ze nooit de sleutel hadden tot een goed begrip van de overvloedige toespelingen door de oude klassieken), toch geen sprookje zijn, maar een werkelijkheid – dan zal dit boek de voorloper worden van veel meer dergelijke boeken. De bewering dat tot dusver zelfs de sleutels die door enkele grote geleerden zijn ontdekt, te roestig bleken om te gebruiken, en dat ze slechts de stille getuigen waren dat er achter de sluier inderdaad mysteriën bestaan die onbereikbaar zijn zonder een nieuwe sleutel – deze bewering wordt door zoveel bewijzen bevestigd, dat ze niet gemakkelijk kan worden afgewezen. Als illustratie kan een voorbeeld worden gegeven uit de geschiedenis van de vrijmetselarij.
904: In zijn Franc-maçonnerie Occulte verwijt Ragon, een beroemde en geleerde Belgische vrijmetselaar, de Engelse vrijmetselaars terecht of ten onrechte, dat ze de vrijmetselarij, die eens was gebaseerd op de oude mysteriën, hebben verstoffelijkt en onteerd, door tengevolge van een onjuiste opvatting over de oorsprong van de orde, de naam vrij metselarij en vrij metselaars aan te nemen. De fout is toe te schrijven, zegt hij, aan hen die de vrijmetselarij in verband brengen met de bouw van de Tempel van Salomo en haar oorsprong daarvan afleiden. Hij spot met dit denkbeeld en zegt: . . . ‘De Franc-Maçon (wat niet maçon libre, of vrije metselarij is) wist, toen hij deze titel aannam, heel goed dat er geen sprake was van het bouwen van een muur, maar dat het erom ging te worden ingewijd in de oude mysteriën, die verborgen gingen achter de naam Francmaçonnerie (vrijmetselarij); dat zijn werk slechts de voortzetting of de hernieuwing van de oude mysteriën was en dat hij een metselaar moest worden op de manier van Apollo of Amphion. En weten we niet dat de oude ingewijde dichters, wanneer zij spraken over het stichten van een stad, daarmee het vestigen van een leer bedoelden? Zo boden Neptunus, de god van de redeneerkunst, en Apollo, de god van de verborgen dingen, zich als metselaars aan bij Laomedon, de vader van Priamus, om hem te helpen de stad Troje te bouwen, d.w.z. de Trojaanse religie te stichten.’ (Maçonnerie Orthodoxe, blz. 44.)
906: De sleutel van de wijsheid die de massieve poorten opent die leiden naar de geheimen van de binnenste heiligdommen, kan alleen in haar schoot worden gevonden: en die schoot ligt in de landen die door de grote ziener van de vorige eeuw, Emanuel Swedenborg, zijn aangeduid. Daar ligt het hart van de natuur, dat heiligdom waaruit de eerste rassen van de oorspronkelijke mensheid voortkwamen, en dat de bakermat van de fysieke mens is.
Tot zover de ruwe schets van de geloofsopvattingen en leringen van de archaïsche, oudste rassen, die in hun tot dusver geheime heilige geschriften voorkomen. Maar onze uiteenzettingen zijn volstrekt niet volledig, en ze pretenderen ook niet de volledige tekst te geven, of te zijn gelezen met behulp van meer dan drie of vier sleutels van de zeven van de esoterische interpretatie, en zelfs dit is maar gedeeltelijk gebeurd. Het werk is te gigantisch om door één persoon te worden ondernomen, laat staan te worden voltooid. Onze voornaamste zorg was eenvoudig de bodem voor te bereiden. We vertrouwen dat we dit hebben gedaan.

Peter Marshall boek Alchemie De Steen Der Wijzen oorsprong en geheimen van de alchemie
De term 'alchemie' heeft iets geheimzinnigs: zoeken naar goudmaken, zoeken naar de eeuwigheidsdrank, zoeken naar hogere krachten. De auteur wil dit thema verder uitzoeken: daarbij verbreedt hij de alchemie tot magische zaken, mystieke technieken, bereiken van hogere kennis, toverkunsten, paranormale prestaties, etc. Zo reist hij letterlijk en figuurlijk door China, India, Egypte, Europa en beschijft hij het vele wonderbaarlijke. Uiteraard komt de Westerse esoterie/hermetica uitvoerig aan bod: Bruno, Paracelsus, Gurdjieff, Jung, etc. Al de geheimzinnige verhalen over deze en andere personen horen we dan ook. De uiteindelijke conclusie van zijn reis is: "De steen der wijzen is de goddelijke vonk in ons allen" (p.407).

Catherine MacCoun boek De weg van de alchemist
Alchemie kan beschouwd worden als een metafoor voor innerlijke transformatie. Volgens Catherine MacCoun echter is alchemie niet alleen een metafoor, maar staat het voor echte magie. De innerlijke wereld transformeren is voor de alchemist namelijk een manier om de uiterlijke wereld te veranderen. Door de principes van de alchemie te bestuderen kunnen we bijzondere effecten bereiken met behulp van dagelijkse acties. We krijgen inzicht in hoe de wereld werkelijk in elkaar zit, namelijk als het directe effect van onze magische gedachten. Catherine MacCoun is schrijfster en heeft haar eigen tekstbureau. Daarnaast werkt ze als spiritueel coach en geeft ze workshops en lezingen over alchemie en andere spirituele onderwerpen.
Hoofdstuk 4 Vederlichtheid en Zwaartekracht Navigeren in de verticale wereld (p. 83):
Toen hij verdwaald was in zijn aardse leven, voelde Dante een sprankje hoop toen hij naar boven keek. Hij realiseerde zich dat het
'juiste pad' alleen maar gevonden kan worden door een verticale beweging te maken.
85: In Jeffersons eerste versie stond: 'Wij beschouwen deze waarheid als heilig'. Franklin streepte 'heilig' door en verving het door 'vanzelfsprekend'. etc.
Wij zijn zelf 'daarboven'. We kijken van boven neer op het aardse leven, net als de engelen en zien net als zij de gelijkheid van de mensen die daar leven. etc.
Een van hun foefjes was het bouwen van een
'paleis der herinnering' in hun verbeelding. Voor ieder onderwerp visualiseerden zij een kamer. etc. (zie ook het filosofisch kwintet van 19 juli 2015 - Rutger Claassen schreef het boek Het huis van de vrijheid).
87: De 'innerlijke burcht' van de heilige Teresa van Avila combineert het gebouw en de cirkel als metaforen: de kamers zijn gerangschikt in concentrische cirkels. etc.

====

Eerste wijsheidssleutel (Oerbron, Blauwdruk, Wet van Analogie, Scheppingsleer, Aantrekking en Afstoting)

De 1e sleutel (1e grondstelling) betreft de hypothese van reïncarnatie of wederbelichaming.

Frans Wuijts Reïncarnatie een (te) moeilijk onderwerp? Ja en nee (Civis Mundi donderdag 31 maart 2011)

Het boek Genesis vertelt ons dat God de mens in Zijn eigen beeld heeft geschapen, dat Hij de mens van het stof van de aarde vormde en in zijn neusgaten de adem van het leven blies (Genesis 1:26-27; 2:7). Dat God de mens naar zijn beeld en gelijkenis heeft geschapen komt tot uitdrukking in de microkosmos is een weerspiegeling van de macrokosmos (‘Zo boven, zo beneden; Zo beneden, zo boven’ of ‘Zo binnen, zo buiten; Zo buiten, zo binnen’).

In het rapport ‘E i V’ hangt het antwoord op deze vraag van Rovelli met de wet van analogie samen. Voor bijzonderheden zie het boek Surfaces and Essences: Analogy as the Fuel and Fire of Thinking van Douglas Hofstadter co-authored with Emmanuel Sander. In Nederland kreeg dit boek als titel ANALOGIE De kern van ons denken.

Voor alsof het een wiel was in het midden van een wiel (Deel I, p. 157) of als het ware een wiel in het midden van een wiel was (Deel II p. 629) kan ook gelezen worden een kleine kringloop binnen een grote kringloop of de levenscyclus van een mens (menselijke natuur) binnen de levenscyclus van een universum (Het wiel van dharma). Op aarde vinden analoge energetische processen plaats (Wet van analogie: ‘Zo Boven zo Beneden’). Een elektronenschil (SCHILLEN) kan met de baan die een planeet beschrijft worden vergeleken. De Éne werkelijkheid maakt het mogelijk de in de kosmos verborgen repeterende patronen, van heel klein (atoom) tot heel groot (meta-universum) te duiden en de huidige tijdgeest te leren begrijpen.

De zeven werkelijkheden of zintuigen met hun begaafdheden, inbegrepen de ziel, worden geleid door de geest, zodra de mens deze ziel erkent als zijn zevende "werkelijkheid", hij zichzelf ziet zoals in het Boek van Henoch staat: een wezen geschapen door de geest, die de natuur bevruchtte via de universele ziel en hem vormde naar dit evenbeeld, een drie-eenheid: de mens of natuur, de ziel uit de universele ziel en de geest, die het leven van die ziel activeert.

====

Tweede wijsheidssleutel (Reciprociteit, Dichotomieën)

De 2e sleutel (2e grondstelling) omvat de oude leerstelling van karma, het Zaaien en Oogsten, die het herstel van evenwicht na verstoringen behelst.

Hoe wij naar de wereld kijken en de verschijnselen interpreteren hangt met de vrije wil samen. Het brengt de wet van zaaien en oogsten tot uitdrukking. Het betekent dat wanneer wij de werkelijkheid verkeert interpreteren we niet mogen verwachten dat we op basis van deze interpretaties wel de juiste handelingen uitvoeren.

Het maakt het 2e beginsel van de theosofie, de periodiciteit, het verschijnen en verdwijnen mogelijk. Het verklaart de wisselwerking, de interactie tussen de innerlijke en uiterlijke wereld, de binnenwereld en de buitenwereld.

De eeuwigheid van het Heelal in toto als een grenzeloos gebied, periodiek ‘het toneel van talloze Heelallen die zich onophoudelijk manifesteren en verdwijnen’ en die ‘de zich manifesterende sterren’en de ‘vonken der eeuwigheid’ worden genoemd. ‘Het verschijnen en verdwijnen van werelden is als een regelmatig getij van eb en vloed’ Deze tweede stelling van De Geheime Leer betreft de algemene geldigheid van die wet van periodiciteit, van eb en vloed, neergang en opkomst, die de natuurwetenschap op alle gebieden van de natuur heeft waargenomen en beschreven. Een afwisseling zoals tussen dag en nacht, leven en dood, slapen en waken, is een feit dat zo gewoon is, zo volkomen algemeen en zonder uitzondering, dat het gemakkelijk is te begrijpen dat wij er één van de werkelijk fundamentele wetten van het heelal in zien.
Het begrip periodiciteit is met de vicieuze cirkel verwant.

====

Derde wijsheidssleutel (Symmetrie)

De 3e sleutel (3e grondstelling) betreft de leerstelling van hiërarchieën (leerstelling van de emanaties). Een flits van geluk, synthese ontstaat wanneer ‘binnen en buiten’ samenvloeien. Op zo’n moment is een mens volledig in evenwicht. De aardse vicieuze cirkel, het wiel van oorzaak en gevolg, wordt doorbroken. De vrije wil geeft richting aan deze sturing. In de natuur geldt het complementariteitsprincipe.

Samengesteld en hiërarchisch (p. 8)
Nu zijn die bewustzijnsaspecten ook hiërarchisch gerangschikt. Dat wil zeggen dat uit het hoogste, het goddelijke, het op één na hoogste, het geestelijke voortkomt en uit deze twee te zamen het op twee na hoogste, enzovoort. Elk aspect heeft bijgevolg de overige in zich. Als het goddelijke de bron is van het geestelijke, dan moet enerzijds het goddelijke het geestelijke in zich dragen, anders kwam het er niet uit voort; maar anderzijds heeft het geestelijke het goddelijke in zich, omdat het eruit voortkomt.

Roos Vonk Vrije wil: kunnen we zelf sturen of regelt het onbewuste alles?
Wat u ook doet, onderzoeksresultaten suggereren dat de beslissing in uw brein allang genomen is voordat u denkt dat u een beslissing neemt. In een onderzoek moesten mensen bijvoorbeeld links of rechts een knop indrukken, en ze moesten het zeggen als ze gekozen hadden. Hersenactiviteit wees uit dat de beslissing al genomen was vóórdat de deelnemers het zeiden. Dus de volgorde was: 1) beslissing (hersenen), 2) bewustzijn van de beslissing en (3, maar vrijwel gelijktijdig) handeling. Omdat (1) onbewust is en (2) altijd samengaat met (3), líjkt het alsof we beslissen en daarop handelen. Maar de werkelijke bron van onze keuzes is onbewust. In feite is het leeuwedeel van wat we doen onbewust. 95%, zeggen deskundigen, maar die schatting is gebaseerd op een grapje van John Bargh, de autoriteit op dit gebied. Toen men hem op een congres vroeg hoeveel procent van wat we doen, denken en voelen onbewust is, zei hij 94,8 %. Daar bedoelde hij mee dat we geen idee hebben. Maar dat het veel is, dat staat wel vast.

Met de systeembenadering (cybernetica) is het mogelijk de wet van actie en reactie, van zaaien en oogsten, ‘Invoer en Uitvoer’ te illustreren. Het brengt de 4e dimensie tijd in beeld.

De systeembenadering kent een hiërarchische systeemstructuur. Elk systeem kan worden opgesplitst in subsystemen, subsubsystemen etc. Het maakt het, net als de driehoek van Pythagoras, mogelijk een geheel en zijn onderdelen in samenhang te bestuderen en te interpreteren. De leer van de hiërarchieën komt top down naar voren, te beginnen met de doorsnede Ruimte, Materie en Tijd. Het 3e beginsel correspondeert met deze drie-eenheid.

Voor onderzoek is het van belang op welk aggregatieniveau, ‘sub(sub)systeem’ de aandacht wordt gericht.

De Geheime Leer Deel II, Stanza 3 Pogingen tot het scheppen van de mens (p. 87):
Er is in een zuivere geest op ons gebied geen vermogen tot scheppen en geen zelfbewustzijn, tenzij zijn al te homogene, volmaakte – want goddelijke – natuur om zo te zeggen wordt vermengd met en versterkt door een al gedifferentieerde essentie. Alleen de onderste lijn van de driehoek – die de eerste triade voorstelt die emaneert uit de universele MONADE – kan dit benodigde bewustzijn op het gebied van de gedifferentieerde Natuur verschaffen. Maar hoe konden deze zuivere emanaties, die volgens dit beginsel oorspronkelijk zelf onbewust (in onze zin) moeten zijn geweest, van enig nut zijn bij het verschaffen van het benodigde beginsel, omdat zij het zelf nauwelijks konden hebben bezeten? Het antwoord is moeilijk te begrijpen, tenzij men goed bekend is met de filosofische metafysica van een beginloze en eindeloze reeks van kosmische wedergeboorten, en doordrongen is van, en vertrouwd raakt met die onveranderlijke Natuurwet die EEUWIGE BEWEGING is, cyclisch en spiraalvormig, en dus zelfs bij haar schijnbare teruggang progressief. Het ene goddelijke beginsel, het naamloze DAT van de Veda’s, is het universele geheel, dat noch in zijn geestelijke aspecten en emanaties, noch in zijn stoffelijke atomen, ooit in ‘absolute rust’ kan zijn, behalve tijdens de ‘nachten’ van Brahma.

====

Vierde wijsheidssleutel (Regelkringen, Zelf-ontplooiing, Ether-paradigma, Steen der wijzen)

Shri Ramakrisjna Paramahamsa To see the world more clearly we may need to take off our glasses.

De 4e sleutel is de leer van svabhava (zelf-ontplooiing). Het betreft het principe van het unieke karakter van ieder wezen en klasse van wezens.
Zelfbewustzijn is de waarneming van wat er in iemands eigen geest omgaat, als het besef van het eigen bestaan.

De Geheime Leer Deel II, Stanza 1 Het begin van bewust leven (p. 35):
‘Elke wereld heeft haar moederster en zusterplaneet. Zo is de Aarde het geadopteerde kind en de jongere broer van Venus, maar haar bewoners hebben hun eigen aard . . . Alle bewuste voltooide wezens (volledig zevenvoudige mensen of hogere wezens) worden bij hun aanvang voorzien van vormen en organismen, geheel in harmonie met de aard en toestand van de sfeer die zij bewonen.’
‘De sferen van het Zijn of levenscentra, die afgezonderde kernen zijn die hun mensen en hun dieren voortbrengen, zijn talloos; niet één heeft ook maar enige gelijkenis met haar gezellin of met enige andere van haar eigen speciale nageslacht.’
‘Alle hebben een dubbele stoffelijke en geestelijke natuur.’ (Wet van zelfontplooiing)
‘De levenskernen zijn eeuwig en altijddurend; de kernen periodiek en eindig. De levenskernen maken deel uit van het absolute. Het zijn de schietgaten van die zwarte onneembare vesting, die voor altijd is verborgen voor de blik van de mens of zelfs de Dhyani. De kernen zijn het licht van de eeuwigheid, dat daaruit ontsnapt.’

Gottfried de Purucker, boek Grondslagen der Esoterische Wijsbegeerte, Deel II, hoofdstuk 46:
De verdeling in 7 en 3 is een natuurlijke verdeling. Er is een duidelijk onderscheid tussen de goddelijke werelden en de gemanifesteerde werelden, en deze verdeling in 7 en 3 laat dit zien.
Dit is een heel algemeen diagram, maar het toont wel hoe de tien element-beginselen functioneren: het goddelijke, het zuiver stoffelijke en het tussenliggende viertal. Maar om praktische redenen kunnen de tien beginselen van de mens, denk ik, het best worden verdeeld zoals in diagram hiernaast. Eerst komt natuurlijk de hoogste of goddelijke driehoek, een figuur die voor zichzelf spreekt. Vervolgens verdelen we het tussenliggende viertal in twee duaden. Bedenk alstublieft dat deze samengestelde tekening een symbolisch diagram is, dat uitsluitend wordt gebruikt om de zaak aanschouwelijk te maken. We hebben hier dus evenals eerst, bovenaan de goddelijke triade; dan de duade van de monade, ofwel âtma-buddhi. Dan de tweede of persoonlijke of astrale duade, manas en kâma. Vervolgens daaronder de omgekeerde driehoek, die slechts het voertuig, het lichaam, voorstelt – dat wil zeggen het sthûlasarîra en het lingasarîra en de prâna’s.

 

Tobbende binnenvetters, Elsevier 15 november 2003: In de visie van Kees van Lieshout, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de katholieke universiteit Nijmegen, wordt extraversie bepaald door de wijze waarop mensen worden geactiveerd. Er is een duidelijk verschil tussen introverte en extraverte types bij prikkels uit de omgeving. Van Lieshout brengt liever een ander onderscheid aan tussen overcontrolers, undercontrolers, en veerkrachtige individuen. De veerkrachtige houden het (gulden) midden tussen beide extremen. De biologische bepaaldheid van persoonlijke eigenschappen verklaart mede de verschillen tussen 'mannen en vrouwen' . Overcontrolers zijn relatief vaak vrouwen, undercontrolers relatief vaak mannen. De overcontrolers met hun introverte aanleg zullen zich overigens eerder bij een psychotherapeut melden dan hun tegenhangers. Undercontrolers hebben de neiging anderen als de oorzaak van problemen aan te wijzen. Zij gedragen zich in de ogen van hun medemens vaak ook nogal ongevoelig, bot, agressief, antisociaal. Overcontrolers zoeken het probleem eerder bij zichzelf. Zij zijn plichtsgetrouw, hechten veel waarde aan de verwachtingen van hun omgeving.

====

Vijfde wijsheidssleutel (5e Dimensie, De verborgen 5e Dimensie, 5D-concept, Kwintessens)

De grote transformatie:
Volgens Armstrong zijn we sinds de Renaissance een tweede spiltijd ingegaan. Haar keuze van de helden van die tijd is tekenend: Newton, Freud en Einstein. Mannen, die aan de basis liggen van de wetenschappelijke benadering van de wereld en de mens. Als er sprake is van een nieuwe spiltijd, dan heeft het dus te maken met de nieuwe kijk op de mens, die sinds de Renaissance in het Westen gemeengoed is geworden. En mijn helden daarbij zijn op de eerste plaats Descartes, Spinoza en Kantals filosofen, Darwin en Einstein als wetenschappers.
Tegen het einde van de spiltijd in India werd de Indische religie theistisch: de kale, aniconische religie van de veda’s en de wereldverzakers, die de rol van de goden zo drastisch had ingeperkt, maakte plaats voor de extravagantie van de hindoes met bont beschilderde tempels, kleurige optochten, populaire bedevaartplaatsen en verering van beeltenissen van een hele schare exotische godheden. Uit die tijd dateert de Bhagavad Gita, ‘het Lied van de Heer’, een dialoog tussen Arjuna, de grootste krijger, en zijn vriend Krisjna. Het getuigt van een nieuw religieus inzicht bezield door afkeer van geweld. Een tekst toegankelijk voor iedereen.

De 5e sleutel betreft het principe van voortschrijdende evolutie. De sleutel tot zelfbewust leven berust op het inzicht te beseffen dat beelden slechts ideeën zijn die zich in elkaar spiegelen en in feite een eenheid vormen. In het boek ‘De grote transformatie’ refereert Karen Amstrong aan de Spiltijd,
(Gert J. Peelen) artikel Het wezen van religie (Volkskrant 2 december 2005):
Want in De grote transformatie is de Spiltijd een eenmalig scharnierpunt in de geschiedenis van de mensheid, waarna een dimensie bleek toegevoegd aan het zelfbewustzijn, te weten die van het tragische besef van het menselijk tekort, het lijden daaraan, maar ook de ontdekking van transcendentie, het overstijgende dat te benoemen noch te bevatten, maar met wat moeite wel te ervaren is.

Roberto Assagioli, boek Psychosynthese (p. 29): Het persoonlijke zelf of ‘Ik’ (centrum, centraal punt in het ‘ei’ van Assagioli): Vanuit een bepaald gezichtspunt kan men dit verschil vergelijken met het verschil dat er bestaat tussen het witte, verlichte scherm, èn de verschillende beelden die erop geprojecteerd worden. …zij vereenzelvigen zichzelf met die opeenvolgende golvingen, met de steeds veranderende inhouden van hun bewustzijn (identificatie versus dis-identificatie).

H.P. Blavatsky: De Geheime Leer Deel I, (p. 69):
Niets is blijvend, behalve het ene verborgen absolute bestaan dat zich in zichzelf de noumena van alle werkelijkheden bevat. De bestaansvormen die tot ieder gebied van het zijn behoren, tot de hoogste Dhyan-Choan toe, hebben tot op zekere hoogte iets van schaduwen, die door een toverlantaarn op een kleurloos scherm worden geworpen; toch zijn alle dingen betrekkelijk reëel, want ook de waarnemer is een weerspiegeling, en de waargenomen dingen zijn daarom voor hem even werkelijk als hijzelf. De werkelijkheid die de dingen misschien bezitten, moet men erin zoeken vóór of nadat zij als een flits door de stoffelijke wereld zijn heengegaan; maar wij kunnen zo’n bestaan niet rechtstreeks waarnemen zolang wij waarnemingsinstrumenten hebben die slechts het stoffelijke bestaan binnen het bereik van ons bewustzijn brengen.
De Geheime Leer Deel I, hoofdstuk 16 Cyclische evolutie en karma (p. 715):
Kennis van karma geeft de overtuiging dat als
‘. . . de deugd wordt gekweld en de ondeugd zegeviert
De mensheid tot atheïsten wordt gemaakt’,
dat alleen zo is doordat die mensheid altijd haar ogen heeft gesloten voor de grote waarheid dat de mens zelf zijn eigen verlosser en zijn eigen vernietiger is; dat hij de hemel en de goden, de schikgodinnen en de voorzienigheid niet hoeft te beschuldigen van de schijnbare onrechtvaardigheid die te midden van de mensheid heerst.

Gottfried de Purucker, boek Grondslagen der Esoterische Wijsbegeerte, Deel I, hoofdstuk 3 (p. 37):
Niets is blijvend, behalve het ene verborgen absolute bestaan dat in zichzelf de noumena van alle werkelijkheden bevat. De bestaansvormen die tot ieder gebied van het zijn behoren, tot de hoogste Dhyan-Chohan toe, hebben tot op zekere hoogte iets van schaduwen, die door een toverlantaarn op een kleurloos scherm worden geworpen; toch zijn alle dingen betrekkelijk reëel, want ook de waarnemer is een weerspiegeling, en de waargenomen dingen zijn daarom voor hem even werkelijk als hijzelf. De werkelijkheid die de dingen misschien bezitten, moet men erin zoeken vóór of nadat zij als een flits door de stoffelijke wereld zijn heengegaan; maar wij kunnen zo’n bestaan niet rechtstreeks waarnemen zolang wij waarnemingsinstrumenten hebben die slechts het stoffelijke bestaan binnen het bereik van ons bewustzijn brengen.

G. de Purucker: Het vijfde juweel, is de leer van de evolutie. Deze esoterische leer is niet die van het transformisme, wat goed beschouwd de juiste naam is voor de materialistische leer van Darwin en van de Fransman Lamarck aan wie hij ongetwijfeld het denkbeeld ontleende. Het is eerder de theosofische gedachte van ontvouwing of ontwikkeling, een leer – met involutie als logisch gevolg – die door twee Sanskrietwoorden wordt weergegeven, waarvan het eerst pravritti is, dat de ‘ontplooiing’ betekent van de geestelijke entiteit in de stof, of van de andere kant gezien, van stoffelijke levens in geestelijke entiteiten; en het tweede is nivritti, dat de ‘inwikkeling’ van geestelijke entiteiten in de stof betekent, of van stoffelijke levens in geestelijke entiteiten.

Scott J. Osterhage: Het vijfde juweel, evolutie of het van binnenuit ontvouwen van latente kwaliteiten, ‘is de sleutel tot zelfbewust leven en bestaan, . . . want het doel, de methode en de werking van het universele bestaan is geheel gericht op de verheffing van het lagere tot het hogere. Dit grootse werk kan nooit worden volbracht door het ‘pad voor zichzelf’ . . . te volgen’ (op. cit.).

====

Zesde wijsheidssleutel (Zesde zintuig, Goed en Kwaad, Meta-leren, Symbool)

Het zesde juweel van wijsheid stelt dat dualiteit aan de basis van alle manifestatie ligt.
Krishna spreekt over de paren van tegenstelling in de Bhagavad Gita. Geest en materie zijn de twee polen van manifestatie. De wisselwerking tussen deze twee polen veroorzaakt alle vooruitgang en teruggang. Dit is een zeer diepzinnig onderwerp met vergaande filosofische implicaties.
We kunnen kiezen tussen zelfzuchtig handelen of onbaatzuchtige dienstverlening voor het welzijn van anderen. Zij die zelfzuchtig handelen beperkenhun bewustzijn tot een beperkt gebied van bestaan en ervaring. Zij die onbaatzuchtig werken voor het welzijn van het geheel breiden hun bewustzijn uit tot hogere, meer innerlijke, gebieden van bewustzijn. Dit zijn geleidelijke processen, uiteraard (hoewel enige versnelling mogelijk is door gerichte werkzaamheid!).
In het Boeddhisme is er een lering over het pad van mededogen. Zij die werken voor het welzijn van anderen en geen gevoelens van afgescheidenheid van anderen kennen (de grootste zonde in het Boeddhisme) betreden dit pad (niet voor zichzelf in de eerste plaats, maar om anderen beter te kunnen leren zichzelf te helpen). Zij weigeren zelfs de uiteindelijke bevrijding uit deze wereld (verzaken Nirvana) omdat zij dit niet wensen zolang als anderen nog lijden. Zij verlaten de arme mensheid niet , de grote wees, die zijn ouder [het Zelf] niet kent.
Dit is de meest verheven ethiek die ooit in de gehele geschiedenis van de mensheid onderwezen is!

Gottfried de Purucker, boek Grondslagen der Esoterische Wijsbegeerte, Deel I, Hoofdstuk 4: In ieder ‘mens’ van de ontelbare menigten zelfbewuste wezens die tot deze kosmos of dit heelal behoren, komen twee naturen samen, respectievelijk omhoog en omlaag gericht: één ervan is een geestelijke straal die hem met het meest goddelijke verbindt en zich vandaar in alle richtingen naar omhoog uitstrekt en voor hem in elk opzicht de schakel is met het onuitsprekelijke, het grenzeloze, dat daarom de kern, de essentie van zijn wezen is.
Hoofdstuk 15: Goed en kwaad ontstaan uit de tegenstrijdige werking van de multimyriaden willen in de verschijningswereld. Het goede is relatief; er is geen absoluut goed. Het kwade is relatief; er is geen absoluut kwaad. Beide zijn evenwel relatieve begrippen. ..etc. Zij contrasteren met elkaar. Deze beide groepen representeren twee fundamentele Paden in de Natuur, het ene het Pad der Rechter -, het andere dat der Linkerhand en worden aldus in het Oude Occultisme genoemd. Het ‘Pad der Linkerhand’ is Pratyeka-Yâna; en wij kunnen Pratyeka in dit verband door de omschrijving ‘ieder voor zich’ vertalen. Het ‘Pad der Rechterhand’ is Amrita-Yâna; dat het Onsterfelijk Voertuig of Pad der Onsterfelijkheid wordt genoemd. Het ene, het eerstgenoemde, is het pad der persoonlijkheid; het andere het laatstgenoemde, is het pad der individualiteit; het ene is het pad der stof, het andere is het pad van de geest; het ene leidt naar beneden; het andere Pad verliest zich in de onuitsprekelijke glorie van het bewuste onsterfelijke in de ‘eeuwigheid’. Dit nu zijn de twee groepen van wezens, die de beide zijden der Natuur vertegenwoordigen, en de conflicten en tegenstellingen van deze beide zijden der Natuur, tezamen met de strijd van wil tegen wil van de scharen wezens in het gemanifesteerde bestaan, veroorzaken het zogenaamde kwaad in de wereld, dat uit de zelfzuchtige werkzaamheid van de lagere of minder ontwikkelde of geëvolueerde wezens ontstaat.
Hoofdstuk 16: Het zesde juweel is de leer die eveneens door twee samengestelde woorden met een tegengestelde betekenis tot uitdrukking wordt gebracht: het eerste is amritayâna, een Sanskriet woord dat ‘onsterfelijkheidsvoertuig’ of ‘wagen of drager, of beter, pad van onsterfelijkheid’ betekent en betrekking heeft op de individuele mens; het andere is pratyekayâna, een Sanskrietwoord met de betekenis van (in eigen woorden weergegeven) het ‘pad van ieder voor zich’. Het is onmogelijk deze laatste samenstelling met een enkel woord te vertalen. Zowel het denkbeeld als het woord bestaan bij ons niet. Het kan misschien worden benaderd door de theosofische gedachte die in het woord persoonlijkheid ligt besloten. Het mysterieuze verband tussen individualiteit en persoonlijkheid komt in deze beide samengestelde woorden of technische termen tot uitdrukking, en daarop berust een hele leer of onderdeel van de prachtige filosofie van het occultisme, de esoterische leer.
Het pad der linkerhand loopt uiteindelijk dood. In plaats van evolutie leidt het tot degeneratie.

Waar gaan we voor, waardoor laten we ons bezielen, het hogere of het lagere? Dualisme is de tweeheidsleer van tegenover of onafhankelijk naast elkaar staande beginselen, ter verklaring van een gegeven werkelijkheid hemel/aarde, lichaam/geest, buitenwerel/binnenwereld, God/mens, leerling/meester, goed/kwaad, ziek/gezond, leven/dood. Het menselijk verstand begrijpt de dingen slechts door contrast. Kortom, het dualisme is een kunstmatig door het denken aangebrachte scheiding die in feite dus niet staat.

====

Zevende wijsheidssleutel (Goddelijke wijsheid, 'Zeven zintuigen' en 'Ken uzelve')

H.P. Blavatsky Geheime Leer Deel I Theosofische misvattingen (p. 198):
Van de vier vidya’s – die behoren tot de in de Purana’s genoemde zeven takken van kennis – namelijk ‘yajna-vidya’ (het uitvoeren van religieuze riten om bepaalde gevolgen teweeg te brengen); ‘maha-vidya’, de grote (magische) kennis, die nu is ontaard in tantrika-eredienst; ‘guhya-vidya’, de wetenschap van de mantra’s en hun juiste ritme of manier van zingen, van mystieke bezweringen, enz. – kan alleen de laatste, ‘atma-vidya’ of de ware geestelijke en goddelijke wijsheid, een absoluut en definitief licht werpen op de leringen van de eerstgenoemde drie. Zonder de hulp van atma-vidya blijven de andere drie niet meer dan oppervlakkige wetenschappen, meetkundige grootheden die lengte en breedte hebben, maar geen dikte. Ze zijn als de ziel, de ledematen en het verstand van een slapend mens: in staat tot werktuiglijke bewegingen, tot verwarde dromen en zelfs tot slaapwandelen, en tot het teweegbrengen van zichtbare gevolgen, maar gestimuleerd door instinctmatige en niet door verstandelijke oorzaken, en allerminst door volkomen bewuste geestelijke impulsen. Uit de eerstgenoemde drie wetenschappen kan veel worden bekend gemaakt en verklaard. Maar tenzij atma-vidya de sleutel tot hun leringen verschaft, zullen ze altijd blijven als de stukken van een verscheurd leerboek, als de schaduwen van grote waarheden, die door de meest geestelijk ingestelden vaag worden onderscheiden, maar die uit elk verband worden gerukt door degenen die iedere schaduw aan de muur zouden willen spijkeren.

H.P. Blavatsky De zeven dhyanis in de gupta vidya

G. de Purucker: Het zevende juweel, wordt âtma vidyâ genoemd, dat letterlijk ‘kennis van het zelf’ betekent. Deze samenstelling is slechts een woord zoals de andere, maar ze belichaamt en verhult een leer die inderdaad verheven is.

Het 7e juweel gaat over het kennen van de bron, essentie ('quinta essentia', de kwintessens), kern van al het leven.
Wat is de oorsprong van alle dingen? Hoe wordt de Ene Essentie het vele, het gedifferentieerde leven? Deze vragen zijn fundamenteel in de filosofie. Ze betreffen de bron van alle manifestaties. Is het mogelijk om de oorsprong van het leven te kennen?
Ja, antwoordt de theosofie. In het hart of de kern van ieder wezen is universeel leven werkzaam. 'Gij zijt Dat', zeggen de Upanishads (heilige geschriften van India).
Ieder menselijk wezen kan deze goddelijke vonk binnenin ontdekken door hogere aspekten van het bewustzijn te ontwikkelen. Dit zal resulteren in een realisatie van de verbondenheid van alle wezens. Deze realizatie kan 'verlichting' genoemd worden en is een stapsgewijs, geleidelijk proces (progressieve evolutie) . Door het pad van mededogen te gaan, niet voor zichzelf in de eerste plaats maar voor het geheel, zal men de kern of de essentie van alles ontdekken. Hoeveel incarnaties dit duurt is niet zo belangrijk.
We moeten leren in het hier en nu te leven en te doen wat ons gezonde verstand ons ingeeft. Geleidelijk zal ons onderscheidingsvermogen scherper worden en zullen we beter gaan (in)zien waar het om gaat in het leven.
Een synthese van religie, wetenschap en filosofie in éen systeem is in principe mogelijk en theosofie geeft daar een brede schets van.
Wel is het noodzakelijk hiervoor dat wetenschap bewustzijn als een fundamentele factor, de stuwende kracht achter de manifestatie, opneemt in haar paradigma. Anders zal de wetenschap tekort schieten in haar meest wezenlijke taak: ons helpen begrijpen hoe de natuur werkelijk werkt en zodoende ons motiveren om een gezond leven te leiden, gebaseerd op feiten in de natuur en niet op hersenschimmen.
Theosofie kan een hulp zijn bij het formuleren van een nieuw paradigma voor de diverse wetenschappen!

H.P. Blavatsky: De Geheime Leer Deel I, Stanza 5 Fohat: het kind van zevenvoudige hiërarchieën (p. 141):
Tegelijk met de ontwikkeling van het universele denkvermogen manifesteert zich de verborgen wijsheid van Adi-Boeddha – de ene opperste en eeuwige – als Avalokiteshvara (of gemanifesteerde Isvara), die de Osiris van de Egyptenaren, de Ahura-Mazda van de Zoroastriërs, de hemelse mens van de Hermetische filosofen, de logos van de platonici en de atman van de aanhangers van de Vedanta is.
160: Vandaar de allegorie. De lipika’s scheiden de wereld (of het gebied) van de zuivere geest van die van de stof. Zij die ‘afdalen en opklimmen’ – de incarnerende monaden en de mensen die streven naar loutering en die ‘opstijgen’, maar het doel nog niet geheel hebben bereikt – kunnen de ‘cirkel van het verder niet’ pas overschrijden op de dag ‘wees-met-ons’; op de dag waarop de mens zich bevrijdt van de boeien van de onwetendheid en volledig de niet-afgescheidenheid inziet van het ego binnen zijn persoonlijkheid – die hij ten onrechte als zijn eigendom beschouwt – van het UNIVERSELE EGO (anima supra-mundi) en daardoor opgaat in de Ene Essentie om niet alleen één ‘met ons’ te worden (de gemanifesteerde universele levens, die ‘EEN’ LEVEN zijn), maar juist dat leven zelf.
162: Vergelijk dit esoterische leerstuk met de gnostische leer uit de ‘Pistis-Sophia’ (kenniswijsheid); in deze verhandeling ziet men Sophia Achamoth die op weg naar het opperste licht is verdwaald in de wateren van de chaos (de stof), en Christos die haar bevrijdt en op het goede pad helpt. Let wel, bij de gnostici betekende ‘Christos’ het onpersoonlijke beginsel, de atman van het Heelal en de atma in de ziel van elk mens – niet Jezus, hoewel in de oude Koptische handschriften in het British Museum ‘Christos’ bijna altijd wordt vervangen door ‘Jezus’.
De Geheime Leer Deel I, Theosofische misvattingen (p. 198):
Van de vier vidya’s – die behoren tot de in de Purana’s genoemde zeven takken van kennis – namelijk ‘yajna-vidya’ (het uitvoeren van religieuze riten om bepaalde gevolgen teweeg te brengen); ‘maha-vidya’, de grote (magische) kennis, die nu is ontaard in tantrika-eredienst; ‘guhya-vidya’, de wetenschap van de mantra’s en hun juiste ritme of manier van zingen, van mystieke bezweringen, enz. – kan alleen de laatste, ‘atma-vidya’ of de ware geestelijke en goddelijke wijsheid, een absoluut en definitief licht werpen op de leringen van de eerstgenoemde drie. Zonder de hulp van atma-vidya blijven de andere drie niet meer dan oppervlakkige wetenschappen, meetkundige grootheden die lengte en breedte hebben, maar geen dikte. Ze zijn als de ziel, de ledematen en het verstand van een slapend mens: in staat tot werktuiglijke bewegingen, tot verwarde dromen en zelfs tot slaapwandelen, en tot het teweegbrengen van zichtbare gevolgen, maar gestimuleerd door instinctmatige en niet door verstandelijke oorzaken, en allerminst door volkomen bewuste geestelijke impulsen. Uit de eerstgenoemde drie wetenschappen kan veel worden bekend gemaakt en verklaard. Maar tenzij atma-vidya de sleutel tot hun leringen verschaft, zullen ze altijd blijven als de stukken van een verscheurd leerboek, als de schaduwen van grote waarheden, die door de meest geestelijk ingestelden vaag worden onderscheiden, maar die uit elk verband worden gerukt door degenen die iedere schaduw aan de muur zouden willen spijkeren.
Deel I, Samenvatting (p. 303):
Maar door zijn lagere persoonlijkheid te bedwingen en daardoor te komen tot de volledige kennis van het niet afgescheiden zijn van zijn hogere ZELF van het ene absolute ZELF, kan de mens zelfs tijdens zijn aardse leven ‘een van ons’ worden. Zo wordt de mens door het eten van de vrucht van de kennis, die de onwetendheid verdrijft, als een van de Elohim of van de Dhyani’s; en eenmaal op hun gebied gekomen, moet de geest van saamhorigheid en van volmaakte harmonie, die in iedere hiërarchie heerst, zich over hem gaan uitstrekken en hem in ieder opzicht beschermen.

Gottfried de Purucker, boek Grondslagen der Esoterische Wijsbegeerte, Deel II, Hoofdstuk 48: Gnw'qi seautovn, zeiden de Grieken: ‘Ken uzelf’, een gebod dat boven de tempel van Apollo in Delphi stond gegrift; deze opdracht bevat in twee woorden het hele geheim van inwijding en van de inwijdingen, omdat dit het pad omvat dat het zich uitbreidende bewustzijn in zijn groei volgt: ken uzelf.

Wim van den Dungen Kennis & Minne-Mystiek: De manier waarop Beatrijs van Nazareth (1200 – 1268) met 'de minne' omgaat leert ons iets over deze relatie (structuur & dynamiek). De 'Boom van het Leven' (Etz ha-Chayim) is het model van het spiritueel groeiproces vervat in het Oude Testament. Het omvat een 7-tal graden. De hoogste graad (de zevende) verleent toegang tot de directe ervaring van de Drieëenheid tussen 'Atiqa', de Oude, de Kroon of "oer-eenheid" (Kether of 1), 'Abba', de Hemelse Vader, de Wijsheid of "intuïtie" (Chockmah of 2) & 'Aima', de Hemelse Moeder, het Begrip of "cosmisch intellect" (Binah of 3). Dit geeft in totaal 10 graden.

Welke waarden en normen staan centraal?

<< vorige || volgende >>

Categorie: Artikelen | Rapport | Auteur: Harry Nijhof


Deze pagina werd sedert 16 dec. 2007 keer bekeken.